12 wij naast uitbreiding van het aantal supermartvestigingen zullen overgaan tot vestiging van zgn. zelfbedieningswarenhuizen. Dit, reeds in het buitenland voorkomend, type zaak zal naast een groot levens middelenassortiment i van de verkoop oppervlakte) een uitgebreid non food- assortiment voeren f van de verkoop oppervlakte). De minimum vloeroppervlakte voor zo'n filiaal zal voorlopig tenminste 5.000 m2 zijn, waarbij een parkeerterrein van ca. 15.000 m2 nodig is. Daar op traditionele plaatsen voor dit type zaak geen ruimte is, zal de vestiging in principe aan de rand van het stadscentrum of aan de buitenkant van de steden moeten liggen en aan adequate aanvoerwegen. Wij streven er naar in de loop van 1971 een viertal van deze filialen te kunnen openen. Wij begeven ons daarbij uitdrukkelijk verder op het terrein van het zgn. non food. Teneinde de voorwaarden te scheppen om dit tot een succes te maken, hebben wij besloten deze bedrijfsvorm in een afzonderlijke werk maatschappij onder te brengen. De verplichte winkelsluiting blijft onze aandacht vragen. Vooral de vakantiesluiting werkt storend op het functioneren van grote eenheden als supermarts. Er is echter ten aanzien hiervan een tendens te bespeuren naar een enigszins ruimere opvatting bij de gemeentebesturen. Het aantal gemeenten, dat de vakantiesluitingsverordening heeft ingetrokken is in het verslagjaar nl. toegenomen evenals het aantal gemeenten waar een koopavond is ingesteld. Wij hebben het vertrouwen, dat deze tendens zich zal voortzetten. De E.E.G. heeft het onderlinge handelsverkeer tussen de lidstaten sterk bevorderd, een ontwikkeling waar wij positief tegenover staan. Daarom is het te betreuren, dat in de nationale wetgevingen van de lid-staten nog veel is dat aan een totale economische eenwording in de weg staat. Met name denken wij aan het verschil in warenwetgeving tussen de lid-staten. Het is dan ook verheugend dat de Europese Commissie ernaar streeft op 1 juli 1970 een aantal voorschriften op dit gebied gereed te hebben, die een grotere eenheid beogen. In de situatie met betrekking tot de vaste prijzen van de zgn. merkartikelen komt langzamerhand enige beweging. Wij hebben de indruk, dat een toenemend aantal leveranciers met ons van mening is, dat een stringent vasthouden aan de bestaande toestand niet meer wenselijk is. Overigens zijn wij van mening, dat een aantal 'spelregels' met betrekking tot de prijzen op zijn plaats kan zijn. De geldomzet in de filialen is over het boekjaar 1969 f 953.106.000 (vorig jaar f 810.528.000). Dit betekent een stijging van 17,7% t.o.v. 1968. Het boekjaar 1968 telde, zoals reeds vermeld is 53 weken. Indien wij hiermede rekening houden, kan gesproken worden van een toename van ca. 20% (1968 t.o.v. 1967 21%). De invoering van de B.T.W. met de daarmee samenhangende verschijnselen heeft het prijspeil per 3 januari 1969 met circa 2,8% voor het door ons gevoerde pakket kruidenierswaren/vleeswaren doen stijgen. Over het gehele jaar gerekend is de stijging gemiddeld circa 4% geweest. De algemene stijging van het prijspeil heeft een remmende invloed gehad op de bestedingen. Enerzijds is er een terughoudendheid geweest in het algemeen, anderzijds werd veelal uitgeweken naar lager geprijsde artikelen. Geconstateerd kan worden dat de concurrentie in het algemeen in het verslagjaar scherper geweest is. De omzetstijging in ons bedrijf was over 1969 grotendeels te danken aan de omzetten van in de loop van 1968 en 1969 geopende nieuwe filialen. Hiertegenover staat een omzetdaling door de sluiting van een aantal filialen. De omzetstijging in de reeds langer in bedrijf zijnde filialen was dit jaar procentueel lager dan in voorgaande jaren, namelijk gemiddeld circa 6% (vorig jaar 7J%). De omzetstijging van de zelfbedieningszaken was procentueel minder dan in de supermarts. In de kleinere zelfbedieningszaken is het nauwelijks mogelijk de omzetten verder op te voeren. Integendeel in dit type zaak wordt steeds meer gevoeld dat de te kleine oppervlakte het opnemen van een assortiment (met name vers vlees) dat tegenwoordig onontbeerlijk is, onmogelijk maakt. Van de omzet 1969 kwam circa 69% voor rekening van de supermarts (vorig jaar was dit 62%) en 31% voor rekening van de overige filialen (vorig jaar was dit 38%). De totale omzet, verdeeld naar de hoofd- artikelgroepen, is als volgt: 1969 1968 Stijg, in t.o.v. '68 f 551 miljoen 15 f 57 miljoen 19 f 77 miljoen 25 f125 miljoen 24 f 810 miljoen 18 Kruidenierswaren/vleeswaren f 634 miljoen Groente/fruit f 68 miljoen Vers vlees f 96 miljoen Niet-levensmiddelen f155 miljoen f 953 miljoen

Jaarverslagen | 1969 | | pagina 16