Sociaal verslag van de Raad van Bestuur Inleiding Het is natuurlijk geen toeval dat een onderneming waar meer dan 27.000 mensen direct bij betrokken zijn, be sluit zijn Sociaal Jaarverslag een deel te laten zijn van het totale jaarverslag. Het personeelbeleid neemt in een grote moderne onderneming een belangrijke plaats in bij het denken en handelen in die onderneming. Een van de voornaamste onderwerpen waar wij in de afgelopen tijd op het ge bied van het personeelbeleid mee bezig zijn geweest was het formuleren van nieuwe grondslagen voor dat personeel beleid. De huidige grondslagen van het beleid waren al zo'n zes jaar oud en naar onze mening aan herziening en aanpassing aan deze tijd toe. Nu is het niet zo moeilijk om een goed personeelbeleid te formuleren dat op vele terreinen een veelheid aan wense lijkheden en mooie doelstellingen be schrijft. Veel moeilijker is het om dit beleid zó concreet gestalte te geven dat de medewerkers de uitgangspunten als toetssteen kunnen hanteren bij hun be oordeling van het beleid. Dat is waar wij naar hebben gezocht en wat wij nu menen te hebben gevonden. De redactie van de nieuwe beleids uitgangspunten is klaar maar wij kun nen, omdat deze nog niet op alle ni veaus in het bedrijf ter discussie zijn gesteld, de inhoud nog niet in dit ver slag opnemen. Wel kan hier uiteraard worden meegedeeld welke vier gebieden dit beleid bestrijken: organisatie, communicatie en arbeids verhoudingen; functiebezetting; op leiding; arbeidsvoorwaarden. Binnen afzienbare tijd zal de uiteinde lijke redactie van onze uitgangspunten op deze vier terreinen aan alle mede werkers bekend worden gemaakt. De leiding van de onderneming is zich er van bewust dat zij zich kwetsbaar op stelt door het exact en concreet formu leren van de uitgangspunten. Dit mag echter geen bezwaar zijn. Werkelijk goed personeelbeleid kan uitsluitend van de grond komen als het open is en als iedereen in het bedrijf er aan meewerkt; het is zeker geen exclu sieve zaak van een personeeldienst. Overigens beseffen wij dat het tijd en inspanning zal kosten om bepaalde aspecten van dit beleid volledig gestalte te geven. Wij menen dan ook dat hier voor minstens vijf jaar nodig zijn. De eerste aanzetten daartoe zijn inmiddels gegeven. Binnen het kader van de voor het ge hele concern geldende grondslagen is het mogelijk in het personeelbeleid van bedrijfsonderdelen bijzondere aspecten te verwerken. Zo is het in de detail- handelsgroep door zijn vele winkel- vormen nodig in grote mate het beleid te coördineren. De belangen van de ene mens in de organisatie lopen lang niet altijd pa rallel aan die van de ander; daardoor komen coördinatieproblemen regel matig voor. Als de verschillen in uit voering van het beleid rechtvaardig en verklaarbaar zijn kunnen zij natuurlijk blijven bestaan. Veel coördinatievergaderingen en be sprekingen van het kader hebben ge leid tot een duidelijk meer centraal personeelbeleid in de detailhandels- groep, zowel in de operationele teams als in de stafdiensten. Het is goed hier enkele punten te noe men die binnen deze groep als belang rijk voor het personeelbeleid worden ervaren - de detailhandel zal wel één van de meest arbeidsintensieve bedrijfstakken blijven en zal dus als grote werk- verschaffer in de komende jaren steeds meer aandacht krijgen vanuit de samenleving, de werknemersorganisa ties en de overheid - de functie van de detailhandel in de maatschappij brengt automatisch met zich mee dat de invloed vanuit de om geving groot is - er zal derhalve een open, natuurlijk en vanzelfsprekend contact dienen te zijn met allerlei groeperingen in de maatschappij - de toenemende mate waarin de mensen in de bedrijven gemotiveerd worden zal bepalend zijn voor succes. Dit betekent dat de detailhandel moet werken aan werkelijke verbetering van de inhoud van arbeid - het accent van leidinggeven zal steeds meer komen te liggen op het effectief besturen van samenwerkings verbanden. De doelstellingen van de arbeid moeten duidelijk, zinvol, over zichtelijk en acceptabel zijn. Het laat zich aanzien dat wij in toe nemende mate rekening zullen moeten houden met: een veranderend opleidingsniveau van medewerkers jonge mensen die zoeken naar een ander evenwicht tussen vrije tijd en werk andere op vattingen over de oudere medewerker andere gedachten over de inhoud van het werk dat duidelijk en zinvol moet worden gevonden andere op vattingen over de wijze van werken en de wijze van leidinggeven meer in vloed van de medewerkers op het ge beuren in de onderneming, onder andere door vertegenwoordigend over leg opkomst van belangengroepe ringen het onder druk komen te staan van de laagst leidinggevende niveaus, mede onder invloed van het bovenstaande ontwikkelingen bij de arbeidsvoorwaarden; zoals een verder 42

Jaarverslagen | 1976 | | pagina 46