Noorse arbitrage Horn en Braziunas
overgedragen huurovereenkomsten, per 1 mei 1992 een raamovereenkomst (Master Agreement and Guaranty) gesloten (de
raamovereenkomst). De raamovereenkomst heeft betrekking op 18 huurovereenkomsten ingevolge waarvan Vornado optreedt
als de verhuurder.
Uit hoofde van de reorganisatie bij Bradlees naar aanleiding van het faillissement in 1995 heeft Bradlees een aantal huurover
eenkomsten overgenomen, waaronder overeenkomsten die Stop Shop aan Bradlees had overgedragen in verband met de
bovengenoemde afsplitsing en huurovereenkomsten ingevolge de raamovereenkomst. Op 25 december 2000 vroeg Bradlees
faillissement aan en bescherming om de handelsactiviteiten af te bouwen en de activa te liquideren. In het kader van dat faillis
sement hebben Stop Shop en Bradlees een overeenkomst voor de desinvestering van alle 114 huurovereenkomsten gesloten
(de cessie-overeenkomst), waaronder die overeenkomsten waarvoor Stop Shop mogelijk aansprakelijk zou kunnen zijn
ingevolge de raamovereenkomst of anderszins. Het afstoten van alle desbetreffende huurovereenkomsten werd in 2001 voltooid.
Ingevolge de raamovereenkomst, de cessie-overeenkomst en/of bepaalde rechtsbeginselen zou Stop Shop onder bepaalde
omstandigheden nog steeds aansprakelijk kunnen worden gesteld voor een aantal verplichtingen uit hoofde van de 114 huur
overeenkomsten.
Op 25 november 2002 heeft Vornado Stop Shop schriftelijk aangemaand voor de betaling van bepaalde huurverhogingen die
ingevolge de raamovereenkomst verschuldigd zouden zijn ten aanzien van bepaalde vastgoed objecten. Stop Shop bestrijdt dat
het deze bedragen schuldig zou zijn en heeft op 31 december 2002 een rechtszaak aanhangig gemaakt bij de Amerikaanse
rechtbank van het Southern District of New York. In deze zaak eist Stop Shop dat zij niet verplicht wordt gehouden de door
Vornado geëiste huurverhogingen te betalen. Stop Shop heeft een verzoek ingediend om deze zaak te laten behandelen door
het New York State Court. Op 23 mei 2003 spande Vornado een kort geding aan. Op 11 juni 2003 heeft Stop Shop een ver
weerschrift ingediend tegen het verzoek van Vornado om een uitspraak in kort geding en heeft zij de kortgedingrechter gevraagd
uitspraak te doen ten gunste van Stop Shop. Door middel van een brief d.d. 25 juni 2003, en het daarop volgende gerechtelijke
bevel, werd de zaak aangehouden totdat er een besluit was genomen over het verzoek tot interpretatie van Vornado (zie hieronder).
In antwoord op de rechtszaak die Stop Shop op 10 april 2003 aanhangig heeft gemaakt, heeft Vornado een verzoek ingediend
met betrekking tot het faillissement van Bradlees, waarin het verzoekt om een interpretatie van bepaalde rechterlijke vonnissen
die, naar de mening van Vornado, het geschil tussen Stop Shop en Vornado over de raamovereenkomst zou kunnen oplossen.
Vornado beweert in het verzoek dat de waarde van de huurverhogingen 'tientallen miljoenen dollars' bedraagt, bestaande uit
USD 5 per jaar tot en met 31 januari 2012, en, indien bepaalde opties tot verlenging worden uitgeoefend, USD 6 per jaar na
2012 tot en met het vervallen van de laatste huurovereenkomst die onder de raamovereenkomst valt. Volgens Vornado zou de
raamovereenkomst verlengd kunnen worden tot 2031 afhankelijk van de uitoefening van de opties tot verlenging. Stop Shop
heeft een verweerschrift ingediend tegen het verzoek. Na een mislukte bemiddelingspoging tussen Stop Shop en Vornado wees
de faillissementsrechtbank Vornado's verzoek tot interpretatie af en werd het tegenverzoek van Stop Shop tot onthouding
('abstention') toegekend. Vornado ging hiertegen in beroep bij de Amerikaanse arrondissementsrechtbank van het Southern
District of New York. Op 19 januari 2005 bevestigde deze rechtbank de afwijzing van Vornado's verzoek tot interpretatie door de
faillissementsrechtbank en werd Stop Shop's verzoek tot terugverwijzing toegewezen. De arrondissementsrechtbank deed geen
uitspraak in de kortgedingverzoeken. Op 31 januari 2005 diende Vornado een verzoek in tot een nieuwe behandeling teneinde de
bekrachtiging door de arrondissementsrechtbank van het rechterlijke besluit van de faillissementsrechtbank inzake het verzoek
tot interpretatie te wijzigen in een nietigverklaring van dit besluit. De arrondissementsrechtbank heeft over deze motie nog geen
uitspraak gedaan.
Op 21 februari 2003 hebben Sverre Horn en Gediminias Braziunas (gezamenlijk: Hom c.s.) een arbitrageprocedure aangespannen
tegen ICA Norge AS (voorheen: Hakon Gruppen AS) en ICA Baltic AB (hierna gezamenlijk: ICA Norge). Hom c.s. beweerden dat
ICA Norge contractbreuk zou hebben gepleegd met betrekking tot de verlening van bepaalde diensten aan ICA Norge in verband
met vastgoedprojecten in Litouwen tegen een vergoeding op basis van een percentage van de totale projectkosten. Het totale
bedrag van de claim was NOK 445 (circa EUR 55). De arbitrage-uitspraak is gedaan op 24 november 2004 en bestond uit een
afwijzing van alle claims van Hom c.s. ICA Norge werd een volledige vergoeding toegekend in overeenstemming met hun claims.
De inning van de vergoeding voor en namens ICA Norge is gestart.