Niet kopen omwille van het kopen 100 JAAR® „In sommige Amerikaanse staten hebben ze nu al moeite om jong winkelpersoneel te krijgen. Daar staat oma achter de Deli." sen die binnen ons bedrijf topposities be kleden zijn eveneens als winkelbediende in een filiaal begonnen. Die plukken nu nog de vruchten van die ervaring." G.J. Heijn: "Je kan hier de meest briljante vent achter een bureau zetten en allerlei acties en ideeën laten uitdenken, maar die zijn bijna op voorhand waardeloos wan neer hij niet de vertaalslag naar de praktijk op de winkelvloer kan maken. Dat bete kent niet dat iedere directeur eerst acht jaar met kratten moet hebben gesjouwd, maar je moet wel kunnen inschatten wat praktisch gezien wél en niet haalbaar is." Hoe vaak komt u in de winkels A. Heijn: "Te weinig. Ik haal alleen, of met mijn vrouw, twee keer per maand de boodschappen bij AH. Het is belangrijk om de winkel ook eens als klant te beleven. Ik let dan op een heleboel dingen. Ziet de winkel er netjes uit? Is het personeel pret tig. Zijn er klanten? Ja, dat is het belang rijkste want daar moet de schoorsteen van roken." G.J. Heijn: "Ik reserveer eens in de zoveel tijd ruimte in mijn agenda voor bezoeken aan de filialen die ik graag wil zien. Als je in de Raad van Bestuur zit heb je dat ge woon nodig. Voeling met de praktijk hou den is van levensbelang. Ik heb dan ook de smoor in als ik bijvoorbeeld niet alles kan bezoeken wat ik op mijn verlanglijstje heb staan. De mensen in de winkels zitten ei genlijk aan het front. Het is logisch dat de generaal af en toe zijn neus laat zien. Zij moeten het maken. Dat ben je verplicht. Dat geldt vooral voor de ver van Zaandam gelegen filialen. Die vinden het prettig als wij een keer een bezoek aan hun winkel brengen. Over een jaar genomen zit ik twaalf tot vijftien dagen in de winkels. Dat zijn niet alleen Ahold-vestigingen. Ook bij de concurrent kijk ik graag rond. Nee, daar herkennen ze me niet. De klanten komen wel op me af en vragen aan mij waar de macaroni staat. Niet alleen in Ne derland, maar bok in het buitenland ge beurt dat. Wij schijnen met een andere blik in de ogen in winkels rond te lopen dan de gemiddelde Nederlandse huisvader." Met name de laatste tien jaar heeft het bedrijf met succes zijn vleugels in het bui tenland uitgeslagen. Hoe ziet u de toekom stige rol van Ahold in het buitenland? A. Heijn: "We hebben inmiddels al een paar maal gezegd dat wij naast BI-LO en Giant Food Stores in Amerika op zoek zijn naar een derde keten. Een vroeger lid van de Raad van Bestuur citerend: 'Je kunt wel gericht zoeken, maar je kunt niet gericht vinden'. Tot nu toe is het ons nog niet gelukt. Er waren wel contacten, maar dan was het naar ons gevoel te duur of niet goed genoeg. Inmiddels gaat het op eigen kracht doorgroeien van de beide Ameri kaanse werkmaatschappijen nu in een ho gere versnelling door. G.J. Heijn: "Kopen omwille van het ko pen doen we natuurlijk nooit. Een keten waar wij in zijn geïnteresseerd wordt eerst op alle denkbare onderdelen goed doorge licht voordat wij een contract onderte kenen." A. Heijn: "De reden dat wij destijds naar het buitenland zijn gegaan was omdat wij meenden dat Nederland te klein werd voor de expansie van dit bedrijf. Toch is het Nederlandse aandeel naderhand nog be hoorlijk gegroeid. Er zijn nieuwe winkels bijgekomen, de bestaande filialen zijn uit gebreid en de omzet is toegenomen. Die groei zal nog wel even doorgaan, want er zijn nog altijd plaatsen in ons land die ver stoken zijn van onze diensten. Toch moet je voorzichtig zijn met constant groeien. In Zwitserland is het supermarktbedrijf 'Migros' dat een marktaandeel van meer dan 30 procent heeft. Dat is nog best te besturen, maar het heeft er enige jaren geleden om gespannen. Het had er even alle schijn van dat door de omvang en de marktpositie de publieke opinie zich tegen het bedrijf zou keren. De mens heeft nu eenmaal moeite met iets wat heel groot en overal zo nadrukkelijk aanwezig is. Inder daad Ahold groeit voorlopig nog steeds. We zitten nu bijvoorbeeld met de Albert Heijn-winkels op een marktaandeel van ruim 22 procent. Ik voorzie dat dat percen tage in de loop der jaren nog wel iets stijgt, maar dat zal waarschijnlijk slechts een en kel procentje zijn. Wanneer u vraagt of we de 30 procent in Nederland halen, dan zeg ik nee." G.J. Heijn: "Gelukkig hebben wij geen monopolie-positie in Nederland. Waarom gelukkig? Ik denk dat je in die situatie iedere uitdaging zou missen. Dan wordt er waarschijnlijk geredeneerd in de trant van: ach, waarom zouden wij ons druk ma- 43

Personeelsbladen | 1987 | | pagina 45