De merkwaardige loopbaan van Nol Besterveld (I) Roken Adviseren belangrijkste voor sommelier Ronald Buys Flitsen pagina 9 POUILLYFUMÉ STAGE SIGAREN Langdurig, maar boeiend kunnen blijven vertellen is een kunst. Er zijn maar weinig mensen die deze gave bezitten. De minimale voorwaarde is, dat je dan ook dingen meege maakt moet hebben die de moeite van het aanhoren waard zijn. Nol Besterveld is ie mand die aan al deze voorwaarden voldoet. Na een enerverende loopbaan van ruim 38 jaar bij Ahold ging hij dit voorjaar met pen sioen. Wij zochten hem op en spraken uitge breid met deze 65-plusser die inderdaad boeiend, zonder een blad voor zijn mond te nemen, en humoristisch kan vertellen. Zijn complete verhaal is echter nogal omvangrijk, maar zeker de moeite waard om in zijn ge heel te publiceren. In deze editie het eerste deel van het levensverhaal van een Aholder in hart en nieren. In maart van dit jaar ging Nol Besterveld met pensioen. Daarmee kwam een einde aan een afwisselende, maar uiterst merkwaardige loopbaan bij Ahold. Hij ging van het ene pro ject naar het andere. Telkens als hij wat op poten had gezet, wachtte hem een nieu we taak. Hij bracht sys teem in het poffen, was administrateur van de NV Motorboten, was betrokken bij het ont wikkelen van een tarief systeem voor de fa briek, was chef van de afdeling Obligaties, maakte de opkomst en de ondergang van de PMC (Premie-van-de- Maand Club) van nabij mee en besloot zijn car rière als palletcoördina tor op de afdeling Lo gistiek. Flitsen sprak met hem over zijn ontslag op staande voet, over goudeerlijke jutters uit Den Helder, de koelkasten van de PMC en over de ze geltjes van de heer J.W. de Vries. Nol Besterveld werd in 1921 in Den Helder geboren als telg uit een scheepvaartge slacht. Zijn jeugd bracht hij grotendeels door in het voormalige Nederlands-In- dië. Na zijn HBS-tijd keerde hij, op zeventienjarige leef tijd, terug in Den Helder. Hij wilde stuurman worden, maar zijn slechte ogen ston den een scheepvaartcarrière in de weg. „Ik moest van ar moe naar kantoor", meldt hij in volle ernst. Besterveld werkte achtereenvolgens bij de NMB en de belasting dienst in zijn geboorteplaats. „Bij de inspectie der directe belastingen verdiende ik 42,- per maand. In de avonduren studeerde ik hard om vooruit te komen. Na verloop van tijd werd ik bij de inspecteur ontboden. Ik kreeg een vaste aanstelling. Op dat moment realiseerde ik me, dat ik helemaal geen belastingambtenaar wilde worden. Een half uur nadat ik mijn vaste aanstelling had gekregen, diende ik mijn ontslag in. Het zou toch nooit wat geworden zijn." Om de arbeidsdienst te ont lopen, dook hij in de oorlog onder in Winkel en Lutje winkel. Daar leerde hij zijn latere vrouw kennen. Na de oorlog werd hij Hoofd Admi nistratie bij V&D in Den Hel der. Wegens onenigheid met de directie over de toewij zing van een dienstwoning nam hij ook hier ontslag. Hij verhuisde naar Uitgeest, de plaats waar zijn vrouw van daan kwam, en solliciteerde bij een aantal Zaanse bedrij ven. Op 27 januari 1947 trad hij in dienst bij Albert Heijn. „Ik zou bij de administratie controle in opbouw komen, maar dat ging niet door. Kraaij, de chef de bureau, had een klusje voor me. Er moest een systeem opgezet worden om de retour-embal lage uit de filialen in goede banen te leiden en admini stratief te verwerken. Toen dat eenmaal liep, meldde ik me bij Kraaij. Ik was klaar voor de administratie-con trole. ,Ja'„ zei Kraaij, „maar we hebben geen zicht op de debiteuren." Ik kreeg een nieuwe taak. Er zat geen sys teem in de pofklanten. Men sen die drie keer per week boodschappen kwamen ha len en dan bijvoorbeeld op zaterdag betaalden. Daar moest een beter zicht op ko men. Theun Gruijs, de baas van de filialen-administratie, en ik hebben die zaak toen op poten gezet. We namen contact op met inlichtingen bureaus. Die hadden in elke plaats wel een informant die dan ging praten bij de buren of bij de slager om er achter te komen of een klant wel kredietwaardig was. Poffen mocht wel, maar voor iedere pofldant hadden de filialen vergunning van het hoofd kantoor nodig." Wordt vervolgd. Ach, ach, wat hebben die arme rokers het vandaag de dag toch moeilijk. Overal wordt de vrijheid om te roken ingeperkt. In openbare gebouwen is het al lang verboden. In treinen moeten rokers steeds langer zoeken naar een coupé waar roken is toegestaan. Rokers wor den hardvochtig be schimpt en bespot door niet-rokers. Op straat worden ze nagewezen. Diep gebogen en met hoog opgeslagen kraag maken ze zich beschaamd uit de voeten. Geen won der dat de rokers er steeds meer de dampen over in krijgen. Op het hoofdkantoor van Ahold is het al niet veel beter. Wie daar nietsver moedend een sigaret op steekt, mag van geluk spreken als hij het ge bouw zonder kleerscheu ren kan verlaten. Maar er is nog hoop. Er is nog één laatste toevluchtsoord. Eén rokersbolwerk rest nog: de toiletten! Vorige maand maakte de kantoorcommissie be kend, dat het roken op de toiletten blijft toegestaan. In de notulen van de ver gadering heette het, dat de commissie unaniem van mening was dat men deze vrijheid niet aan de collega's kon ontnemen. Als een toilet met rook is bezwangerd, moet men maar een andere ruimte nemen", vond de com missie. Alle toiletten voor de rokers. Wie zijn gevoeg niet in een rookhol wil doen, gaat maar ergens anders heen. Naar het toi let op de volgende verdie ping bijvoorbeeld. Als het daar ook blauw van de rook ziet, is er altijd nog wel een andere etage. Het HK telt er tenslotte 17. En wie zijn hoop op alle toi letten in rook ziet vervlie gen, moet maar een „an dere ruimte" nemen. De kantoorcommissie schreef het zelf. Een goed verstaander heeft aan een half woord genoeg. Em mers zat in de bezemhok- ken. Ronald W. Buys, ober kelner in restaurant De Hoop op d'Swarte Wal vis aan de Zaanse Schans, behoort tot de eerste twaalf leden van het in mei jl. opgerich te „Nederlandse Gilde van Sommeliers". Hij bevindt zich in goed gezelschap. De leden van het eerste uur zijn allemaal werkzaam in gerenommeerde res taurants. Om er een paar te noemen: Hotel des Indes (Den Haag), Inter Scaldes (Kruinin- gen) en De Kersentuin (Amsterdam). Wat is een sommelier? Een sommelier is ie mand die de gasten op verzoek van advies dient bij het kiezen van de juiste wijnen. „Ik ga niet naar de tafel toe met het idee: die gaan we eens even een dure Bourgogne verkopen. Zo gaat het niet. Al thans niet bij ons." Flit sen sprak met Ronald Buys (29) over zijn werk als sommelier. Hoe wordt men som melier? „Tja, je begint met een bier tje, dan drink je eens een wijntje en langzaam maar ze ker krijg je steeds meer inte resse in wijn. Je gaat je er steeds meer in verdiepen. In 1980 ben ik begonnen om een eigen wijnkelder op te bouwen. Een specifieke op leiding voor sommeliers is er eigenlijk niet. Ik heb wel het wijncertificaat van de Stich ting Vakonderwijs Horeca behaald en ik heb de vinolo- genstudie op de Wijnacade mie gevolgd. Dit jaar heb ik examen gedaan. Voor het onderdeel proeven ben ik geslaagd. De uitslag van het theoriegedeelte is nog niet bekend." Wat is je belangrijkste taak als sommelier? „Het belangrijkste is advies en verkoop naar de gast toe. Advies komt op de eerste plaats. Op verzoek. Ik dring me niet op aan tafel. De meeste gasten die hier ko men hebben zelf ook al een ruime blik op wijn, maar mijn stem kan toch van be lang zijn." Wat zou je adviseren bij een gerecht als gerook te zalm? „Daarbij lijkt een Malfesta me het beste. Een Joegoslavi sche wijn. Alleen hebben we die toevallig niet in huis. Maar een mooie Elzasser kan ook. Een Riesling uit '83, dat was een mooi jaar. Waarom geen rode wijn? Omdat een rode wijn de gronderigheid van de vis naar boven zou halen. We hebben momen teel rivierkreeftjes met ge stoomde tongfilet op het me nu staan. Daar adviseer ik een Bourgogne Aligoté bij, een mooie droge witte wijn. Komt op het terras goed tot zijn recht. Die wijn stelt de gemiddelde gast zeer tevre den qua smaak en prijs. Een Pouilly Fumé kan ook, maar die is wel weer duurder." Voor elk gerecht is er vol gens Ronald wel een passen de wijn te vinden. Het omge keerde komt ook voor. „Sommige gasten kiezen eerst de wijn en stellen ver volgens daarbij een menu sa men. Pouilly Fumé Baron de L is nogal veel in de publici teit de laatste tijd. Het ge beurt wel dat er gezegd wordt: „Breng eerst die fles maar, dan praten we daarna wel over het eten." Sinds het restaurant in fe bruari van dit jaar een Mi- chelin-ster kreeg, probeert men de functie van somme lier meer inhoud te geven. Onderdeel van dat beleid is de stage die Ronald Buys binnenkort zal lopen in de Bourgogne, bij het huis van Jozef Drouhin in Beaune. „De Swartc Walvis heeft een bepaald niveau bereikt en we proberen nog beter te worden. In dat beeld past een sommelier uitstekend. Het is een extra service aan de gast." De wijnkelder van de Swarte Walvis is de laatste twee jaar drastisch uitgebreid. Buiten, de wijnen op de kaart, bevat de kelder momenteel onge veer 70 verschillende Bor deaux rood en ongeveer 35 rode Bourgognes, waaron der dure Grand Cru's. Som melier Buys kent ze niet alle maal. „Ik proef natuurlijk wel wij nen op voorhand, maar we gaan geen Grand Cru open trekken om te proeven. Daar is die wijn te duur voor. De wijnen op de wijnkaart heb ik wel allemaal geproefd. Sommelier Ronald Buys-. ,Je blijft steeds nieuwe dingen in wijn Gasten laten soms een bo dempje in de fles zitten. Dat proef ik dan achteraf wel eens. Afproeven noemen we dat. Je gaat steeds nieuwe dingen in de wijn ontdek ken. Jonge Bordeaux vanaf '79, kan ik redelijk doorgron den. Bij een oudere Bor deaux, uit '64 bijvoorbeeld, wordt het moeilijker. Het is een kwestie van ervaring. Voor zo'n oudere wijn ben ik nog te jong. Ik kan natuurlijk niet weten hoe die in '64 heeft gesmaakt. Ik houd de ontwikkeling bij door het noteren van mijn bevindin gen bij het proeven. Geur, smaak, afdronk, alcoholge halte, molligheid, enzo voorts. Alles schrijf ik op. An ders kun je geen vergelijkin gen trekken als je dezelfde wijn later weer proeft. Het is grappig om de ver schillen te kunnen proeven. Dat is niet voor iedereen weggelegd. Je hebt een goed ontwikkeld smaak- en reuk vermogen nodig." Drink je wel eens wat anders dan wijn? „Als mijn werk erop zit drink ik wel eens een colaatje of een biertje. Dat kan geen kwaad. Als je het maar niet vóór het proeven doet. Het is in mijn vak niet goed om bijvoorbeeld „harde" alco hol te drinken. Als ik een glas whisky zou drinken is mijn proefvermogen voor de rest van de avond verdwenen. Het beste is om 's morgens te proeven. Dan zijn je tong en je reukvermogen nog uit gerust." Hoewel Ronald Buys zelf niet rookt, valt ook het pre senteren van sigaren onder zijn verantwoordelijkheid. Het roken van een goede si gaar na het eten heeft vol gens hem ontegenzeggelijk een gunstig effect op de spijsvertering. Corona's doen het goed na de lunch, een Havana blijkt aanbeve lenswaardig na het diner. Een echt uitgekiend sigaren- beleid voert de Swarte Wal vis momenteel nog niet. Ro nald Buys: „Eerst gaan we de wijn nog verder opkrikken. Daarna komen de sigaren aan de beurt."

Personeelsbladen | 1986 | | pagina 9