DRS. COREN BEANTWOORDT KRITISCHE VRAGEN
OVER HET FINANCIËLE VERSLAG
paginal
Jaarverslageditie Flitsen
De redactie van Flitsen vroeg een finan
cieel journalist en een sociaal-econo
misch journalist een aantal kritische
vragen te stellen over resp. het finan
cieel verslag en het sociaal verslag 1982
van de Raad van Bestuur Ahold en deze
ter beantwoording voor te leggen aan
drs. L. Coren, verantwoordelijk voor het
financieel beleid, en aan drs. PJ. var
Vraag 1: Over 1982 is een fraai
resultaat geboekt. De winst steeg
ondanks teruglopende koopkracht
bij de consument en een scherpe
concurrentiestrijd om de
consumentengulden. Wat zijn
volgens u de voornaamste
factoren die hebben bijgedragen
tot het behaalde resultaat?
Antwoord: ..Wanneer we naar de winstont
wikkeling van de afgelopen jaren kijken is
die eerder stationair geweest. In de jaren
1978/81 steeg de winst van 49 naar 54
miljoen. Dat is beduidend minder dan de
stijging van de omzet van 4,9 naar ƒ7,1
miljard, of de stijging van het aandelenkapi
taal van 45 miljoen naar 59 miljoen. In
de periode 1980/82 waren er diverse ont
wikkelingen die een rem op de winstgroei
zetten, zoals de prijsacties bij Albert Heijn,
heroriëntatie bij Miro e.d. In 1982 vielen die
bijzondere lasten weg en plukten wij de
vruchten van het nieuwe prijsbeleid, waar
door de winst weer een gezonde groei
toonde."
Vraag 2: Een belangrijke gebeurte
nis begin 1983 vormde de uitbrei
ding van het kapitaal van Ahold nv
en de Stichting Ahold Internatio
naal, waarin de buitenlandse ac
tiviteiten zijn ondergebracht. Van
de totale opbrengst ad 90 mil
joen is ruim 73 miljoen bestemd
voor de Stichting. Kunt u uitleggen
waarom zo'n belangrijk deel van
deze middelen voor de buiten
landse activiteiten wordt bestemd?
Antwoord: „In het Nederlandse deel van
Ahold is voldoende Eigen Vermogen aanwe
zig, zelfs ruim voldoende, maar bij Ahold
Internationaal was dat bepaald niet het ge
val. De overname van BI-I.O en Giant Food
Stores was nagenoeg met geleend geld gefi
nancierd, waardoor de schulden aanmerke
lijk groter waren dan het Eigen Vermogen.
Doordat de koers van de aandelen Ahold in
de tweede helft van 1982 flink begon te
stijgen en het algemene beursklimaat verbe
terde, kregen wij de mogelijkheid om via
een gecombineerde emissie nieuw Eigen
Vermogen voor het concern aan te trekken,
waarbij het belangrijkste deel diende voor
de noodzakelijke versterking van het vermo
gen van Ahold Internationaal."
Vraag 3: In een periode van hoge
rentestanden is er regelmatig geld
geleend. Zo werd in september
1982 nog een lening van 50 mil
joen opgenomen van de Nationale
Investerings Bank tegen een rente
van 12%. Waarom werd in die pe
riode geen geld aangetrokken
door uitgifte van nieuwe aande
len?
Antwoord: „Bij het aantrekken van die
NIB-lening in juni 1982 was de rente nog
niet op het hoogste punt, maar later daalde
zij inderdaad weer. Ik zou dat pech noemen.
Die NIB-lening hadden wij echter nodig,
voor hetzelfde doel waarvoor we later met
de emissie kwamen, maar op dat moment
was het beursklimaat bepaald ongunstig. We
zouden op dit moment geen 12% meer
behoeven te betalen, maar in principe vin
den we een achtergestelde lening een prima
instrument om het garantievermogen te ver
groten. Vergroting van het vermogen door
plaatsing van nieuwe aandelen heeft een
aantal aantrekkelijke aspecten. Je trekt het
aan voor onbepaalde tijd, er is geen aflos
singsverplichting en er is geen vaste rente
verplichting. Als er geen winst gemaakt
Drs. L. Coren
wordt, keer je bijvoorbeeld geen dividend
uit, maar als je geld geleend hebt, moet je te
allen tijde rente betalen. Is er echter geen
mogelijkheid om nieuwe aandelen te plaat
sen, dan is een achtergestelde lening het
beste surrogaat. Ik geloof ook niet dat je
zonder meer kunt stellen dat het plaatsen
van aandelen een goedkopere financierings-
vorm is. Over betaalde rente betaal je geen
belasting, maar dividend keer je uit over de
winst na belasting."
Vraag 4: De investeringen van
Ahold gaan de cash flow (netto
winst afschrijvingen) ruim
schoots te boven. Acht u dit voor
langere termijn verantwoord,
wanneer hierdoor de schulden
verder toenemen?
Antwoord: „Dat de investeringen de cash
flow te boven gaan, is geen politiek die wij
voor langere termijn voorstaan. Soms is het
echter noodzakelijk om op een gegeven
moment bepaalde investeringen te doen en
dan moet je je niet door het niveau van de
cash flow laten weerhouden. Als de moge
lijkheid van een aantrekkelijke acquisitie
zich voordoet, kun je niet een jaar wachten
omdat je op dat moment niet over voldoen
de eigen middelen beschikt. Overigens is
het wel ons streven om investeringen zoveel
mogelijk uit eigen middelen te financieren."
Vraag 5: Het aantal verkooppunten
van BI-LO en Giant Food Stores in
de Verenigde Staten is het afgelo
pen jaar toegenomen van 160
naar 181. In Nederland liep bet
aantal verkooppunten terug van
659 naar 630. Is hier sprake van
een incidentele ontwikkeling of
van een trend die zich in de toe
komst zal voortzetten?
Antwoord: „De daling van het aantal ver
kooppunten in Nederland moet men eerder
zien als incidenteel en niet als een trend in
ons beleid. De huidige inkrimping van het
aantal vestigingen kan verklaard worden
door de integratie van Simon, waarbij een
aantal kleine, onrendabele vestigingen is
gesloten. In de toekomst zal er ook in
Nederland ruimte zijn voor verdere expan
sie, maar dat zal eerder tot uitdrukking
komen in de groei van het verkoopopper
vlak dan in een toename van het aantal
vestigingen, want daar zijn in een klein land
toch wel beperkingen aan verbonden. Het
aantal verkooppunten zal binnen het huidige
bestel min of meer gelijk blijven."
Vraag 6: Ahold Espaha maakte tot
voor kort deel uit van de Stichting
Ahold Internationaal, maar door
de slechte resultatenontwikkeling
heeft men besloten de verantwoor
delijkheden over te brengen naar
de nv. Kunt u zeggen welke maat
regelen men denkt te nemen om
het getij te keren?
Antwoord: „In principe gaan we ervan uit
dat de ondernemingen binnen de Stichting
Ahold Internationaal de eigen bedrijfsvoe
ring verzorgen, men moet „z'n eigen boon
tjes kunnen doppen". De resultatenontwik
keling in Spanje is echter tot nu toe tegenge
vallen. Het management ter plekke functio
neerde niet optimaal en daarom hebben we
vanuit Nederland een aantal „zwaargewich
ten" gestuurd om de kar in het rechte spoor
te krijgen. Daarnaast is de marktontwikke
ling slecht, er is geen groei van inkomens en
we hebben nog steeds te lijden onder het
spijsolieschandaal. Dat is niet alleen van
invloed op de spijsolie zelf, maar ook op de
vele artikelen die in spijsolie verkocht wor
den en dat zijn er in Spanje nogal wat. Door
specialisten vanuit Nederland in te zetten,
geloven we dat het lukken gaat. Mogelijk zal
er een aantal winkels gesloten moeten wor
den, maar anderzijds is er ruimte voor
selectieve expansie."
Vraag 7: Over 1982 zullen voor het
eerst verkoopresultaten op onroe
rend goed in het concemresultaat
verwerkt worden, terwijl dit voor
heen rechtstreeks via de reserves
liep. Waarom deze verandering in
de resultatenverantwoording en
vindt u dit eigenlijk geen branche
vreemde activiteit, zodat de eerde
re methode de voorkeur zou moe
ten genieten?
Antwoord: Voor dat besluit is een aantal
goede redenen. Ten eerste de consolidatie
van de „hornen" (Ahorn, Beehorn, etc.) Bij
deze maatschappijen was het gebruikelijk
om de resultaten op verkoop van onroerend
goed via de resultatenrekening te boeken.
Nu die maatschappijen meegeconsolideerd
worden leek het ons goed die methode van
boekhouden voor het gehele concern toe te
passen. Bovendien menen wij te weten dat
dit systeem binnen enkele jaren wettelijk
voorgeschreven zal worden. Branche
vreemd vinden we het ook niet omdat met
onze activiteiten het bezit van een hoeveel
heid onroerend goed onverbrekelijk ver
bonden is."
Vraag 8: In het jaarverslag staat
dat voortgegaan zal worden met
de expansie, maar dat waar nodig
activiteiten beëindigd zullen wor
den die minder goed in de struc
tuur passen of blijvend een nega
tieve invloed op het resultaat zul
len uitoefenen. Kunt u specifieke
sectoren noemen waaraan in dit
verband gedacht moet worden?
Antwoord: „Wij gaan door met de expansie,
maar aarzelen anderzijds niet om op een
gegeven moment activiteiten af te kappen
die achteraf niet binnen het geheel blijken te
passen, of waarvan we het rendement niet
op het gewenste niveau kunnen krijgen. In
het verleden heeft zich dat bijv. voorgedaan
bij de Jobby's (doe-het-zelf zaken) en Melk-
export Sterovita. De Jobby's bleken qua
formule niet te voldoen. Zij zijn daarom
uiteindelijk verkocht. Sterovita was een an
der geval. De leveringen vonden plaats aan
de Amerikaanse en Canadese strijdkrachten
in Europa. De contracten werden jaarlijks
opnieuw afgesloten, wat een extra onzekere
factor vormde. Sterovita hebben wij toen
vooral ter wille van de continuïteit van de
werkgelegenheid overgedragen aan Melk
unie Holland.
Ten slotte een open vraag aan de
heer Coren, waarbij hij mogelijk
aandacht kan besteden aan as
pecten die in de voorgaande vra
gen niet aan de orde zijn geweest,
maar die wel de moeite van het
vermelden waard zijn.
Antwoord: De open vraag gebruikt de heer
Coren voor een toelichting op het begrip
„winst" en een aantal zaken die daarmee in
verband staan. „Als detaillist moeten wij
onze winst halen uit de toegevoegde waar
de. Wij brengen artikelen van producent
naar consument en die laatste is bereid voor
die dienst te betalen. Om dat te kunnen
doen moeten wij echter kosten maken. De
loonkosten vormen daarvan het leeuwedeel,
daarnaast zijn er de vermogenskosten (rente
op leningen en dividend voor aandeelhou
ders) en tenslotte resteren de overige kos
ten. Je moet dus een bepaalde marge op je
kostprijs zetten om aan al die verplichtingen
te kunnen voldoen en daarnaast moet je ook
nog winst maken, want die is echt noodzake
lijk voor de continuïteit van de onderne
ming. Tot 1979 was er een duidelijk positie
ve ontwikkeling in het saldo van toegevoeg
de waarde minus kosten, maar eind 1979
werd de trend negatief. In 1981 hebben we
de bekende prijzenactie gestart en nu be
weegt het saldo zich weer in opgaande
richting, alhoewel het nog steeds negatief is.
Dat is enerzijds te danken aan de kostenbe
waking en anderzijds aan een hoger omzet
volume, waardoor de vaste kosten minder
zwaar wegen. Wanneer je de toegevoegde
waarde wilt vergroten kan dat door prijsver
hoging of door omzetvergroting. Daarnaast
kan resultaatverbetering worden bereikt
door beperking van de kosten. Zoals gezegd,
vormen de loonkosten het leeuwedeel, maar
de hoogte van de lonen wordt in een breder
geheel bepaald, daar kun je als individuele
onderneming niet van afwijken. Wel kun je
het zoeken in produktiviteitsverbeteringen,
door mensen dusdanige hulpmiddelen te
verschaffen dat ze in dezelfde tijd meer
kunnen doen. Vermogenskosten kun je be
sparen door o.a. een betere voorraadbeheer-
sing, want een teveel aan voorraad moet ook
gefinancierd worden."