Koelvervoer, een zaak van hoogste belang Werkoverleg bij Albro krijgt breder draagvlak Flitsenpagina? Van iedere tien kilo le vensmiddelen die een DC verlaat, is er ten minste één kilo die, om de houd baarheid te verlengen en bederf te voorkomen, ge koeld dient te worden vervoerd. Een globaal overzicht toont dat Neder landse kaas op maximaal 15 graden Celcius aan de consument mag worden geleverd; buitenlandse kaas en desserts slechts op 10 graden. De tempe ratuur van verpakte vlees waren, vis- en halfconser- ven en salades mag zelfs niet boven de 7 graden komen. Dit ligt wettelijk vast in het zgn. „Koks- warenbesluit" en het Mees- en Meeswarenbe- sluit. Beide zijn opgeno men in de Warenwet. De wetgever ziet er nauwlet tend op toe dat deze be sluiten worden nage leefd, maar ook de Kwali teitsdienst van Ahold houdt deze zaken scherp in het oog. Dit alles legt een zware verantwoorde lijkheid op de schouders van alle medewerkers. Of, zoals site manager W.J.J.M. Scholtes van DC Tilburg het zegt: „Iedereen dient „koelbe- wust" te zijn." Rechts op de foto links j de thermometers die de juiste temperatuur in de koelruimte aangeven Foto hoven: een VoCoCo (Volume Container Combinatie) Site-manager: W.J.J.M.Scholtes Lange weg Gekoelde levensmiddelen hebben een lange weg te gaan voor zij de consument bereiken. Allereerst dienen ze op de juiste temperatuur te worden aangeleverd. De leveranciers van Albert Heijn weten, wanneer dit niet gebeurt, dat ze hun la ding onherroepelijk terug krijgen. Alle DC-chauftëurs hebben duidelijke instruc ties en portiers bij DCs zien er op toe dat de wagens die het terrein verlaten, opti maal zijn geconditioneerd. Er wordt geprobeerd tot aan de aflevering' bij het filiaal niets aan het toeval over te laten. „Na het lossen bij het filiaal houdt onze directe ver antwoordel ij kheid op zegt de heer Scholtes. „Na tuurlijk staan ze daar ook klaar om de gekoelde artike len zo snel mogelijk in de koelcel of koelvitrine te brengen. Soms zijn er echter wel eens omstandigheden waardoor de koelketen te lang wordt onderbroken." Volgorde In chronologische volgorde werkt de koelketen als volgt: de wagens van de leveran ciers met gekoelde levens middelen parkeren bij aan komst voor een perron van een koelcel waar de eerste controle plaatsvindt. Daarna worden de artikelen via een koelsluis opgeslagen in een koelcel met een constante temperatuur van 4 graden Celcius. Nadat de bestelling van een filiaal is genoteerd, wordt eerst de ongekoelde vracht geladen. Na een oproep via een walkie-talkie volgt dan op het laatste moment het gekoelde deel zodat deze ar tikelen slechts enkele minu ten aan de buitentempera tuur bloot staan. Controle DC Tilburg beschikt op dit moment over 35 opleggers en sinds begin 1985 over 25 VoCoCo's (Volume Contai ner Combinaties). Van de opleggers zijn er 25 met koelruimten uitgerust ter wijl de VoCoCo's alle over koelruimten beschikken. De opleggers worden gekoeld met stikstof terwijl de com binaties mechanische koe ling hebben. De DC's zorgen dat de levensmiddelen niet boven de 6 graden komen, onverschillig hoe hoog de buitentemperatuur is. Voor het vertrek controleren de chauffeurs de koelappara tuur, terwijl de portiers op hun beurt weer iedere koel wagen die het terrein verlaat op juiste temperatuur - en voor de opleggers op stik- stofvoorraad controleren. De temperatuurcontrole is een eenvoudige zaak. Aan de voorzijde van de vrachtruim te is een thermometer ge monteerd die de juiste tem peratuur binnen aangeeft. Investering De koelketen heeft bij de DC's de hoogste prioriteit. Men streeft er naar om in 1986 alleen nog wagens te laten rijden die over koel ruimten beschikken. Dit, en de uitbreiding van de koel cellen, vergt enorme inves teringen. De koelcel van DC Tilburg bijv. is dit jaar met 50% uitgebreid. Van 1.400 m2 naar ruim 2.100 m2. Daarnaast zijn er nog de no dige andere maatregelen ge nomen en is men op het ogenblik bezig een nieuw ty pe koelwagen te ontwikke len. Schakel Verantwoordelijk voor deze toch ingewikkelde materie zijn de Filialenorganisatie, Distributie-organisatie en de Kwaliteitsdienst. Gelet op de dominante marktpositie van Albert Heijn - hoge bomen vangen veel wind - is het hen er alles aan gelegen dat de koelketen gesloten blijft in het belang van de consu ment en van Albert Heijn. Maar, zoals bij iedere keten, is deze zo sterk als de zwak ste schakel en dat benauwt de heer Scholtes wel eens. „Het is dikwijls een simpele menselijke fout die de keten doet verbreken en daarom kan ik er niet genoeg op aan dringen dat de gekoelde la ding overal met extra aan dacht en voorrang wordt be handeld." In 1982 werden bij Albro Bakkerijen te Zwanen burg de eerste voorzichtige stappen gezet op weg naar grotere betrokkenheid van de medewerkers bij de gang van zaken in het bedrijf. Onder de noemer „werkoverleg" werden in alle geledin gen gespreks- en werkgroepen gevormd die soms voortvarend, soms schuchter probeerden met dit nieuwe „praten over het werk" te leren omgaan. Nu, na drie jaar, was het tijd om vast te stellen of het gestelde doel is benaderd of goeddeels is voorbijgeschoten. De waarheid blijkt in het mid den te liggen. Of, zoals directeur T. Winkel het zegt: „Werkoverleg is weliswaar geen éclatant succes geworden, maar op een aantal punten is toch duidelijk gescoord. Ik ben zeker niet onte vreden." Korte samenvatting van het voorafgaande. In 1982 stelde het managementteam bij Al bro zich de vraag of routine matige arbeid plaats kon ma ken voor een andere aanpak. Een grotere betrokkenheid van de medewerkers zou de gemotiveerdheid bij het werk zeker vergroten, ter wijl de produktiviteit mede daardoor kon worden gesti muleerd. De keus was dus niet moeilijk. Veel moeilijker was het antwoord op de vraag hoe die grotere be trokkenheid tot stand moest komen. Werkoverleg, oké, maar hoe doe je dat? Specialisten Bij Albro is de zaak vervol gens goed aangepakt. Specia listen - van zowel binnen als buiten Ahold die eerder met dit bijltje hadden ge hakt, werden bij de opzet in geschakeld. Een begelei dingsgroep Werkoverleg (BGWO) zette de lijnen uit voor een leerplan. Want ge léérd moest er worden: taal gebruik, vergadertechniek, notuleren en wat als basis nog meer nodig is om een gespreksgroep zinvol te Ia- ten functioneren. Ook moest tijd worden vrijgemaakt om te kunnen vergaderen, er moest vergaderruimte be schikbaar zijn en bovenal moest ervoor worden ge zorgd dat alle medewerkers van het belang doordrongen werden. Soms lukte het overleg per afdeling heel aardig, elders was men na twee bijeenkom sten in feite al uitgepraat. Di recteur Winkel: „Als je met zoiets begint mag je niet ver wachten dat het over de hele linie succesvol verloopt. Dat was overigens wél het geval bij de chefs. Zij zijn er vrij wel allemaal in geslaagd zich een andere stijl van leiding geven eigen te maken. Niet meer via een éénrichtings verkeer, maar open voor suggesties vanuit hun team. Op het kaderniveau verloopt het werkoverleg zonder meer goed." Daarmee geeft Winkel met een aan, dat „op de werk vloer" het werkoverleg min der goed van de grond is ge komen. Jammer, maar zeker geen grote teleurstelling. We wisten vooraf dat een menta liteitsverandering veel tijd kost. Bovendien zijn bij een aantal mensen wellicht ver wachtingen gewekt die niet zijn uitgekomen. In werkoverleggroepen zijn bijvoorbeeld wensenlijstjes opgesteld voor allerlei inves teringen. Wie vervolgens dacht dat die verlangens ook binnen de kortste keren ver vuld zouden worden, is nu teleurgesteld. Maar zo werkt dat nu eenmaal niet." Verder gaan Begin dit jaar zijn alle zaken nog eens op een rijtje gezet door de BGWO. Conclusie: er is alle aanleiding om op de ingeslagen weg verder te gaan, zij het wel dat er meer aandacht moet komen voor de nog niet goed op de rails staande zaken. De nadruk komt daarbij op het zelfstan diger functioneren van afde lingen. Voorbeeld: proble men kunnen worden geïn ventariseerd om vervolgens een plan tot het opheffen er van in te dienen bij het managementteam. Directeur Winkel: „Nu bleef de klacht steken bij de constatering: het is te warm op onze afde ling. Waar we heen moeten is dat de mensen zelf gaan bekijken wat aan die klacht kan worden gedaan; leveran ciers worden opgeroepen om een prijs op te geven, zo dat tenslotte een uitgewerkt plan op tafel komt. Ook wil len we de mensen meer be trekken bij het hoe en waar om van allerlei investerin gen. Verder willen we ge sprekken op gang brengen over het werk zélf. Uitgangs punt daarbij moet de vraag aan de medewerker zijn: „Wat wil je weten over je ei gen werk?" Volgens de heer Winkel wor den voor de komende twee jaar voldoende financiële middelen beschikbaar ge steld om het werkoverleg een breder draagvlak te ge ven. „Ik blijf erin geloven en zie het project zeker niet als een wensdroom. Het is ech ter een zaak van kleine stap jes vooruit. Als je nou ziet dat de vakantieroosters voor dit jaar en de invoering van de ADV al volledig in overleg zijn opgesteld, mag je toch zeggen dat we op de goeie weg zijn."

Personeelsbladen | 1985 | | pagina 7