Met een zelfde aantal handjes meer werk fJe kunt in de COR nooit vooruitwerken' Flitsen pagina 7 Ron van Hoeven, OR APCO: „Hoeveel harder kun je de mensen nog laten lopen?" Deze vraag legde Jos Nijssen, voorzitter van de COR, neer in de Ahold Overlegvergadering van dinsdag 6 april. Aan de orde was het financieel jaarverslag 1981. Financieel directeur C. Sterk, die de cijfers toelichtte als vervanger van drs. L. Coren (ziek), had het onder werp „arbeidsproduktiviteit" aan de orde gesteld. De loonkosten bleken in relatie tot de brutowinst vrijwel gelijk te zijn gebleven, maar in verhouding tot de ver kopen waren zij teruggelopen. „Dat betekent een stij ging van de produktiviteit", aldus de heer Sterk. i „In hoeverre kun je die nog verder opvoeren?" wilde de heer M. Pieters weten. De heer Sterk achtte het moeilijk daarover uitspraken te doen, maar de heer D. Vethaak (oud-lid Raad van Bestuur, nu als commissaris - samen met drs. A. Spaander - in de Overlegvergade ring aanwezig) ging hier op in: „Er zit altijd enige rek in. Ook bij een dubbele omzet heb je maar één fi nancieel directeur nodig. „Maar ik versta onder produktiviteitsstij- ging de omzetstijging die gereali seerd is door hetzelfde aantal men sen", antwoordde de heer Pieters. De heer A. Heijn, die de vergade ring leidde, wees op het belang van nieuwe ontwikkelingen en betere technieken voor de arbeidspro duktiviteit. „In verhouding tot an dere bedrijven doen wij het nog niet zo slecht." Produktiviteit De heer Vethaak voegde er aan toe, dat produktiviteit niet alleen door hard werken wordt bepaald, maar ook door kapitaalsinvesteringen. De heer Nijssen meende, dat de stijging van de produktiviteit voor een belangrijk deel is afgedwongen door de „prijzenslag" in de bran che, waardoor de omzetten zijn ge stegen. Hij had het gevoel, dat er in de filialen op uren wordt beknib beld. „De mensen in de filialen hebben harder moeten werken om (Vervolg van pagina 6) koopkracht. Dat is korte termijn. Op langere termijn kan het gunstig zijn nu een stukje koopkracht te of feren (om inflatie af te remmen) in de verwachting dat die koopkracht door een verbeterde economische ontwikkeling later weer aantrekt." Mr. Nelissen voegde er aan toe, dat men als COR moet toetsen of de matiging binnen Ahold in een goe de verhouding staat tot wat ande ren doen. Uitgangspunt: evenveel bijdragen aan de algemene mati ging als het gemiddelde. Huizingh: „Ik maak me toch zorgen over de situatie. Iedereen heeft een andere oplossing en zegt dat die goed is." Mevr. Rempt: „Iedereen heeft te gengestelde belangen, ook u als werknemer van Ahold en als per soon. We zitten met zoveel belan gengroepen waardoor we niet tot de oplossing komen. En die is: min der uitgeven door de overheid en loonmatiging. Of we het leuk vin den of niet." die omzet te halen. Hoe lang kan dat nog doorgaan?" De heer Heijn geloofde, dat dit „harder werken" in 1981 zeker ge beurd is. Adders hadden we mis schien dezelfde minder goede re sultaten geboekt als vergelijkbare bedrijven in de ons omringende landen. Het gaat echter niet alleen om harder werken, maar om het „hoe kun je het beter doen?" In dit verband herinnerde hij aan de overgang van bediening op zelf bediening in 1952. De situatie op de arbeidsmarkt was toen heel an ders. De werkgelegenheid was geen probleem. De omzetten na men sterk toe door de stijging van de welvaart. Nu is dat anders. „Het tegenhouden van ontwikkelingen helpt niet", aldus de heer Heijn.Je kunt geen sloten meer graven met schop en kruiwagen. Steeds zul je produktiviteitsstijging tegen ver lies aan arbeidsplaatsen moeten af wegen. Dat zal zo blijven." Drs. Spaander verwachtte over een jaar of zes een teruglopende be roepsbevolking. Dat is alleen op te vangen door automatisering. De werkgelegenheid zag hij echter tot 1988 als „een hels probleem". Harde conclusie De heer Nijssen trok als conclusie uit de woorden van de heer Heijn, dat door de relatief gunstige gang van zaken bij Ahold elders in het bedrijfsleven arbeidsplaatsen ver vallen. De heer Vethaak bevestigde dit: „Er is verschil tussen de totali teit en het individuele bedrijf." De heer Spaander: ,Je exporteert in feite werkloosheid bij een toe nemend marktaandeel in een stag nerende markt. Dat is een harde conclusie, maar het is wel waar." En de heer Sterk kwam tot de vast stelling, dat de vraag wat de pro- duktiviteij is (men kan deze op uit eenlopende manieren trachten te meten) en waar de-grens ligt moei lijk te beantwoorden is. „Eén ding is wel zeker: meer omzet betekent in elk geval niet minder werk." Aan de hand van een aantal kerncij fers en grafieken werd het gehele financiële verslag „doorgenomen". De werkgroep „fmancieel- economisch beleid" van de COR had vooraf een en ander al bestu deerd en een vragenlijstje opge steld. Onder meer kwam aan de or de, dat Ahold in 1981 in grotere mate van geleend geld (vreemd vermogen) gebruik is gaan maken. De heer Sterk liep daar volgens de heer Nijssen wat gemakkelijk over heen, maar deze ontkende dat: „We streven er naar de gebruikelij ke verhouding van eigen vermo gen tot vreemd vermogen te her stellen. Dat daar nu van is afgewe ken heeft verklaarbare redenen. Met name de overneming van Giant Food Stores in de Ver. Staten is van grote invloed geweest." Het gebruik maken van geleend geld leidt er toe, dat Ahold een ho ger bedrag aan rente moet betalen. Vanuit de COR werd opgemerkt dat hoge rentelasten diverse be drijven in de problemen hebben gebracht. De COR spreekt zijn zorg uit over deze ontwikkeling bij Ahold. Volgens de heer Sterk zal dat rentebedrag in 1982 en 1983 nog verder oplopen, vooral ook door de verwerving van GFS in Amerika. „Het saldo van bedrijfsre sultaat en rente is echter positief en daar gaat het om", zei hij met nadruk. Vanuit de COR werd informatie ge vraagd over de invloed, die de in 1981 doorgevoerde 2% loonmati ging heeft gehad. De heer P. D. Dam berekende, dat het om onge veer 12 miljoen ging. De heer Pieters bracht in herinnering, dat de loonmatiging tot doel had ge had verbetering van de werkgele genheid en verhoging van het ren dement op het eigen vermogen. Loonmatiging De heer Sterk bleek niet te kunnen aangeven hoe een en ander had uitgepakt. Hij wees op de invloe den van de loonmatiging op de in koopprijzen en omzetten van het concern. Hij achtte het bijzonder moeilijk om uit de cijfers de in vloed van de loonmatiging te lich ten. De heer Vethaak stelde in het licht, dat de loonmatiging voor Neder land tot een verbetering van de ex portpositie heeft geleid. Ook dat is te vertalen in werkgelegenheid. Wat Ahold betreft is mede door de loonmatiging de winst op peil ge bleven en dit komt ook het perso neel via de winstdelingsregeling ten goede. Na ruim drie uren „cijferwerk" sloot de COR het beraad over de jaarcijfers af. In de ondernemings raden van de werkmaatschappijen komen uiteraard de „eigen cijfers" nog aan de orde (of is dit al ge beurd). if „De agenda bepaalt mijn leven." Ron van Hoeven (38) zegt het aan de ene kant lachend, aan de andere kant ook een tikje somber. Want er staat soms wel érg veel in die agenda. Hij is districtsmanager van APCO, voor zitter van de OR van APCO en sinds enige tijd ook vice-voorzitter van de Centrale Ondernemingsraad (COR) van Ahold. „Het tijdsbeslag van al die functies is groot", aldus de heer Van Hoe ven, „in feite kost het allemaal ver schrikkelijk veel tijd. Maar als ik mij ergens voor wil inzetten dan wil ik het ook goed doen. Mijn nor male functie moet ik daarbij com bineren met een stuk verantwoor delijkheid in OR en COR. Ondanks veel medewerking in mijn werk maatschappij geeft dat toch wel eens problemen. Maar zelf zie ik ook nog niet direct de juiste oplos sing." Bestuurlijke ervaring Pas twee jaar geleden kwam Ron van Hoeven met het OR-werk in aanraking. Bij Jacques Borel kende men het instituut ondernemings raad tot 1980 helemaal niet. Toen deze werd ingesteld \vas het eigen lijk geen wonder, dat Van Hoeven tot lid werd gekozen en meteen ook tot voorzitter werd gebombar deerd. Dat hij bestuurlijke ervaring had via de bekende Rotterdamse Ron van Hoeven: „De agenda bepaalt mijn leven". voetbalvereniging Xerxes kwam hem toen goed van pas. In het bedrijf, waar hij sinds 1975 werkte, was hij trouwens ook vrij bekend. Hij begon als beheerder van drie vestigingen van Borel op het Shell-complex in Pernis en in anderhalf jaar tijd groeiden de acti viteiten aldaar uit tot zeven vesti gingen. Eén van de eerste belangrijke on derwerpen in de OR van Borel was de adviesaanvrage over de wens van Ahold om het 40% belang te vergroten tot 90%. Het standpunt was positief en korte tijd later zat Van Hoeven als „waarnemer" bij de COR van Ahold. De reglemen ten stonden geen volwaardig lid maatschap toe. Dat was voor de heer Van Hoeven geen beletsel om zonodig zijn mondje te roeren in de COR en daar kende men hem ook al vrij snel als een man die wist wat hij wilde en dat goed naar vo ren kon brengen ook. Overrompeld „In het begin wist ik niet veel van ondernemingsraden af', bekent hij, „bij Borel werden we overrompeld met die adviesaanvrage. We wisten nauwelijks hoe we zoiets moesten aanpakken. Via de COR heb ik ech ter al snel enkele cursussen kun nen volgen en daar heb ik veel van opgestoken. Het eerste jaar kwa men we bij Borel nog niet aan cur sussen toe, want de instituten had den lange wachttijden." De meeste onderwerpen die de COR behandelt hebben geen be trekking op APCO, dat op een aan tal gebieden nog een eigen beleid volgt. „Op afstand wordt Ahold echter wel gevolgd", aldus de heer Van Hoeven, „zodat met enige aan passing niet zelden dezelfde onder werpen in de OR van APCO aan de orde komen." Ron van Hoeven (horeca- opleiding) is bij APCO betrokken bij acht vestigingen, waarvoor hij verantwoordelijk is vanaf het aan nemen van personeel tot en met de financiële resultaten. Dat is een drukke taak. Niet verwonderlijk is daardoor wellicht, dat bij hem hoog op het wensenlijstje staat een goede regeling voor de tijd, die aan de COR moet worden besteed. „Bij de Raad van Bestuur is de COR vol ledig geaccepteerd, maar ik heb gemerkt, dat dit nog niet bij alle werkmaatschappijen het geval is. Dat veroorzaakt soms hier en daar enige frictie." Informele contacten Veel waarde hecht Van Hoeven aan informele contacten, in de COR en ook met de bestuurder, al heeft die er dikvyijls ook geen tijd voor. ,Je loopt jn de COR altijd achter de problemen aan, je kunt nooit voor uit werken. In informele gesprek ken kun je wat meer van je opvat tingen kwijt en die werken naar mijn mening dan eerder door in het beleid dan wanneer er een concreet voorstel op tafel ligt. Dan kun je vaak nauwelijks meer iets anders doen dan „ja" zeggen." De .heer Van Hoeven meent ook, dat sommige onderwerpen veel te lang in behandeling zijn alvorens zij (kunnen) worden afgewerkt. „Daardoor kom je aan beleidsmatig werk nauwelijks toe. Misschien moeten we ons wel selectiever richten op werk waaraan je iets kunt doen en waarmee resultaten kunnen worden geboekt. Ik geloof, dat we het in de COR daarin zullen moeten zoeken."

Personeelsbladen | 1982 | | pagina 7