Detailhandel Nederland
Enkele kerncijfers:
f3.833.853.000 omzet filialen
5,8% stijging ten opzichte van 1977
670 vestigingen
331.625 m2 verkoopoppervlakte
geïnvesteerd vermogen f 511.802.000
11.734 personeelsleden in de filialen, tenminste 33'/3%
van de normale arbeidstijd werkzaam.
De omzetstijging is door een aantal factoren
procentueel achtergebleven bij die in voor
gaande jaren. Vooral de sterke vermindering
in de stijging van het prijspeil heeft een matigende
invloed op de geldomzet. Over de volume-ontwikke
ling van de omzetten kunnen wij tevreden zijn, in aan
merking nemend dat niet zoals in begin 1977 met
speciale prijsacties de omzet is gestimuleerd en dat
het saldo van openingen en sluitingen van filialen
ongunstig afsteekt bij vorige jaren.
Tegenover de opening van 18 nieuwe filialen
stond de sluiting van 26 zaken. De verkoopopper
vlakte aan het eind van het jaar bedroeg 331.625 m2
tegen ultimo 1977
Ons marktaandeel van ruim 7% in de nationale
bestedingen aan voedings- en genotmiddelen hanch
haafden wij volledig, ondanks de hierboven gememo
reerde ontwikkeling van het aantal verkooppunten.
Mede dankzij een goede kostenbeheersing zijn de
resultaten verder verbeterd.
Organisatie
Voor de Divisie Detailhandel Nederland is het
structuurschema voor de toekomstige organisatie in
grote lijnen gereed; aan de uitvoering hiervan wordt
gewerkt. Binnen de divisie zullen werkmaatschappijen
met ieder een eigen winkelformule opereren. Het
begrip formule laat zich daarbij definiëren als
een eigen marketingbeleid gericht op een duidelijk
herkenbare deelmarkt een specifiek bij de deel
markt aansluitend winkeltype presentatie van de
winkels onder één naam.
De^grotere zelfstandigheid van de werkmaat
schappijen en de verruimde verantwoordelijkheden
en bevoegdheden van de diverse echelons hebben ten
doel de slagvaardigheid van de organisatie te ver
groten en in het bijzonder om snel en doeltreffend in
regionale en lokale marktomstandigheden in te
grijpen.
Bij de bundeling van de verschillende detail
handelsactiviteiten in 1974 werd de verkoopverant
woordelijkheid per werkmaatschappij gedecentrali
seerd. Thans wordt dit ook bij de inkoop doorgevoerd.
In een detailhandelsbedrijf moeten de in- en ver
koopfunctie nauw op elkaar zijn afgestemd. In het
kader van de grotere zelfstandigheid wordt aan het
bovenstaande het best voldaan door een eigen inkoop
apparaat voor iedere werkmaatschappij. Daarnaast
wordt de samenwerking met de leveranciers hierdoor
ook bevorderd. Voorts blijft afstemming tussen de
verschillende inkoopafdelingen plaatsvinden waar dit
noodzakelijk en functioneel wordt geacht.
Gelet op het ter beschikking staande winkelappa
raat laat het structuurschema zich in het kort als volgt
schetsen:
Albert Heijn zal de bestaande formule verder
optimaliseren. Naast de normale expansie blijft de
modernisering - waar mogelijk en nodig - van
bestaande vestigingen grote aandacht houden.
Simon de Wit wordt uitgebouwd tot een duidelijk
geprofileerde keten van levensmiddelenwinkels om
naast Albert Heijn het marktaandeel van Ahold in de
levensmiddelendetailhandel te versterken.
De Miro-organisatie zal zich actief blijven opstel
len teneinde een voor Ahold representatief marktaan
deel te verwerven in de in Nederland niet meer weg
te denken winkelvorm van de hypermarkten.
Ook Etos en Alberto hebben een omvang en een
rentabiliteit bereikt die hen in staat stellen als een
zelfstandige werkmaatschappij te opereren.
Bestedingen en prijzen
De nationale consumptieve bestedingen zijn in
1978 met 3'/2 a 4% in volume toegenomen, waarmee
de stijging niet bij vorige jaren is achtergebleven.
Anders dan in de voorgaande twee jaar, toen het
bestedingssurplus bij voorkeur gebruikt werd voor
andere zaken, zijn in 1978 de aankoop en het verbruik
van voedings- en genotmiddelen procentueel
minstens zo sterk gestegen in volume als de totale
bestedingen.
De zeer geringe prijsstijging voor voedings- en
genotmiddelen zal de consument ongetwijfeld zijn
meegevallen en in zijn budget ruimte hebben ge
schapen voor extra aankopen. Daarnaast viel in tegen
stelling tot 1977 een lichte vraagverschuiving van de
duurzame gebruiksgoederen naar de andere catego
rieën van consumptieve zaken te constateren. Over
het omzetverloop gedurende het jaar vallen geen bij
zondere ontwikkelingen te melden. Na de door de
vakanties traditionele zomerinzinking volgde een
omzetherstel in de laatste maanden van het jaar.
Het gedragspatroon van de consument is niet
altijd te voorzien en leidt zodoende tot incidentele uit
schieters. Aan de hand van de cijfers van 1978 mag
dan ook niet geconcludeerd worden, dat de trendlijn
van een matige volumegroei voor voedings- en genot
middelen in opwaartse richting is omgebogen. Voor
1979 stellen wij ons in op een maar gering volume
accres van 1 a T/2%, met daarbij de verwachting dat
opnieuw een vinnige concurrentiestrijd moet worden
gevoerd.
Vestigingsbeleid
Naast de interne flexibiliteit om de consument in
zijn koopgedrag te volgen, blijven wij een actief vesti
gingsbeleid nastreven om ook geografisch de consu
ment op de voet te volgen.
Maatschappelijk is uit een oogpunt van een
goede regionale ruimtelijke ordening de vestiging van
winkels in en nabij de woonconcentraties een logische
zaak. Indien de renovatie van de binnensteden leidt
tot een bevolkingstoename dan zullen wij ons daar
richten op meer eigentijdse 'buurtwinkels'. Een voor
waarde is dan wel dat de autoriteiten een meer open
oog hebben voor de verkeers- en parkeercomplicaties
voor zowel de klanten als de bevoorrading van de
winkels.
De uitbreiding van de assortimenten leidt tot een
ruimtegebrek, dat wij veelal niet kunnen opvangen
door plaatselijke verhuizing of lokatievergroting. De
starheid van bestemmingsplannen vormt wat dat
betreft een bron van zorg. Woekerend met de ruimte
blijven wij bezig met het renoveren en herinrichten
van de bestaande vestigingen.
De klantenreacties in de op deze wijze vernieuw
de vestigingen rechtvaardigen evenwel volkomen
11