185
Toelichting 30
Ahold Jaarverslag 2004
(Wet ERISA). De effectenclaim en de ERISA-claim zijn gevoegd en worden gezamenlijk behandeld door de federale rechtbank
van het District of Maryland.
De effectenclaim
Op 17 februari 2004 hebben de belangrijkste eisende partijen in de effectenclaim de gevoegde gewijzigde aanklacht ingediend.
In de effectenclaim worden Ahold en een aantal van haar (voormalige) managers, bestuurders, medewerkers, accountants en
leden van het emissiesyndicaat ('underwriters') ervan beschuldigd inbreuk te hebben gemaakt op de artikelen 20(a) en 10(b)
van de Amerikaanse Securities Exchange Act 1934 (hierna: de Exchange Act), zoals gewijzigd, en regel 10b-5 die in die artikelen
wordt afgekondigd, en op de artikelen 11, 12(a)(2) en 15 van de Amerikaanse Securities Act 1933 (hierna: de Securities Act),
zoals gewijzigd. Op grond van de contractuele relaties met de banken die fungeerden als leden van het emissiesyndicaat bij een
aantal effectenemissies, zou Ahold verplicht kunnen worden deze banken schadeloos te stellen voor bepaalde juridische kosten
en eventuele veroordelingen. De gevoegde gewijzigde claim gaat niet in op de geëiste schadevergoeding, maar de eisers beweren
dat de groep ('class') miljarden dollars schade heeft geleden. De omvang van de class is momenteel onbekend aangezien deze
niet officieel is vastgesteld.
Op 14 mei 2004 is Ahold ertoe overgegaan om een aantal gedaagden en een aantal aanklachten van de hand te wijzen en om
bepaalde beschuldigingen van de gezamenlijke gevoegde aanklacht te weerleggen. Een aantal andere gedaagden heeft de com
plete aanklacht van de effectenclaim aangevochten. Op 21 december 2004 besloot de rechtbank de verzoeken niet ontvankelijk
te verklaren. De rechtbank verwierp de klacht tegen Ahold U.S.A., Ahold U.S.A. Holdings, Inc. en Aholds accountants en leden
van het emissiesyndicaat (met de mogelijkheid bepaalde claims tegen de leden van het emissiesyndicaat ('underwriters') opnieuw te
bepleiten) en een aantal huidige en voormalige bestuurders en andere functionarissen van Ahold. De rechtbank verwierp boven
dien de effectenclaims (met de mogelijkheid de claims ingevolge artikel 12(a)(2) tegen Ahold opnieuw te bepleiten) en alie claims
daterend vóór 30 juli 1999 tegen alle gedaagden. De resterende claims zijn de claims ingevolge artikel 10(b) en regel 10b-5
tegen Ahold en U.S. Foodservice. De effectenclaim bevindt zich momenteel in de fase van inzage van de stukken en zal naar
verwachting begin 2007 tot een openbare behandeling komen. Op dit moment is het onmogelijk om de omvang van de mogelijke
kosten voor Ahold te bepalen als gevolg van de effectenclaim, maar indien de zaak voor het gerecht komt of indien Ahold tot
schikking zou overgaan, zou met een negatieve uitkomst van de rechtszaak of de schikking waarschijnlijk een bedrag van
materiële omvang gemoeid zijn.
De ERISA-claim
Op 18 februari 2004 hebben de belangrijkste eisende partijen in de ERISA-claim de gevoegde gewijzigde aanklacht ingediend.
Volgens de ERISA-claim worden Ahold U.S.A. en U.S. Foodservice ervan beschuldigd met betrekking tot de 401(k)-regelingen in
strijd te hebben gehandeld met de Wet ERISA. In de ERISA-claim streven de eisers naar een declaratoir vonnis waarin de recht
bank uitspreekt dat de gedaagden hun fiduciaire plichten niet zijn nagekomen en geen recht hebben op bescherming ingevolge
artikel 404(c)(1)(B) Wet ERISA; tevens streven de eisers naar een gerechtelijk besluit dat de gedaagden verbiedt hun fiduciaire
plichten ingevolge Wet ERISA nog verder te schenden, verhaal van alle geleden schade en winstderving met betrekking tot de
ERISA-regelingen, een schadevergoeding, toewijzing van de verhaalde schade aan de beleggers in Ahold naar rato van de aan
de daling van de beurskoers toe te rekenen verliezen, vergoeding van de (juridische) kosten, de instelling van een trust ter hoogte
van de onrechtmatige verrijking en de overige rechterlijke en billijke voorzieningen die nodig mochten zijn om de vermeende
tekortkomingen te herstellen. Ahold heeft op 14 mei 2004 een verzoek ingediend om gevrijwaard te worden van de gevoegde
gewijzigde aanklacht. Dit verzoek is nog niet volledig bepleit en besproken.
Het Amerikaanse Ministerie van Justitie
Het Amerikaanse Ministerie van Justitie heeft een strafrechtelijk onderzoek ingesteld, gericht op mogelijke strafrechtelijke feiten
gepleegd door Ahold en een aantal van de (voormalige) bestuurders, leden van het management en medewerkers in verband
met de gebeurtenissen die hebben geleid tot de bekendmakingen op 24 februari en andere financieel-administratieve kwesties.
Dit onderzoek wordt geleid door de openbare aanklager van het Southern District of New York (hierna: de Amerikaanse openbare
aanklager). In het kader van dat onderzoek, een zogenaamde 'grand jury'-procedure, gedateerd 3 maart 2003, is Ahold gedag
vaard door de federale 'grand jury' van de arrondissementsrechtbank van het Southern District of New York.
Op 27 juli 2004 diende het Amerikaanse Openbaar Ministerie tegen de heren Michael J. Resnick, Mark P. Kaiser, Timothy J. Lee
en William F. Carter (voormalige directeuren van U.S. Foodservice) aanklachten in wegens effectenfraude en overige zaken. De
heer Lee werd door het Amerikaanse Openbaar Ministerie eveneens aangeklaagd wegens effectenhandel met voorkennis en het