Operationele en financiële gang van zaken
Bijzondere waardevermindering van activa
Ahold Jaarverslag 2004
van het nakomen van de betrokken verplichtingen, wat in
veel gevallen betekent dat wij een schatting moeten maken
van het volume van de inkoop in een bepaalde periode. In
de tweede plaats moeten wij een schatting maken van de
hoeveelheid van het betrokken product dat is verkocht aan
afnemers en de hoeveelheid die op balansdatum in voor
raad is, en vervolgens de bijdrage toewijzen aan de kostprijs
van de omzet of aan de voorraad. We maken deze schatting
op basis van de omloopsnelheid van de voorraad en wijzen
een deel van de betreffende leveranciersbijdrage toe aan de
eindvoorraad tot het moment dat het product naar verwach
ting wordt verkocht aan onze afnemers.
De opgenomen bedragen aan leveranciersbijdragen blijven
onderhevig aan schattingen die kunnen afwijken van de
werkelijke uitkomsten.
We beoordelen onze regelingen met betrekking tot leveran-
ciersbijdragen regelmatig om te bepalen of het waarschijn
lijk is dat de relevante hoeveelheden worden gehaald, en
doen dit op basis van werkelijke verkoop- en inkoopniveaus
tot aan dat betreffende moment en de verwachte verkoop-
of inkoopniveaus voor de rest van het jaar. Voor een uitge
breide bespreking van de boekhoudkundige verwerking van
leveranciersbijdragen zie de Toelichting op de geconsoli
deerde jaarrekening in dit verslag onder 2.
Wij beoordelen onze vaste activa met een bepaalde levens
duur op bijzondere waardevermindering indien zich gebeur
tenissen of veranderingen in de omstandigheden voordoen
die aanwijzingen geven dat de boekwaarde van de activa
mogelijk niet realiseerbaar is.
Bij de beoordeling van onze vaste activa met een bepaalde
levensduur vergelijken we volgens NL GAAP de boekwaarde
van een actief met het realiseerbare bedrag, dat is gedefini
eerd als de hoogste van hetzij de netto-opbrengstwaarde,
hetzij de contante waarde van de geschatte toekomstige
kasstromen die wij verwachten uit het gebruik van het actief
plus de opbrengst van de uiteindelijke verkoop. Volgens US
GAAP bepalen wij de realiseerbaarheid van activa door een
vergelijking van de boekwaarde van een actief met de som
van de geschatte niet contant gemaakte toekomstige kas
stromen die wij verwachten uit het gebruik van het actief
plus de opbrengst van de uiteindelijke verkoop daarvan.
Indien de boekwaarde hoger is dan de niet contant
gemaakte kasstromen, wordt de bijzondere waardevermin
dering berekend op basis van de contant gemaakte kasstro
men. Wij groeperen voor deze analyse vaste activa op het
laagste niveau van de identificeerbare kasstromen. Indien
wij van oordeel zijn dat activa een bijzondere waardever
mindering hebben ondergaan, wordt het bijzondere waar-
deverminderingsverlies volgens NL GAAP en US GAAP
bepaald op het bedrag waarmee de boekwaarde van de
activa de netto-opbrengstwaarde van de activa overtreft. Wij
brengen deze ten laste van het bedrijfsresultaat. Eén van de
belangrijkste schattingen die wij maken bij de bepaling van
de contante waarde van de toekomstige nettokasstromen
betreft de vaststelling van de juiste disconteringsvoet voor
toekomstige nettokasstromen en de schatting van die
toekomstige kasstromen.
Bij de beoordeling van goodwill en andere immateriële
activa toetsen wij volgens NL GAAP de goodwill en immate
riële activa op bijzondere waardevermindering indien
gebeurtenissen of veranderingen in omstandigheden
hierom vragen. Volgens US GAAP beoordelen wij tenminste
jaarlijks of er een bijzondere waardevermindering in good
will en immateriële activa is opgetreden door middel van
een proces dat bestaat uit twee stappen. De eerste stap is
vaststelling van een eventuele bijzondere waardeverminde
ring van goodwill. Dit gebeurt door middel van een
vergelijking van een schatting van de realiseerbare waarde
van onze rapportage-eenheden met hun boekwaarde, inclu
sief goodwill. Wij gebruiken de contante waarde van ver
wachte toekomstige kasstromen om de reële waarde van
onze rapportage-eenheden vast te stellen. Wij nemen een
bijzondere waardevermindering op indien de geschatte
reële waarde lager is dan de boekwaarde. Indien de boek
waarde de reële waarde overtreft, vereist US GAAP dat een
tweede stap wordt uitgevoerd: een vergelijking van de impli
ciete reële waarde van de goodwill van de betreffende rap
portage-eenheid met de boekwaarde van de goodwill, ter
bepaling van het bedrag van het verlies uit hoofde van bij
zondere waardevermindering. Wij bepalen de impliciete
reële waarde van goodwill door middel van toerekening van
de reële waarde van de rapportage-eenheid aan alle activa
en verplichtingen van deze eenheid op een manier die ver
gelijkbaar is met de manier die wij gebruiken voor de toere
kening van de aanschaffingsprijs voor een nieuw
overgenomen entiteit. De na deze toerekening resterende
reële waarde is de impliciete reële waarde van de goodwill
van de rapportage-eenheid.
Zoals hiervoor uiteengezet, wanneer wij vaste en immateri
ële activa, waaronder goodwill, beoordelen, moeten wij een
schatting maken van de contant gemaakte toekomstige
nettokasstromen. Bij de schatting van de contante waarde
van de verwachte kasstromen maakt het management
belangrijke schattingen. Dit betreft de vaststelling van de
juiste disconteringsvoet, de verwachte groei in verkopen,
het bedrijfsresultaat als percentage van de verkopen, het
geschatte bedrag aan investeringen en desinvesteringen en,
wanneer de tweede stap van de test ter bepaling van een
bijzondere waardevermindering van immateriële activa