Beperkende maatregelen leiden tot
hogere distributiekosten
Uitgebreide enquête over
werk en arbeidsbeleving
Resultaten van enquête
al duidelijk merkbaar
Flitsen
pagina 5
Na proef van vorig jaar in tien AH-filialen
De heer G.J. Heijn tijdens symposium over bereikbaarheid binnenstad:
In AH-filiaal te Haren:
Wat vindt u van uw werk? Van de werkomstandig- Albert Heijn aandacht gevraagd voor de enquête
heden? Van de sfeer in het bedrijf? Kan het beter? Werk en Arbeidsbeleving, waarmee - zoals op
Moet het anders? Welke functie verwacht u in de pagina 41 van het intern jaarverslag 1982 van
toekomst voor uzeli? Hoe wilt u dat bereiken? Met Albert Heijn heeft gestaan - vorig jaar in acht
deze vragen (op de voorkant van een kleurige andere AH-filialen een proef werd genomen,
folder) werd begin dit jaar in tien filialen van
De achtergrond van deze
proef was de wens een „in
strument" te ontwikkelen
waarmee een analyse ge
maakt kan worden van de
werksituatie zoals die door
de betrokken medewerkers
wordt ervaren. Op basis
hiervan kan dan in overleg
met de betrokken leidingge
venden worden nagegaan of,
en zo ja, op welke aspecten
verbeteringen aangebracht
kunnen worden.
De eerste proef vond plaats
in vier supermarts en vier
zelfbedieningswinkels. De
resultaten mondden uit in
een aangepaste meer uitge
breide enquête die in een
tweede proeffase in zes su
permarts en vier ZB-filialen
is uitgevoerd.
„Op geheel vrijwillige basis
overigens, niemand is ver
plicht er aan mee te doen",
zo benadrukken de heren W.
Hoogenboom (40), hoofd
van de afdeling functiebezet
ting en loopbaanontwikke
ling, en J. Teppema (36),
stafmedewerker van deze af
deling, die de enquête heb
ben opgezet en begeleid. Zij
zijn nu druk bezig de totale
uitkomsten ervan op een rij
te zetten en te evalueren
zodat deze fase kan worden
afgesloten.
De uitkomsten van de afzon
derlijke filialen worden per
filiaal door de betrokken me
dewerkers en PZ-functiona-
rissen zelf uitgewerkt.
Veel reacties
„Werken is mensenwerk", zo
staat ook te lezen op de
introductiefolder. „Om er sa
men achter te komen wat er
misschien anders zou moe
ten, waaróm en hoé.is er
de AH-enquête Werk en Ar
beidsbeleving. Vraag daarom
de vragenlijst bij uw be
drijfsleider. Het is ook in uw
éigen belang."
Deelname is dus op vrijwilli
ge basis.
Gemiddeld wordt 70% van
de uitgezette vragenlijsten
teruggestuurd, voor de
tweede fase komt dit over
een met 280 medewerkers.
Hoogenboom en Teppema
schrijven die hoge response
ook toe aan het feit dat de
antwoorden volkomen ano
niem worden gegeven. Nie
mand hoeft z'n naam in te
vullen en daardoor komen er
zo heeft de praktijk uitge
wezen heel eerlijke ant
woorden uit de bus.
Veertien
onderwerpen
De enquête bestaat uit 56
vragen die slaan op 14 ver
schillende onderwerpen, te
weten: 1. algemeen beeld
van het bedrijf; 2. ontplooi
ingsmogelijkheden; 3. auto
nomie in het werk (de mate
waarin zelfstandig gewerkt
mag worden en eigen ideeën
mogen worden uitgevoerd);
4. promotie- en carrièrever
wachting; 5. communicatie
tussen leiding en werkne
mers; 6. persoonlijke ver
houdingen; 7. relaties tussen
de afdelingen; 8. de persoon
lijke aandacht van de leiding
voor de medewerkers; 9. de
werkbeoordeling door de
leiding; 10. de taakverdeling
door de leiding; 11de orga
nisatie; 12. de introductie
van (nieuwe) medewerkers
en de opleiding; 13- toepas
sing van de arbeidsvoor
waarden; 14. enkele specifie
ke arbeidsomstandigheden
(werkdruk, kantine, gebruik
hulpmiddelen e.d.)
Op alle 56 vragen kunnen
vier verschillende antwoor
den worden gegeven (heel
simpel door het plaatsen van
een kruisje), namelijk: a. nee,
helemaal niet mee eens; b.
nee, voor het merendeel niet
mee eens; c. ja, voor het
merendeel wel mee eens en
d. ja, helemaal wel mee eens.
De enquête-uitslagen van de
10 filialen zijn met behulp
van een computer verwerkt.
Uit de antwoorden die aan
Bedrijfsleider Evert Aay (37)
is het daarmee volledig eens:
ook hij vindt, dat deze en
quête erg zinvol is geweest.
„Een goede methode om
dingen aan het licht te bren
gen die anders wellicht ver
borgen zouden blijven of
veel later tevoorschijn zou
den komen." Paul en Anjo
noemen een voorbeeld: op
een gegeven moment bleek,
dat een nieuwe (part-time)
kassier wel op de hoogte was
van het bestaan van het prij-
zenboek, maar niet wist hoe
hij er mee moest omgaan.
„Nou, dan is er maar één
conclusie mogelijk. Name
lijk, dat nieuwe mensen aan
de kassa in het vervolg meer
en betere instructie krijgen."
Alle medewerkers
De drie Harense AH-mensen
vertellen, dat de enquête in
hun filiaal diverse punten
het eind van de enquête nog
eens konden worden gege
ven op de vraag in hoeverre
de medewerkers vinden dat
er noodzaak tot verbetering
is, blijkt o.a. het volgende:
Vooral het „algemeen beeld
naar boven heeft gebracht
die voor verbetering in aan
merking komen. Daarbij
bleek vooral, dat er onder de
medewerkers grote behoefte
is aan meer betrokkenheid
Anjo Koster-
bij de gang van zaken en aan
meer communicatie en mo
gelijkheden om mee te den
ken over nieuwe plannen
e.d. „Daarom zijn alle mede
werkers betrokken bij de be-
van.het bedrijf' en de factor
„onderlinge verhoudingen"
scoorden hoog. Positief wa
ren ook de onderwerpen 13
en 10, terwijl 4, 5 en 12 over
het algemeen lager scoorden
in de beoordeling van de
medewerkers. De heren
Hoogenboom en Teppema
hechten overigens niet bij
zonder veel waarde aan het
„totaalbeeld" van alle tien
filialen, omdat de uitkom
sten per filiaal uiteraard nog
al verschillen: in het ene fi
liaal bijvoorbeeld kunnen de
relaties tussen de afdelingen
uitstekend zijn, terwijl die
relaties in een andere winkel
veel minder goed zijn.
Verbeteringen
„Zoals in het begin reeds
is vermeld, gaat het er ons
om dat we er per filiaal
achter komen wat er zoal
sprekingen die eens per
week -in werktijd- worden
gehouden. Dan wordt per
afdeling de dagelijkse gang
van zaken doorgenomen en
getoetst aan de uitkomsten
van de enquête. Tegelijk
wordt nagegaan of de ge
wenste verbeteringen inder
daad (geheel of gedeeltelijk)
tot stand zijn gekomen en
worden ook nieuwe ideeën
aangedragen en besproken.
Zo hebben we bijvoorbeeld
al bereikt dat de lijnen en
taken duidelijker zijn, er is
een betere onderlinge af
stemming en er wordt min
der langs elkaar heen ge
werkt."
Regelmaat
„Probleempunten" in Haren
waren de ontplooiingsmoge
lijkheden (veel medewer
kers wilden meer duidelijk
heid over opleidings- en pro
motiekansen) en de mate
waarin zelfstandig gewerkt
mag worden en eigen ideeën
mogen worden uitgevoerd.
Maar ook op deze punten is
een eerste aanzet tot verdui
delijking gedaan, waaruit
blijkt dat „de enquête is ook
in uw eigen belang" uit de
introductiefolder geen loze
schort. Dit blijkt bijvoor
beeld ook uit de per fi
liaal opgestelde actieplan
nen. In het ene filiaal ligt
een sterke nadruk op het
verbeteren van de oplei
dingsplannen; in een an
der filiaal komt sterk naar
voren de noodzaak de in
terne informatiestroom te
verbeteren. Het belang
rijkste doel is om binnen
het filiaal het vermogen
te vergroten problemen
te signaleren en op te los
sen. Hierbij spelen de be
drijfsleider, zijn kader en
de ZPOF en RPOF een
zeer belangrijke rol."
In een aantal filialen is dit
proces al begonnen,
waaronder de AH-super-
mart in Haren. Flitsen
ging er een kijkje nemen.
Daarover kunt u ook op
deze pagina lezen.
i
Paul Pestman
kreet is. In het algemeen
vinden de medewerkers van
AH-Haren, dat ze door deze
aanpak meer „met de neus
op de feiten zijn gedrukt",
zoals Paul het zegt. „Dingen
die je eigenlijk wel wist als je
er goed over na zou denken,
maar die je je vaak nauwe
lijks bewust was, er althans
nauwelijks aandacht aan
schonk." De jongste van het
gezelschap voegt er aan toe:
„Voor één ding moeten we
waken; dat we dat wekelijkse
overleg en de maandelijkse
evaluatie (waarbij ook de
part-timers aanwezig zijn)
ook vólhouden. Er bestaat al
gauw de neiging om maar
eens een weekje over te
slaan, maar dat is niet goed."
Op donderdag 26 mei jl.
werd in de Stadsschouw
burg te Tilburg een sympo
sium gehouden rond het
thema „Bereikbaarheid van
de binnenstad", georgani
seerd door de Nationale
Verkeersakademie in sa
menwerking met de Kamer
van Koophandel en Fabrie
ken voor midden-Brabant.
Het doel van het symposium was
een bijdrage te leveren aan de
studie van het verkeer en vervoer
als belangrijkste factor in de ont
wikkeling en het functioneren van
de binnenstad. Vijf sprekers hiel
den zich bezig met de verschillen
de problematieken. Onder hen de
heer G. J. Heijn, lid van de Raad
van Bestuur van Ahold.
De heer Heijn ging in zijn toe
spraak in op de transportproble
men waarmee met name de Ahold-
winkels te kampen hebben. Aller
eerst, zo stelt hij, ontmoeten de
vrachtauto's op hun weg in de
verschillende gemeenten ver-
keersbelemmeringen. Daarnaast
wordt de vervoerder ook nog in
zijn beweging gehinderd doordat
een aantal gemeenten aflevering
van goederen slechts gedurende
een beperkt aantal uren per dag
toestaat. Overleg met andere ge
meenten is er niet of nauwelijks en
dat betekent in de praktijk dat
vrachtauto's in een aantal steden
tegelijkertijd moeten zijn om hun
goederen af te leveren. De heer
Heijn: „Van een efficiënte goede-
renaanvoer kan op deze manier
natuurlijk geen sprake zijn. Van
een aanzienlijke kostenverhoging
natuurlijk wel."
Griezelig
Hiermee is niet de gehele proble
matiek aangegeven. „Want", zo
stelt de heer Heijn, „de gemeenten
stellen ook nog eens technische
eisen - bijvoorbeeld wat afmetin
gen en wieldruk betreft - aan de
vrachtwagens die de winkelcentra
bezoeken. Ook hier ontbreekt in
tegrale coördinatie zodat er alles
bij elkaar een griezelige warwinkel
van voorschriften en beperkingen
is waarmee de detailhandel uit de
voeten moet zien te komen."
Beperkingen vanuit de gemeenten
kosten geld. De heer Heijn rekent
zijn gehoor voor dat de transport
kosten nu al twee procent van de
Ahold-omzet bedragen. Daarbij te
kent hij aan dat de netto-marge
minder dan een procent is. Hieruit
blijkt wel duidelijk dat die externe
invloeden op de kosten van het
vervoer levensmiddelenbedrijven
in een kwetsbare positie brengen.
Voorwaarden
scheppend beleid
De heer Heijn pleit in zijn toe
spraak voor een voorwaarden
scheppend beleid van de kant van
de overheid. Voorop stelt hij dat
dit beleid autovriendelijk dient te
zijn. Volgens de heer Heijn heeft
het grootschalige goederenver
voer zeker dezelfde nuttige func
tie als de bus of tram. Omdat het
ook een dienstverlenend bedrijf
betreft, moet het grootschalig ver
voer over dezelfde faciliteiten be
schikken. De bestaande gedachte
om het goederenvervoer gebruik
te laten maken van de vrije banen
voor het openbaar vervoer ver
dient volgens de heer Heijn zeker
aanbeveling.
Afsluitend stelt de heer Heijn dat
een goed opgezet gecoördineerd
beleid niet alleen resulteert in een
betere bereikbaarheid van de bin
nensteden wat een goede zaak is
voor de ondernemers, ook draagt
dit, zo stelt hij, bij tot de groei en
bloei van de steden.
„Heel goed, heel goed." Zo reageerden Paul
Pestman (27), eerste verkoper houdbaar, en Anjo
Koster (28), eerste verkoper vers van de grote
Albert Heijn supermart aan de Kerkstraat in
Haren (bij Groningen), toen wij hen vroegen
naar het nut van de enquête Werk en Arbeidsbe
leving waarover elders op deze pagina meer
geschreven staat.