„Ahold vindt
OR-werk zinvol
Albro Zwanenburg opent
nieuwe kleinbroodafdeling
Flitsen pagina 9
Leon Kratsborn, hoofd Bureau Ondernemingsraden:
Studie
Relaties
OR-leden
Uitbreiding capaciteit met 6.000 stuks per uur
Hard gewerkt
„Het fenomeen Ondernemingsraad verkeert nog
duidelijk in de ontwikkelingsfase, op weg naar
volwassenheid. Bij de wet is veel in theorie goed
geregeld, maar in de praktijk zullen zowel onder
nemer als ondernemingsraad hun plaats in een
aantal opzichten moeten bepalen." Voor die uit
spraak tekent de heer Leon Kratsborn (37), per 1
augustus jl. benoemd tot hoofd Bureau Onderne
mingsraden (BOR). Hij volgt in die functie de
heer J. Ph. Ypma op, die gebruik maakte van de
VUT-regeling.
Volmondig en zonder mooi-
praterij („dat is mijn stijl
niet") beaamt de heer Krats
born van zijn voorganger
een goede erfenis te hebben
gekregen. „De onderne
mingsraden bij Ahold func
tioneren redelijk naar wens
en de onderlinge verhoudin
gen zijn goed. Dat zijn toch
zaken die voor een belang
rijk deel de verdienste van
Johan (Ypma) zijn."
Kratsborn werkt sinds 1976
bij Ahold, was aanvankelijk
opleidingsfunctionaris bij
AHSM en aanvaardde in
1980 een functie bij de afde
ling „opleidingen" een van
de concerndiensten. Hij stu
deerde aan de Sociale Acade
mie (richting personeels
werk) en is thans bezig met
zijn doctoraal-sociologie,
waarvoor hij volgend jaar
hoopt af te studeren. Het
BOR-werk vindt hij in zeker
opzicht goed aansluiten op
zijn vorige functie, waarin
hij betrokken was bij het op
leiden van OR-leden. „Toch
vind ik, dat ik in deze nieuwe
baan in een niet vergelijkba
re situatie verkeer. Ik stond
als opleidingsman meer aan
de zijlijn, terwijl ik nu mid
den in het spanningsveld tus
sen OR en ondernemer sta.
Ik moet nu veel duidelijker
rekening houden met beide
partijen, waarvoor het BOR
als adviseur optreedt.
Flitsen: „De heer Ypma
voorspelde dat u het lang
niet eenvoudig zult heb
ben in de begeleiding van
het OR-werk."
Kratsborn: „Ik denk dat hij
gelijk heeft. In 1979, toen de
nieuwe wet op de onderne
mingsraden van kracht werd,
zijn we een nieuwe fase in
gegaan. Nu moet het insti
tuut OR gaan bewijzen een
zelfstandig bestaan te kun
nen leiden. Dat moet gebeu
ren door de kwaliteit van de
leden te verhogen, maar ook
door de interne organisatie
van de OR zo sterk mogelijk
te maken. Anderzijds zijn er
de bestuurders, zeg maar: di
rectie, die het functioneren
van een goede OR moeten
leren accepteren en waarde
ren. Je kunt het vergelijken
met twee voetbalteams. Niet
de spelregels zorgen voor
een goede wedstrijd. Dat
moeten de spelers zélf doen
via een positieve spelopvat
ting. Pas dan kan het publiek,
in dit geval de achterban, te
vreden zijn."
Flitsen: „Merkwaardig ge
noeg zou je u dan de trai
ner van beide elftallen
kunnen noemen. Het
BOR adviseert immers zo
wel directie als gekozen
leden?"
Kratsborn: „De tactiek de
manier waarop het spel
wordt gespeeld speelt
een belangrijke rol. Ik denk
niet, dat het de taak van het
BOR is voor beide partijen
de tactiek te bepalen. Daar
toe zijn ze zelf best in staat.
Mijn taak is het te bevorde
ren dat beide partijen er met
elkaar een goede ontmoe
ting van willen maken.
Het BOR zal zich ook onder
de nieuwe leiding actief blij
ven opstellen. Niet met de
armen over elkaar afwachten
tot hulp wordt ingeroepen,
maar lezen, luisteren, signa
len opvangen en proberen te
onderkennen waar knelpun
ten in het OR-werk dreigen
te ontstaan.
Kratsborn: „Veel maatschap
pelijke ontwikkelingen zul
len we moeten vertalen naar
Ahold toe. Vooruitlopen dus
op zaken, die ook hier aan de
orde kunnen komen."
Flitsen: „Hoe ziet u de re
latie tussen OR en vak
bonden? Is er naar uw
mening sprake van een
poging van bonden om
ondernemingsraden voor
hun karretje te spannen?"
Kratsborn: „Op die laatste
vraag kan ik geen allesomvat
tend antwoord geven. Daar
voor zijn er teveel OR'en en
teveel verschillende vak
bondsbestuurders. Maar dat
dergelijke situaties voorko
men is duidelijk.
De komende jaren zal er veel
aandacht moeten worden
besteed aan goede relaties
tussen OR en bonden. Nu er
met betrekking tot de finan
ciële kant van de arbeids
voorwaarden voor de bon
den nauwelijks meer te sco
ren valt, richten zij zich
steeds meer op immateriële
zaken. Daarmee komen ze
op het terrein van de OR en
daardoor zouden beide el
kaar als concurrenten kun
nen gaan zien. Het tegendeel
is mijns inziens waar. Beide
hebben elkaar hard nodig en
moeten voorkomen dat ze
tegen elkaar worden uitge
speeld."
Flitsen: „Wat zijn naar uw
mening goede OR-
leden?"
Kratsborn: „Er zijn veel men
sen in een onderneming die
uitstekende OR-leden zou
den zijn, maar die echter om
uiteenlopende redenen bui
ten spel blijven. Ik vind bij
voorbeeld, dat mensen met
een surplus aan capaciteit in
hun werkpakket dat extra
vermogen in dienst van de
OR zouden kunnen stellen.
Dat moet dan door de onder
nemer worden gesteund. Ze
zeggen wel eens: „De onder
nemer krijgt de OR die hij
verdient." Daar zit veel
waars in. Als de directie een
positieve houding jegens de
OR uitstraalt, dan komt dat
de kwaliteit van de OR-
kandidaten ten goede, waar
mee het belang van de hele
onderneming gediend
wordt. De OR moet lastig
kunnen zijn. Maar er is nog
een heel verschil tussen „las
tig uit frustratie" en „con
structief lastig". De opbou
wende kritiek komt meestal
van mensen die het ook
goed doen in hun dagelijkse
werk."
Flitsen: „De veel gehoor
de klacht is, dat men van
de baas wel tijd krijgt om
OR-werk te doen, maar
dat de collega's mopperen
dat zij het werk, dat blijft
liggen, moeten opknap
pen."
Kratsborn. „Als een directie
het OR-werk zinvol vindt, en
gelukkig is dat bij Ahold zo,
dan moeten er regelingen
worden getroffen voor een
goede werksituatie. Dat kan
via planning van vergaderin
gen en goede afspraken voor
vervanging. Ruim 80% van
het OR-werk is immers te
plannen."
Flitsen: „Nog een wens
voor uw nieuwe functie?"
Kratsborn: „Bij Ahold zijn er
voldoende mogelijkheden
voor het OR-werk. Ik hoop
die mogelijkheden zo opti
maal mogelijk te benutten."
Op een wel zeer originele wijze opende de heer
C. van Stam, burgemeester van de gemeente
Haarlemmermeer, op 6 oktober jl. de nieuwe
kleinbroodafdeling van de Albro Bakkerijen in
Zwanenburg.
Hij vroeg namelijk aan het einde van zijn toe
spraak een bakker „de hoorn te blazen"; een oud
gebruik dat aangeeft dat de oven bakkensklaar is.
Voorafgaand aan de ope
ningstoespraak van burge
meester Van Stam, voerden
de heren T. Winkel, direc
teur Albro Bakkerijen Zwa
nenburg bv, en R. Zwarten
dijk, lid van de Raad van Be
stuur van Ahold nv - en van
uit die functie verantwoor
delijk voor de Levensmidde
len Industrie Ahold - het
woord.
Na een gebruikelijk wel
komstwoord ging de heer
Winkel in op hetgeen Albro
te bieden heeft. Naast de ver
nieuwde kleinbroodafdeling
zijn dat afdelingen voor
grootbrood, banketartikelen
en ambachtelijke artikelen
als boerenbroden en maan
zaadgalles.
In zijn toespraak sprak de
heer Winkel ook over het
verleden van Albro en de
groei tot een werkmaat
schappij die vandaag onge
veer tweehonderd mede
werkers telt.
De heer Zwartendijk schet
ste de geschiedenis van de
Levensmiddelen Industrie
Ahold en zijn plaats binnen
het moederbedrijf. Hij wees
er op dat de verschillende
LLA-onderdelen ook binnen
Ahold een concurrerende
positie innemen en dat echt
niet vanwege de onderlinge
relatie die bestaat met de an
dere werkmaatschappijen af
zet wordt gegarandeerd.
Hoewel „het hemd nader is
dan de rok", moet er duide
lijk rekening mee worden
gehouden dat er externe
producenten („kapers op de
kust") zijn. Vandaar dat er in
de achterliggende periode
hard is gewerkt aan verbete
ring van de positie van de
verschillende LLA-
onderdelen. Met een knip
oog naar AH, die nog steeds
hamert op het aanhalen van
de broekriem, zei de heer
Zwartendijk dat LLA alleen
zijn „eigen broek kan ophou
den" als men een beleid
voert dat concurrentie-
onderscheidend is, met na
me ten aanzien van produk-
tenontwikkeling, kwaliteit,
prijs en service. De filosofie
achter de totstandkoming
van de nieuwe kleinbroodaf
deling heeft dan ook heel
duidelijk met dat beleid te
maken. De heer Zwartendijk
sprak zijn bewondering uit
over de manier waarop de
heer Winkel en zijn mede-
Goed gemutst bekeken de genodigden de nieuwe klein
broodafdeling.
werkers, in relatief korte tijd,
het karwei geklaard hebben.
Uiteraard werd in die lof ook
voormalig Albro-directeur
G. Oudega betrokken, die
wegens omstandigheden he
laas verhinderd was te ko
men. De heer Zwartendijk
wees tot slot nog op de uit
stekende samenwerking die
bestaat met de vijf AH-
Groentecentrales die de dis
tributie van het kleinbrood
verzorgen.
Na de openingshandeling
gingen de genodigden, on
der leiding van de directie
en enige leden van de Raad
van Bestuur, het gebouw in
De bakker blaast de hoorn
om de vernieuwde klein
broodafdeling te bekijken.
De nieuwe produktielijn,
met een totale lengte van
125 meter, is opge
bouwd uit vier gedeelten:
een deegafdeling, de rijs-
kasten met bijbehorende
transportbanen, de oven
en de daarmee (door 180
m afkoelband) verbon
den inpakafdeling. Door
de nieuwe installatie be
schikt Albro nu over de
mogelijkheid om allerlei
soorten kleinbrood vol
automatisch te bakken.
Zowel ronde broodjes als
puntjes, maar ook kren
tenbrood, kadetjes, "hot
dogs", stokbrood en har
de broodjes kunnen met
deze produktielijn wor
den vervaardigd.
De capaciteit bedraagt
18.000 stuks per uur. Dat
is een verhoging van
6.000 vergeleken met de
vorige oven, die ongeveer
twintig jaar in gebruik is
geweest. De, op gas ge
stookte, oven is voorzien
van een warm te terugw in
ningssysteem, hetgeen
een energiekostenbespa
ring van tien procent op
levert.