HONDEKAR
STERKE DRANK
huwelijk nog dorpsveldwachter van be
roep was, kwam hij na verloop van tijd bij
zijn vrouw in de zaak. Immetje runde de
winkel en Simon kocht in en bracht, ver
moedelijk per hondekar, de bestellingen
rond. Toen hij in 1847 overleed zette zijn
vrouw in haar eentje de winkel voort. Tot
haar dood op 25 oktober 1872 hield zij de
teugels strak in handen. Daarna kreeg
zoon Jan, de vader van Albert Heijn, de
kans om zich in het bedrijf te ontplooien.
Albert Heijn in Morks Magazijn: "Jan
Heijn, mijn vader dus, was koopman in
hart en nieren. Toen hij de zaak van zijn
moeder overnam, begreep hij al gauw dat
ze voor uitbreiding vatbaar was. Ik herin
ner me nog - ik was toen een jongen van
tien jaar - hoe hij eens op een zomerse
zondagmorgen na kerktijd thuiskwam met
het bericht dat hij een huis had gekocht
van den oliefabrikant Hendrik Brat en dat
we daarin een nieuwen winkel zouden be
ginnen. Het was op 19 juli 1876."
De nieuwe winkel kwam op de hoek van de
Kerkbuurt en het Weerpad, de verbin
dingsweg met Zaandam. Elf jaar lang heb
ben Jan en zijn vrouw de winkel op die
plaats voortgezet. Op 27 mei 1887 droeg
Jan Heijn de zaak over aan zoon Albert,
die op diezelfde dag in het huwelijk trad
met Neeltje de Ridder, de dochter van de
dijkgraaf. "De oude was blij dat-ie eruit
kon en toen ging ik winkelen", zie Albert
Heijn in De Waterlander van 10 april 1937.
Het was het startsein voor wat zou uit
groeien tot het grootste kruideniersbedrijf
van Nederland.
De houten winkel had twee ruiten en
in het midden daarvan bevond zich
een deur. Achter de linkerruit was
een plankje met wat snoep erop. Achter de
rechterruit een klein kantoortje. Voor de
toonbank stond een zitkist waarin blauw
sel, schuurzand en biksteen werden be
waard. De boodschappen werden afgewo
gen met een kleine toonbankbascule of
een kettingschaal die aan de balken hing.
Boven de toonbank hingen de papieren
zakken aan een plank. Naast de genoemde
artikelen waren ook klompen, sterke
drank, koetouwen, baggernetten, matten,
kleden, levensmiddelen, harken, tabak,
teer en kippevoer te krijgen.
Toen Albert Heijn het winkeltje overnam
was het, ondanks een oppervlakte van
slechts 12 m2, de grootste en belangrijkste
kruidenierswinkel in de omtrek (er waren
ongeveer 30 van dit soort winkels in het
uitgestrekte dorp). Albert liet de zorg voor
de winkel grotendeels aan zijn vrouw over:
met een boezelaar voor stond ze tussen de
dozen en vaten. Hij ging zelf de boer op.
Met de hondekar nam hij de bestellingen
op, waarbij hij volgens de overlevering bij
ieder huis dat hij passeerde in onvervalst
Oostzaans riep: "Haaad je nog wat noooo-
dig?" Boodschappen werden per schuit be
zorgd. Eerst door hemzelf, later ook door
knechten.
In het begin van de jaren 90 trok Heijn er
ook met de fiets op uit. Hij was de eerste
Oostzaner die een fiets had. Een pronk
stuk dat in de huiskamer stond, merk Cle
veland, met geel-houten velgen. "Ik moest
die fiets voor hem halen", herinnerde
loopjongen Willem Lust zich in 1962, "uit
Purmerend. Een hele tippel heen en terug.
Ik was bekaf 's avonds. Ja natuurlijk, ik
heb met dat ding gelopen. Wat dacht u
nou, fietsen kon ik immers niet."
Lust was niet de enige die niet kon fietsen.
Ook zijn baas bleek de trapkunst niet
machtig. Hij oefende aanvankelijk in de
huiskamer, rond de tafel. "Ik zie hem nog
duikelen", memoreerde zoon Gerrit in
1965, "Alle kopjes en de theepot in scher
ven over de vloer."
Albert Heijn en zijn knechten maakten
lange dagen. De baas vergde veel van
zijn personeel. Werktijden van 6 uur
's morgens tot 10 uur 's avonds beschouw
de men in die tijd als normaal. Op zaterdag
werd er menigmaal tot 2 uur 's nachts ge
werkt. De werktijden werden eigenlijk al
leen begrensd door de eigenaardigheid van
de mens niet zonder slaap te kunnen. Op
zondagmiddag kregen de knechten hun
loon, benevens vijf sigaren. Van vakantie
was geen sprake. Een van de eerste knech
ten, de latere chef van het filiaal in Purmer
end Ab Dral, zei in 1962: "Op maandag
ging ik 's morgens om 5 uur van Oostzaan
naar Landsmeer en Den lip. Mijn eerste
klanten lagen steevast nog op bed, maar op
de rand van het bed gezeten kon je de
bestelling wel opgeschreven krijgen en het
geld vond je wel ergens in een kommetje!"
Ondanks de lange werktijden ging het er
gemoedelijk aan toe. Er werd hard ge
werkt, maar er was soms ook tijd voor een
moment van ontspanning. Men gaf zich zo
nu en dan vrijelijk over aan het testen van
sterke drank. Ab Dral: "Och het viel ons
natuurlijk wel op dat er eigenlijk geen tijd
voor onszelf was. Maar daar viel niemand
over. En er konden toen nog allerlei gekke
dingen gebeuren die het leven in het win
kelbedrijf boeiend genoeg maakten.
Vooral bij de brandewijn- en jeneverfus
ten gebeurden nogal eens dingen die bui
ten de zakelijke bedoelingen van de heer
Ab Dral