ja AH, nog even dit De enige supermarkt bij mij in de buurt is een Albert Heijn. Nou ja, in de buurt... Je moet nog altijd grachtje af, brugje over, straatje door en hoekje om en met boodschappen- voor-een-hele-week is dat geen sinecure, gezien de toestand van de hoofdstedelijke stoepen. Toch mag ik de nering graag aan doen, zeker als je tandpasta nodig hebt en schoenveters. Want de hele handel ligt daar knus bij elkaar. Wie het altijd 'een beetje druk' heeft voelt dat fijntjes met me mee. Want eerst een tocht naar een tand pasta-shop, om daarna te reppen om bij een schoenveterboetiek te geraken hakt in je agenda. En tijd is geld. Meneer Heijn let bovendien op de kleintjes, zodat je bij hem toch het gevoel hebt rijker het pand te verlaten dan je bent binnengekomen. Tot zover klopt de redenering. Ik moet er eer lijkheidshalve bij vertellen dat ik ook onsjes kaas bij de melkman op de hoek koop, en doperwtjes bij een klein groente boertje, benevens rundergehakt bij de am bachtelijke slager, omdat ik het op me heb genomen de ganse Amsterdamse midden stand in bloei te trekken. Maar het gemak dient de mens. Ik zou doltevreden dage lijks supermarkten als ik niet zo'n treurige kluns was. Want elke AH is voor mij een onoverzichtelijke speeltuin. Ik zie door de wip de schommels niet meer. Het ligt aan mij, ik weet het. Ik besef wel degelijk dat mensen die erin hebben mogen doorleren dagelijks vergaderen op welke wijze men de klanten langs begeerlijke schappen lokt. Ik loop dus ook likkebaardend-lek- ker-lessend door het bedrijf, daar niet van, maar ik kan nooit iets vinden. En vragen hó maar. O ja, er lopen diverse opgewekte meiskes rond die immer aan het bijvullen zijn. Maar als ik ze aanklamp met: "Kunt u me zeggen waar de schoenveters liggen?", dan komt er meteen een voorspelbare re pliek die begint met: "Wedden dat...?" Liever loop ik dus met een rooie plooikop van afdeling naar afdeling, in mijn zenu wen allerlei artikelen in mijn karretje proppend die ik absoluut niet nodig heb. Uiteindelijk vind ik dan wel een verzame ling huishoudelijke artikelen, maar daar liggen geen schoenveters. Tenminste, ik kan ze niet ontwaren. Hup, weer drie blik jes koperpoets in mijn kar. Misschien doen ze het er wel om, en is dit juist de geraffi neerde verkooptechniek waar de Heren Die Het Weten zo nijver over beraadsla gen. "Hoe verhogen wij de koperpoetsom- zet?" Maar mooi geen veters. Met een hol le rug en dunne billen naar een ernstig brillende heer die functioneel staat te we zen. "Ik zoek de veters." Wedden dat ze op die afdeling liggen? Dat schap, ziet u wel? Huishoudelijke artikelen!" Ik lieg van oh ja, alsof ik niet al de halve vooraad in mijn wagentje heb, uitgezonderd de fel- begeerde veters dan. Ze liggen er dus wel. Honderden paren. Alleen ik zag ze even niet, vanwege een stapel mooie okerkleu- rige stofdoeken. Ik ben dol op stofdoeken, echte mooie stofdoeken, omdat ik het zon de vind om ze te kopen, daar een afge dankt flanelletje evenzeer goede diensten bewijst. Toch maar zo'n fraaie lap in de kar gekwakt. En ik heb wis en waarachtig mijn veters. Maar we zijn er nog niet! Begeerde ik ook niet hevig een tube tandpasta? Waar ligt de tandpasta? Ik hol langs schap pen vol panty's en wegwerpluiers. O, had ik maar driemiljoen potjes witte bonen in tomatensaus nodig gehad! Lustte ik maar kwark. Ik zou in twee seconden mijn lage lusten hebben kunnen bevredigen. Niets van dat al. Wel tompoucen, zes in een doosje. Wel dertig soorten schuurmiddel dat niet schuurt, zal ik maar zeggen. Ik vrees reeds mijn verdere carrière te moe ten mummelen, bij ontstentenis van de on ontbeerlijke pasta. Maar ja hoor, daar ont waar ik de vertrouwde verpakking. Maar natuurlijk! Tandpasta ligt altijd in het koelvak, naast de slagroom! Het is voor mij dus echt tobben, temeer daar ik immer winkelende dames om mij heen heb die doel- en welbewust graaien dat het een aard heeft, nooit misgrijpen en altijd alles kunnen vinden en in één, zeg twee wippen klaar zi jn. Kom ik thuis. Heb ik een pakkie veters van anderhalve kilometer lengte, bestemd voor rijglaarzen die mensen met zéér lange benen dragen. Fout! Fout! Ik knijp mijn tube leeg op de multituffed bor stel teneinde de mond te reinigen van de terecht slechte smaak die ik heb overge houden van zoveel nodeloos gedoe en wat proef ik? Fijne Franse paté! Ik weet zeer wel dat ik niet geheel toerekeningsvatbaar ben. Niet echt een ernstig geval, maar toch niet geheel verantwoord in supermarkten. Want vele, vele landgenoten lopen, ge tergd door zware zakken, te strompelen tussen fout geparkeerde auto's, over sche ve tegels en langs levensgevaarlijke obsta kels die wij Amsterdammertjes noemen en slechts dienen om de echte Amsterdam mertjes het leven onmogelijk te maken, ze hebben toch maar wat ze hebben willen en gezien de advertenties in de dagbladen nog bijna voor niks ook. Als zij leverworst wil len, hebben ze ook leverworst. Wanneer zij een handig duimdropopmaatsnijdertje verlangen pakken ze blindelings in het daartoe ingerichte schap en ze bezitten er één. Het moet alleen nog even worden afgerekend en het leven ziet er weer zonni ger uit. Als dit goede land zou zijn bevolkt door lieden van mijn koekplank dan had Albert Heijn die honderd nooit gehaald. Dan zou de oude Albert lillepotend van honger en wanhoop achter zijn toonbank zijn gevonden, langgeleden. Toch probeer ik het telkenmale weer. Want hoe dan ook, de oogst is niet gering. U moet mijn koper eens zien! En in mijn ganse pand is geen stofje meer te bekennen. Ik stof natuurlijk nog steeds af met het flanelletje, maar dat doe ik extra verwoed om maar des te eer der aan mijn mooie Albert Heijn-stofdoe- ken te kunnen beginnen. Is niet alles winst in het leven? En dat nu, lieve lezer, wordt die Heren Die Het Weten ook zorgvuldig voorgehouden op uitputtende vergaderin gen, waar men vaktermen bezigt die een doctor Engelse letteren niet zou kunnen behappen. Ik gun het concern haar zwaar bevochten succes. Albert Heijn is groot en dik geworden en Magere Hein is heus niet leuker, dat weten wij allen. Dus toch maar weer grachtje af, brugje over, straatje door en hoekje om. Ik leer het nog wel eens. Zij doen hun best, dus waarom zou ik achter^ blijven. Toch jammer van die mevrouw die haar tweeling in de winkel wilde stallen, omdat ze had gehoord dat ze daar zo goed op de kleintjes letten. Misschien een nieuwe branche. Heren Die Het Weten? JOS BRINK

Personeelsbladen | 1987 | | pagina 99