Klanten spaarden tientallen miljoenen aan obligaties en PMC-cheques Kabouter effecten "Wij hebben het gevoel dat wij door deze financiële stap meegaan met een moderne stroming in de economie. De gemeenschaps gedachte, zowel in algemene als in bedrijfs economische zin, wint veld en het is mede daarom, dat juist een bedrijf als het onze, dat steeds in contact komt met de eindconsu- ment, deze gemeenschapsgedachte ook ten aanzien van zijn klantenkring wil uitdragen. Dat wil dus zeggen, dat de klanten erbij horen, zowel wat het medebezit, als de winstdeling betreft Met deze woorden introduceerde de heer J. W. de Vries, plaatsvervangend lid van de Raad van Bestuur van Albert HeijnN.V., begin 1955 de uitgifte door Albert Heijn van klanten obligaties met een nominale waarde van 50 gulden elk. Een actie die tot een geweldig succes zou uitgroeien. Toen eind 1961 de ba lans werd opgemaakt, bleek het obligatiebe- zit van AH-klanten een waarde te vertegenwoordi gen van circa 43 miljoen gul den. Begin 1962 verdwenen de obligaties. Het zegelsys teem werd echter gehand haafd. Een vol boekje kon voortaan worden ingeruild voor PMC-cheques, waar mee kon worden gespaard voor de meest uiteenlopen de huishoudelijke artikelen. Ook de Premie-van-de- Maand Club (PMC) wist dui zenden Nederlanders aan zich te binden. Met de uitgifte van winstde- lende klantenobligaties was Albert Heijn de eerste Nederlandse onderneming die het economische streven naar bezitsspreiding in de praktijk bracht. Het was bo vendien de eerste keer dat in Nederland obligaties werden uitgegeven met een kleine nominale waarde van 50 gulden. Klanten konden in de AH- winkels zegels kopen a 10 cent per stuk. Een zegel per bestede gulden. Een vol boekje bevatte 490 zegeltjes. De klant had met een vol boekje de keuze uit drie mo gelijkheden. Hij kon het in leveren en in ruil hiervoor 52 gulden contant krijgen. Hij kon het boekje inwisselen voor een winstdelende klan tenobligatie ter waarde van 50 gulden die recht gaf op 4% vaste rente en een aan deel in de winst. En, als der de mogelijkheid, kon hij te gen inlevering van zijn boekje in bezit komen van een spaarobligatie a 50 gul den, waarmee rente op ren te kon worden gekweekt. Hierdoor zou de waarde van 50 gulden na 10 jaar zijn uit gegroeid tot 90 gulden en na 20 jaar zelfs tot 160 gulden. Zowel de klanten- als de spaarobligaties konden overigens te allen tijde wor den verzilverd, met volledi ge vergoeding van de tus sentijds opgebouwde rente en winst. In de pers werd uitvoerig aandacht besteed aan de obligaties van Albert Heijn. De meeste bladen vonden het een interessant experiment. In 'De Groene Amsterdammer' van 5 maart 1955 schreef dr. W.J. v.d. Woestijne: "Een groot deel van het publiek, dat nooit iets met effecten te maken heeft, wordt nu in de gele genheid gesteld effecten, zij het dan ook kabouter-effec ten, te bezitten. Door ver schillende omstandigheden heeft de grote massa zich van het effect afgekeerd. Het is niet uitgesloten dat door deze kabouter-effecten een deel van het publiek weer effecten-minded wordt. Zij worden nu recht streeks geconfronteerd met allerlei vragen, die zij nu hoogstens uit handelsre kensommen leren. Een praktisch lesje dus in han- delsrekenen en economie. Verder is duidelijk dat 'kapi taal' wordt gevormd door sparen en dat vele kleintjes te zamen één grote maken. Ook dat is een praktische economische les." Die praktische les bleken de Nederlanders graag te wil len leren. De spaarlust was zo groot dat de obligaties al snel in grote aantallen de deur uitgingen. Na de offi ciële emissiedatum van 1 ju li 1955 kwamen de eerste 1.500 obligaties in het bezit van hun eigenaars. Ook de 67

Personeelsbladen | 1987 | | pagina 69