GOEDE PRESENTATIE BIJ VERKOOP SNOEP VAN GROOTSTE BELANG „Bijenzwerm is een boeiende gemeenschap" Hobby Imker Koos van der Woude: Flitsen pagina 9 De verkoop van snoepgoed en banket in Nederland ligt de laatste jaren op een tamelijk constant ni veau. Toch slaagt Albert Heijn er nog steeds in jaarlijks 4 tot 5 procent omzetgroei in deze pro- dukten te boeken. Een relatief grotere toeneming dan die van de AH-omzet als geheel. Het geheim? „Enorm veel aandacht voor de presentatie", aldus Bob Zeilstra, assortimentsmanager zoetwaren, banket en ontbijtkoek bij AH. Een gesprek met de heer Zeilstra is een ontdekkings reis door de snoepwereld. Uit allerlei kasten en laden tovert hij snoepgoed tevoor schijn, al dan niet in goudbe- drukte doosjes of veelkleuri ge zakken. Hij toont een serie foto's van kant-en-klare pallet displays, alfabetisch gevuld met chocoladeletters. Hij laat andere displays zien, met een breed assortiment chocola- de-eieren en paashazen. „Pre sentatie", herhaalt hij, „daar gaat het om." En kennelijk heeft hij gelijk. Ondanks geringe bevolkings groei en teruglopende kin dertallen liegen de verkoop cijfers van zoetwaren er niet om. De heer Zeilstra (51al zo'n twintig jaar in de zoet- warenbranche actief, waar van de laatste negen bij Al- bert Heijn, lijkt er soms zelf het meest verbaasd over. „Hier, neem chocoladelet ters. In 1985 156 ton vanuit Wanzel-wagens die speciaal werden aangekleed. In 1986 werd op identieke wijze 198 ton verkocht, maar in 1987 hebben we totaal nieuwe dis plays ontwikkeld en zie daar het resultaat: 252 ton!" Ook met andere cijfers kan Bob Zeilstra voor de dag ko men. Paaseitjes bijvoorbeeld. De bestellingen voor 1988 zijn zojuist verwerkt en op nieuw kan de assortiments manager tevreden zijn. In 1986 werd 48 ton paaseitjes verkocht. In 1987 ging het om 62 ton. En dit jaar be draagt de toeneming zelfs iets meer dan 50 procent: 94 ton is besteld. Sjiek warenhuis Bob Zeilstra weet dat in de snoepmarkt weinig groei meer zit en extra inspannin gen nodig zijn om meer te verkopen. „Ons succes is echt de display. Wij kunnen niet hetzelfde doen als een sjiek warenhuis. We kunnen geen zoetwaren uitstallen op een mooie toonbank met een juffrouw erachter. Maar aan de andere kant weet je dat zoetwaren enorm impulsge- voelig zijn. Je moet mensen er heel sterk mee confronte ren, wil je verkopen. Daarom ben je voortdurend bezig je presentatie te vervolmaken." Tijdens de laatste Worp-ron de (Worp staat voor Winst door Optimalisatie Ruimte verdeling en Produktiviteit) in oktober had de heer Zeil stra dan ook weer een be hoorlijk aantal veranderin gen in petto. Naast aanpassin gen van het assortiment kwam hij met een nieuwe op lossing voor 'het bekende probleem van de bovenste plank'. Zakken snoepgoed la ten zich daar slecht presente ren en moeilijk pakken. Daar om hebben de filialen nu spe ciale pennen gekregen, waar aan zakjes snoepgoed hangen die vanzelf naar voren schui ven als er een is afgehaald. De pennen zijn in verschillende lagen onder elkaar te monte ren, boven de normale schap pen. „Niks vier zakjes in een vak. Je moet tegen een muur van snoep oplopen", vindt Bob Zeilstra. Met een reeks fabrikanten is afgesproken dat zij hun zak jes snoepgoed voortaan uit rusten met een gaatje waar de pen doorheen past." Eigen label Worp-rondes zijn niet de eni ge gelegenheid om assorti ment of presentatie te veran deren. Dat gaat voortdurend door. Deze maand wil men elf soorten zoetwaren onder AH-Iabel op de plank hebben. „Er zijn geen grote merkfa brikanten in snoep. Wij gaan met onze eigen naam wat meer karakter aan zoetwaren geven." Verder vlast Bob Zeilstra op meer soorten snoep zonder suiker, gezien het succes van de suikervrije kauwgom die inmiddels 60 procent van de kauwgomverkoop bij AH voor z'n rekening neemt. En ook denkt hij al na over de presentatie van koekjes on der eigen label, iets wat voor 1989 gepland staat. Aangenomen als inkoper van zoetwaren is assortiments manager Zeilstra de laatste ja ren steeds meer productma nager geworden. ,Je bent steeds meer bezig je produk- ten een eigen gezicht te ge ven", zegt hij. „En door de grote vrijheid die ik hierin heb, blijven concurrenten telkens maar achter ons aan lopen. Zij hebben allerlei ver gaderingen en commissies De heer B. Zeilstra (rechts) met zijn assistent N. de Vries nodig. Wij hebben een platte organisatie en een grote vrij heid van handelen. Het leuke van mijn functie is dat ik zelf nieuwe initiatieven kan aan kaarten en eventueel invoe ren." Nederland telt zo'n slordige 17.000 imkers en Koos van der Woude (42) van Marvelo is er één van. Op een enkele beroeps na zijn de meesten hobbyisten. Als natuurliefhebber - vooral van vo gels en wilde flora - dwaalt Koos veel door bos en veld en daardoor maakte hij in 1982, op de Veluwe, kennis met het bijenvolk. „Bijen imponeren mij", zegt hij. „Ik wist niets van bijen maar een collega van mijn vader vertelde mij er alles over. Ik had al snel een bijenkast - een korf is onpraktisch - en van een kennis kreeg ik een zwerm." Een zwerm bijen betekent ongeveer 10.000 bijen die 'geregeerd' worden door een koningin. Zo'n zwerm is een staat waar vreemde bijen, hoe vreemd het ook klinkt, niet zo maar kunnen aanslui ten en kan afhankelijk van de dracht uitgroeien tot 60.000 bijen. Iedere bijenkast heeft z'n eigen geur. Een 'vreemde ling' wordt dadelijk herkend en alleen wanneer hij voed sel meebrengt bestaat er een kans dat hij zich in de 'staat' mag vestigen. Eigen taal Bijen hebben ook een eigen taal. Wanneer er binnen hon derd meter van de kast voed sel door een bij is gevonden, gaat deze in de kast kringetjes draaien, een soort ronde dans, waardoor de andere bij en zien dat er voedsel is te halen. Is de afstand groter dan 100 meter dan draait de bij achtjes om de anderen te vertellen dat er voedsel is ge vonden en op wat voor af stand. Kinderen Koos van der Woude kan met verve vertellen over zijn zwerm. Hij bezoekt regelma tig met een demonstratiekast scholen. „Kinderen vinden het prachtig en opmerkingen dat ik ze wel gedresseerd zal hebben, zijn niet van de lucht. In tegenstelling tot vol wassenen - bijen steken im mers - hebben kinderen over het algemeen weinig angst voor bijen." Toch hebben mensen veel profijt van bijen. Vooral in de agrarische sec tor wordt er dankbaar ge bruik gemaakt van de imker. Veel fruittelers geven er in de bloeiperiode de voorkeur aan bijen in hun boomgaard te hebben om verzekerd te zijn van een goede bevruch ting. Hetzelfde gebeurt bij voorbeeld ook in de Flevo- polder, waar de bijen onaf zienbare velden koolzaad be vruchten. Maar niet alleen uit koolzaad halen bijen honing en stuifmeel, ook uit de dis tel, de moeras-andijvie en het lamsoor dat op Texel groeit. Redcel Het is boeiend om van Koos te horen wat er gebeurt wan neer bijvoorbeeld de konin gin sterft. De bijengemeen schap bouwt dan redcellen. Mits de eitjes 1-3 dagen oud zijn, krijgen deze speciaal voer om snel een nieuwe ko ningin op te kweken. En om niet alles op een kaart te zet ten worden er niet één maar meerdere redcellen gemaakt, zodat de bijengemeenschap binnen zeer korte tijd weer over een koningin beschikt. Ook wordt er, voor menselij ke begrippen, met de man netjes - darren - wat vreemd omgesprongen. De darren doen hun werk en zo rond september, dat ligt ook een beetje aan het weer, zijn ze niet meer nodig en worden ze eenvoudig door de ge meenschap uit de kast ge weerd en vaak gedood, de darrenslacht'. Volgend jaar zijn er weer 'verse' mannen. Zo simpel gaat dat in de bij enwereld. Voor de vrouwtjes wordt be ter gezorgd. Die krijgen in het najaar per kast circa 14 liter suikerwater zodat ze vei lig de winter doorkomen, de jongen daarentegen krijgen stuifmeel. Vijanden Toch heeft het nijvere bijen volkje een fiks aantal vijan den. In de eerste plaats de industrie, die een steeds gro tere verarming van de flora teweeg brengt. Dan zijn er de insecticiden die vernietigend zijn voor de bijen. „Wanneer er alleen op de grond gespo ten zou worden, zou het niet zo erg zijn", meent Koos, „maar in de praktijk komt daar weinig van terecht." De laatste en meest gevaarlijke vyand is de Varroamijt, die uit het oosten komt en steeds verder naar het westen trekt. Wanneer die zich eenmaal nestelt in een zwerm bijen is dat funest en betekent onher roepelijk het einde van het bijenvolk. Landen ten oosten van ons heeft de mijt reeds honingbijloos achter zich ge laten. Ook van overheidswe ge maakt men zich daarover grote zorgen en wordt er van alles aan gedaan om de Var roamijt uit te roeien. Niet omdat de amateur-imker dat zograag wil, maar een derde van onze fruitteelt is afhanke lijk van bestuiving door de honingbij. Koos van der Woude besluit met op te merken dat „wanneer bijen verdwijnen dit funest voor het leven zou kunnen zijn."

Personeelsbladen | 1988 | | pagina 9