„Wat zal ik het aanstonds missen" Mevrouw Schipper verlaat Albert Heijn Museumwinkel aan de Zaanse Schans Koppie doen? Onvervangbaar Achtergrond Bewaarderig pagina 14Flitsen Dat ze Zaanse is, hoeft ze eigenlijk niet te vertellen. Het accent immers, is onmiskenbaar. En haar woordgebruik eveneens. Ze heeft het over 'loof (een soort vermoeidheid), over 'otjemedorren' (hoge heren) en 'het sekreet' (toilet), begrippen waarmee alleen het ten noorden van het Noord- zeekanaal wonende volk uit de voeten kan. En dan nog speciaal in de Zaanstreek. Mevrouw Catherina Schipper-Kaper: „Dat kan je wel horen zeker, dat ik altijd aan De Zaan heb gewoond?" Ze lacht uitbundig. Een vro lijke vrouw in een schitte rend huis. Want de kruide nierswinkel mag een plaatje kon hij natuurlijk niet heb ben." De toegangsprijs voor de Mu seumwinkel is twee kwartjes en wee de bezoeker of be zoekster die daar onderuit probeert te komen. Me vrouw Schipper met ondeu gende ogen: „Er zijn wel eens bezoekers die denken handig te zijn. Maar het lukt ze nooit. Ik liet altijd elf of twaalf men sen tegelijk naar binnen en aan het eind van het bezoek moet ik dus ook twee- of vierentwintig kwartjes heb ben. Zo niet, dan ga ik bij de deur staan en vraag ik: Wie heeft er nog niet betaald? Komt altijd goed." De Stichting Museumwinkel zal haar missen. Volgend jaar gaat ze weg. Na ruim twintig jaar trouwe dienst. Ze draait er niet omheen. Ze had graag de kwart eeuw willen volma ken. Maar ze wordt een dagje ouder. Ze is al van 1916 ten slotte. Een 'watersnoodkind je' zoals ze zelf zegt. „Moeder moest vluchten voor het wa ter. Maar dat verhaal ken ik alleen maar uit overlevering natuurlijk." Zoals ze zoveel verhalen kent. Mevrouw Schipper reb belt moeiteloos een ochtend vol. Daar tussendoor steeds nieuwe kopjes koffie zettend, want dan is het 'lekker vers'. Een gezelligheidsmens zoals alle Zaankanters. Ze zegt: „Wij houden van lekker leu- ten bij een koppie. Als Zaan kanters elkaar uitnodigen zeggen ze niet of je even een borreltje komt halen, maar ze zeggen: „Kom je effies een koppie doen?" Dat zegt alles, vind ik, dat zegt alles over on ze geaardheid." Ze is er duidelijk trots op een Zaanse te zijn. Zegt ergens tij dens het gesprek dat ze ook nooit zonder de Zaan zou kunnen. „Ik wil hem als het even kan, elke dag zien. Maar dat zal straks wel moeilijker worden. Ik wil er zo weinig mogelijk aan denken, aan het moment dat ik hier vandaan moet. Maar ja, het zal toch moeten. Ik krijg een aanleun woning in Zaandam. Heel mooi allemaal. Maar het kan natuurlijk nooit tegen dit hier op." Ze maakt met haar hand een beweging in het rond en zegt dan plotseling: Ja dus. Ze is de zeventig on derhand gepasseerd, de be heerster van de Museumwin kel aan de Zaanse Schans. Maar vanuit alle huizen waar ze ooit woonde, heeft ze al tijd de golfjes van de Zaan kunnen zien. Op één periode na, toen ze - pas getrouwd - in de Botenniakersstraat in Zaandam huisde. „In die tijd gingen we vaak fietsen. En als we dan in de omgeving kwa men van waai- nu de Schans staat, dan zei ik altijd tot mijn man: „Wat zou ik hier toch graag in zo'n groen geverfd huissie aan de Zaan willen wonen." Een droom die uitkwam. In 1967 om precies te zijn. Of ze, vroeg conservator Ter Wee, geen beheerster wilde worden van Albert Heijn's Museumwinkel op de Zaanse Schans. Mevrouw Schipper: „Als ik er een seconde over heb nagedacht, is het lang. Ik was zo blij als een kind. En mijn man ook We woonden tenslotte weer aan de Zaan. En dan nog wel in zo'n schit terend huis met zo'n schitte rende winkel." Waarom ze haar speciaal vroegen, kan ze slechts ver moeden. „Het zal te maken hebben met mijn achter grond. Mijn beide grootmoe ders hadden een kruideniers zaakje. De één in Nauerna, dat is een. buurtschap bij Westzaan, en de ander in Zaandam in de Ganzewerf- straat. Bovendien was mijn vader, zoals dat indertijd heette, reiziger in koloniale waren. Je zou dus kunnen zeggen dat ik van kindsbeen af tussen de krenten en rozij nen heb gezeten." Bovendien was ze verkoop ster bij Blokker. Ofte wel: ze wist hoe ze klanten te woord moest staan. „Ik had in het begin alleen wat moeite met m'n Frans. Maar ik heb nogal veel mimiek. Dus we kwa men er altijd weer uit. Nooit moeilijkheden gehad. Niet echt tenminste. Ja d'r was een keer een man die per se twee eieren wilde hebben voor drie cent. Die prijs stond er namelijk bij en of ik maar meteen wilde leveren. Dat deed ik natuurlijk niet. Dit is een museum, geen winkel, zei ik. Begon hij met de poli tie te dreigen. Maar die heb ik gelukkig nooit gezien." zijn, de daarachter liggende woning is dat evenzeer. Me vrouw Schipper, trots door het huis lopend: „Ik ben nog al bewaarderig van mezelf. Ik heb vroeger maar weinig din gen weggegooid. Ik heb hier zelfs nog een stilletje. Weet u wat dat is? Dat is een kakdoos voor zieken. Omdat wc's vroeger altijd buiten stonden en een zieke daar dus niet heen kon, bedachten ze een meubelstuk met daar hele maal ingebouwd, een toilet. Hier, kijk maar." Ze loopt naar een houten kastje, mor relt wat aan deurtjes en laatjes en ineens schuift ge ruisloos een pot naar buiten. „Prachtig hé?," lacht ze. „En het is nog kunstig ook. Ach, de mensen waren vroeger net zo knap als nu. Of mis schien nog wel knapper. Hoe langer ik hier woon, hoe meer ik dat ben gaan besef fen. Als u ziet wat een tim merman allemaal kon maken. Ik heb daar ook in de winkel prachtige voorbeelden van." Waarvan heeft ze in de win kel geen prachtige voorbeel den. De wereld van Aap. Noot, Mies. Van Ot en Sien. Kandijschaar op de toon bank, wandelstokken waar mee boeren op de Purmeren- der markt op koeiekonten konden slaan, een schitte rend drankhok en flessen vol nostalgisch snoep. „Dit hier", wijst mevrouw Schipper, „is kerksnoep. Weet u wat dat is? Dat is zachte pepermunt. Harde pepermunt namelijk, knapte zo tussen je tanden als de dominee preekt. En dat „Maar het is nog steeds mijn huis hoor, mijn winkel, hou daar rekening mee. Voorlo pig ben ik hier nog even. Wel zo fijn, dan kan ik langzaam naar het vertrek toeleven. Ik heb hier tenslotte fantasti sche jaren gehad. Samen met m'n man die, dat mag u ook niet vergeten, ook altijd heeft meegeholpen om alles netjes te houden." Netjes houden. Een heel kar wei. Mevrouw Schipper: „Dat mag u wel zeggen. Er stond eens een vrouw buiten, die niet binnen wilde komen. Dat begreep ik niet. Toen ik haar om de reden vroeg zei ze: „Ik heb vroeger zoveel ko per gepoetst, ik kan geen ko per meer zien." En omdat ik nogal veel koper in de winkel hebIk heb haar toch bin nen weten te krijgen en ze vond het erg mooi. Iedereen vindt het trouwens mooi, ie dereen. Soms heb je wel eens van die kwebbelkousen. Van die jonge meiden. Maar die heb ik vlug stil. Dan zeg ik: meiden let nou even op, want toevalig weet ik dat jul lie over dit bezoek een opstel moeten schrijven. Werkt fan tastisch." Ze giert het uit. Zegt: „ik wind ze allemaal om m'n vin gers", en gaat naar de keuken. Nieuw 'bakkie' maken. Want geen gezelligheid zonder kof fie natuurlijk. „En wilt u er dan nog zo'n lekker koekje bij ook?"

Personeelsbladen | 1989 | | pagina 14