146 Jaarrekening - Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening Toelichting 9 9 Bijzondere last als gevolg van garanties met betrekking tot een verbonden partij Ahold Jaarverslag 2004 Ahold verwierf in januari 1998 een 50%-belang in DAIH van VRH, een dochtermaatschappij van Velox Group, voor USD 368 (EUR 408). Ahold verstrekte een lening van USD 100 aan VRH (hierna: de USD 100-lening), waarbij een onderpand werd ver kregen in de vorm van 500 door VRH gehouden aandelen in het kapitaal van DAIH. Conform de voorwaarden van een verkoop overeenkomst (hierna: de verkoopovereenkomst) werd de lening verkocht aan institutionele beleggers. Vervolgens verkreeg VRH aanvullende leningen van diverse financiële instellingen (hierna: de kredietverstrekkers), met een totale waarde van USD 348. De bankleningen (hierna: de leningen tegen onderpand) werden ook gedekt door een onderpand van 1.616 door VRH gehouden aandelen in het kapitaal van DAIH. Op 5 maart 2002 verstrekte Ahold een ongedekte lening van USD 5 (hierna: de lening van USD 5) aan VRH. De verslechterde politieke en economische situatie in Argentinië in 2002 leidde tot het in gebreke blijven van Velox Group. Op 16 juli 2002 ontving Ahold een ingebrekestelling, die nieuwe wanbetalingen tot gevolg had met betrekking tot alle leningen tegen onderpand en de verkoopovereenkomst. Daarna oefende iedere kredietverstrekker zijn recht uit om te eisen dat Ahold de aan delen in DAIH zou kopen die waren verpand tot zekerheid voor de verplichtingen van VRH met betrekking tot de relevante lening tegen onderpand. Ahold was conform haar overeenkomsten met de kredietverstrekkers verplicht 1.501 aandelen in het kapitaal van DAIH te kopen voor USD 338 (EUR 341), hetgeen de kredietverstrekkers voldoende middelen verschafte om de verplichtingen van VRH uit hoofde van de leningen tegen onderpand te voldoen. De institutionele beleggers oefenden overeenkomstig de verkoopovereenkomst hun recht uit om hun aanspraken uit hoofde van de lening van USD 100 over te dragen aan Ahold. Als gevolg hiervan betaalde Ahold de institutionele beleggers USD 110 (EUR 111), bestaande uit de uitstaande hoofdsom van de lening van USD 100 en de rente daarover, plus de vereiste betaling voor contractbreuk. De 500 aandelen in het kapitaal van DAIH die als onderpand dienden voor de lening van USD 100 werden over gedragen aan Ahold. Ahold kocht de 500 aandelen in het kapitaal van DAIH tegen een prijs van USD 40.000 per aandeel, waarbij de verkoopprijs werd verrekend met door VRH aan Ahold verschuldigde bedragen in verband met de lening van USD 100. Ahold kocht van VRH de resterende 115 aandelen in het kapitaal van DAIH uit de verpandingen voor de leningen tegen onderpand ook voor USD 40.000 per aandeel, waarbij de verkoopprijs werd verrekend met de resterende bedragen die VRH verschuldigd was aan Ahold uit hoofde van de lening van USD 100. In verband met de hierboven omschreven transacties betaalde Ahold de kredietverstrekkers en de institutionele beleggers een totaalbedrag van USD 448 (EUR 452). Als gevolg van de omschreven transacties kwam DAIH volledig in handen van Ahold. Aangezien de aankoopprijs van bovengenoemde aandelen in het kapitaal van DAIH hoger was dan de reële waarde van de verworven aandelen en als gevolg van de afschrijving op de lening van USD 5, nam Ahold in 2002 een verlies op van EUR 372 op deze transactie. Het verlies werd als volgt berekend: (bedragen in USD, tenzij anders aangegeven) 2002 Betaald aan kredietverstrekkers en institutionele beleggers 448 Afboeking lening aan VRH 5 Totaal 453 Reële waarde van 2.116 aandelen DAIH tegen USD 40.000 per aandeel (85) Bijzondere garantielast met betrekking tot verbonden partij 368 Bijzondere garantielast met betrekking tot verbonden partij in euro's 372

Jaarverslagen | 2004 | | pagina 148