„We merken wel degelijk dat we een achterban hebben" Flitsen pagina 7 Anne Brusche-Martin, secretaris OR-AH: twee groepjes uit elkaar te gaan. Een met A. Heijn en de andere met G. J. Heijn en dat na een uur om te draaien. Eerst van ieder een praatje met wat persoonlijke gegevens; dat 10 keer en het uur is vol. Met A. Heijn gaan we het anders aanpak ken; Amerika (BI-LO, Giant Food Stores), 's Middags de acht vragen. Ook de heer Van Dun komt, om een paar vragen die meer de socia le kant raken, te beantwoorden. Vooral het verhaal van de heer Van Dun is zeer duidelijk. Ik vind de vragen trouwens op een heel eer lijke manier beantwoord. Dat hoeft niet te betekenen dat ik het met de zienswijze eens ben. Je moet ook andere kanten van de zaak leren bezien. Wat mij wel opvalt, is de ontspannen sfeer, geen krampach tigheid of dreigende botsingen. Beide groepen proberen toch zoe kend hun plaats te vinden binnen de Wet op de Ondernemingsraden om een zo werkbaar mogelijke ver houding met elkaar te vinden. De ontspannen sfeer ontstond me de, dunkt mij, door de goede voor bereidingen: de vragen waren op tijd ingediend, het commentaar van de COR op het Botor-rapport (gezamenlijk onderzoek over het functioneren van OR-leden door RvB en COR) waren op tijd door gespeeld. Dit geeft voor beiden, denk ik, het gevoel van wij weten waarover wij praten. Geen al te on verwachte ontwikkelingen; het on derwerp enigszins beperkt, weinig kans op oeverloos gezwam. Ook een stuk over de interne structuur van de COR lag op tafel. Een hand in eigen boezem, zoge zegd. Hierdoor blijft het niet bij na velstaren over hoe moeilijk we het hebben. Nee, ook haalbare oplos singen Noorden aangedragen om zo goed mogelijk met ieders capaci teiten en inzet binnen de COR om te gaan. Met hierbij ook vragen naar een ieders inzet om die kar van medezeggenschap een stukje verder op weg te helpen. U merkt het wel, het wordt een kritisch ploegje daar bij die COR, kritisch op elkaar en op waar ze mee bezig zijn. Als daar niet iets moois uit groeit, dan weet ik het ook niet meer. Aan de afspraak heeft het dan niet gelegen, misschien aan onze inzet om de schouders daar onder te zetten. Misschien klopt het niet, wat ik hier schrijf, een ne gatief toontje aan het eind. Maar ook de ervaring, dat afspraken het niet voor elkaar brengen, maar dat de mensen het moeten doen, ligt hieraan ten grondslag. Dus kom op mannen en vrouwen. Woensdag Het rapport (ik zal maar zeggen „aanbevelingen van de COR") on derzoek tijdsbesteding OR-leden ligt op tafel. Een goed degelijk ge schrift. De problemen worden dui delijk herkend door de heren Heijn. Of er voor alles een oplos sing is, is een tweede. Je moet het reëel bekijken is het motto. Niet verder springen dan je polsstok reikt, is nog zo'n zin. De ongeduldi- gen in medezeggenschapsland (ik zal mezelf er ook maar bij rekenen) worden wel „halsters" aangelegd. Idealen zijn goed, anders komen we niet verder, maar het realisme, het haalbare, voert de boventoon. „Een achterban van 18.000 medewerkers, verspreid over bijna 500 vestigingen, maakt het er voor een on dernemingsraad met slechts 25 leden niet gemakkelij ker op contacten goed te onderhouden. Toch heb je die achterban nodig om op de hoogte te kunnen blij ven met hetgeen er binnen het bedrijf leeft. Wij trach ten dan ook voortdurend de band met de medewer kers te verbeteren en te verstevigen; slechts op die manier kunnen wij goed functioneren." Aan het woord is Anne Brusche- Martin, secretaris van de onderne mingsraad van Albert Heijn bv. Uit ervaring weet ze echter, dat de achterban de OR-leden wel weet te vinden als onderwerpen aan de orde zijn waarmee men direct te maken heeft. „We merken dan dat we wel degelijk een achterban hebben en dat men op de hoogte is met waarmee wij bezig zijn", zegt zij. Meer body De in september 1979 van kracht geworden Wet op de Onderne mingsraden (WOR) heeft ook het OR-werk binnen Albert Heijn meer body gegeven. Men kreeg meer be voegdheden en mogelijkheden en men heeft zich sindsdien ook re gelmatig bezig kunnen houden, naast de normale onderwerpen, met de vraag hoe de doelstellingen van de ondernemingsraad gestalte konden worden gegeven. Anne Brusche: „Wij wilden niet al- Een paai dingetjes wil ik toch wel vermelden. De RvB wil samen met de COR zoeken naar manieren om OR- werk wat duidelijker onder de aandacht te brengen; daarover hebben we al wat harde punten op papier gezet. OR-werk is ook werk en be hoort ook beoordeeld te wor den; hoe en door wie moet nog bekeken worden. Een duidelijker plan maken voor OR-werk, voor het andere werk is ook een planning aan wezig. Voor een paar andere punten zijn er aanzetten gegeven. Wil je meer informatie dan kun je jouw COR- lid hierover aanspreken. Kortom een paar dagen die zeer zinvol wa ren voor het OR-werk bij Ahold. De ruimte die er voor OR-werk is (naar mijn mening een beperkte ruimte binnen het bedrijfsleven) wordt nu beter benut. Op voorge legde plannen kan nu eerder in vloed uitgeoefend worden! Voor mij is duidelijk (voordien ook al) wie er aan de touwtjes trekt, wie er de beslissingen neemt. Ach, misschien hebben we over een aantal jaren over dat punt wel eens een pittige discussie met elkaar of misschien hebben we nog jarenlang discussies over dit punt. Auke Zandstra Miro Leeuwarden leen voldoende tegenspel bieden aan de bestuurder, maar we heb ben ook gericht op een stukje er kenning. Enkele jaren geleden wer den bepaalde zaken buiten de OR om geregeld. Dat is nu niet meer zo; we zien dat als een positieve benadering van ons werk." Niet onbelangrijk is ook dat de OR bin nen de eigen organisatie procedu res is overeengekomen, waardoor sneller tot een standpuntbepaling kan worden gekomen. Daarnaast werd ook aan „interne zending" gedaan. „Intentieverklaring" Aan de hand van een „intentie verklaring" die de Raad van Be stuur over het ondernemingsraad- werk uitgaf, is men op pad gegaan om met name de filialen die OR- vertegenwoordigers leverden, dui delijk te maken hoe belangrijk het OR-werk is. „Dat heeft inspanning gekost", aldus Anne, „maar het re sultaat is dat men nu in brede kring op de hoogte is met het OR- lidmaatschap en ook ziet welke tijd er met het goed vervullen van die taak is gemoeid." Het verloop onder OR-leden was erg groot tijdens de vorige zittings periode. Er werd onderzoek ge daan naar de oorzaak ervan en er bleek dat de OR-leden pas na ge ruime tijd de consequenties voor het eigen werk - zoals bedrijfsop leidingen. relaties met collega's, af wezigheid, enz. ondervonden. Daardoor ontstonden soms span ningen in de relatie met chefs en collega's die niet altijd de nood zaak van „alweer een vergadering" inzagen. „Nu hebben wij de mensen na hun verkiezing tijdig ingelicht", vertelt de OR-secretaris, „daarna hebben wij de OR-leden en hun chefs bij elkaar geroepen en heeft de direc tie het een en ander verteld over de zaken die met het OR-werk sa menhangen. Verder zijn er formu lieren ontworpen waarop de afwe zigheid voor een OR-opIeiding. vergaderingen, enz. zijn aangege ven." Tijdig ingelicht „We zijn nu een jaar later en het verloop is aanzienlijk verminderd", aldus een tevreden Anne Brusche. „We moeten echter wel in de ga ten houden dat het OR-lid zelf ver antwoordelijk is voor een goede informatie aan zijn chef betreffen de het werk dat in de OR gebeurt. Als dat goed verloopt zal deze er begrip voor hebben dat men de deur uit moet voor OR- werkzaamheden." De OR van Albert Heijn is momen teel bezig met een inventarisatie van onderwerpen waarmee men in de nabije toekomst het meest te maken zal krijgen. Bovenaan de lijst staan zaken als invloed auto matisering, reorganisaties en ver anderingen in filialen. Vooral voor dit soort zaken is een goed contact met de achterban van levensbe lang. Inmiddels is men ook eens gaan kijken hoe soortgelijke organisa ties met veel vestigingen, zoals banken, het OR-werk hebben gere geld. Anne Brusche meent dat uit de ontvangen informatie noij niet direct een voor AH passende for mule is af te leiden. Als men bij voorbeeld zou kiezen voor regio nale commissies (dus per area), dan komt men in aanraking met problemen als: welke bevoegdhe den krijgt zo'n regionale OR- commissie, met welke bestuurder moeten zij praten, welke onder werpen moeten in die commissie behandeld worden of welke moe ten door naar de OR, enz. Soepeler contact In januari 1981 heeft men er voor gekozen aan iedere directeur van Albert Heijn bv een werkgroep te „verbinden", in de hoop op die ma nier eerder ingeschakeld te wor- Anne Brusche-Martin gemikt Op een stukje er- ketming" den. Jammer genoeg is dat niet ge heel volgens de verwachtingen verlopen, al was er wel een' ander (plezierig) neveneffect: er ont stond een soepeler contact met de diverse leden van de directie. Eigen actieplan Nu is overgegaan tot een enigszins andere werkwijze via een „beleids plan". Het doel is in de OR een ei gen actieplan vast te stellen met daaraan gekoppeld de volgorde van activiteiten en de wijze van aanpak. Anne Brusche: „Bovenaan staat op dit moment de nieuwe organisatie in de filialen. De functies van le verkoper en sectorchef worden sa mengebracht in een nieuwe func tie. De bedrijfsleider wordt ook meer bij de directe gang van zaken in een filiaal betrokken En dan blijkt er toch een goede relatie met de achterban te zijn. Een dergelijke reorganisatie raakt de mensen di rect en dan blijkt men zijn OR- vertegenwoordiger toch te kunnen vinden en dat betekent dat er dus wel degelijk een achterban bestaat, al laat die vaak te weinig van zich horen!"

Personeelsbladen | 1982 | | pagina 7