Heins Jansen werkt (thuis) aan twee boeken tegelijk We hebben het nog niet zo slecht in Nederland DE HEER J. MEIJN (75): FLITSEN pagina 9 Je moet maar dun>en: adjunct-directeur van een bedrijf zijn, dan ontslag nemen en vervolgens met de pet in de hand door het ganse land", op zoek naar de baan die wat meer arbeids vreugde en wat meer tijd voor het échte leven schenkt. Hij vond dat bij Ahold, zit daar nu als medewerker van directoraat P en O op de zeventiende, heet officieel H. W.M. Jansen maar hoort liever Heins. "Met een s. De ambtenaar maakte een schrijffout. Moeder kwam uit de grensstreek, vandaar die Duitse naam. Miro "nieuwe stijl" - de échte hypermarkt - draait op het moment dat deze Flitsen verschijnt, op de kop af een halfjaar. Een blik in de Miro-vestiging te Purmerend laat zien dat de klanten nog steeds in grote getale blijven toestromen. Hij komt al dollend tot de slotsom, dat hij inmiddels tweeënvijftig moet zijn, maar lijkt pas aan het begin van zijn le ven te staan. Door puur geluk kon de voormalige marineman ("vrijwilliger, vlak na de oorlog, ik heb de Noordzee nog mijnenvrij helpen maken") zijn rijt jeshuis in de nieuwbouwwijk van Ursem slijten, daags na het bord "Te koop" te hebben verwijderd. En toen bleek ook de 4*ptj, W' i v Hier sta ik zeer hevig te blitsen, Voor eenieder te kijk dan, in Flitsen. Voor de zoveelste maal, Sta ik weer 'ns voor paal, Maar velen, die dat alreeds wisten. Heintje Rozijntje bewoner van zijn droomhuisje aan de oe ver van het IJsselmeer plotseling bereid ja te zeggen tegen dat gekke lage bod. Hoewel de vraagprijs enkele dagen voor dien nog aanzienlijk hoger was. Hobby's Heins Jansen heeft nu weer tijd voor zijn hobby's. Zoals orgel spelen ("geen virtu oos hoor") en het maken van keramische beeldjes en reliëfs, die hij zelf bakt en eventueel glazuurt. Maar vooral schrijven. Twee boeken heeft hij nu on der handen. "Ik schrijf aan allebei tege lijk, nu eens aan het een, dan weer aan het ander, net naar ik zin heb. Het eerste gaat over een klein mannetje en diens belevenissen bij de marine. Een heel klein tikje autobiografisch kun je zeggen maar overwegend fantasie. Het tweede is maatschappijkritisch en heet "Gods poppenkast". De titel spreekt daarbij voor zichzelf. Het wordt geen zwaarwichtig geval hoor en de hu mor zal daarin echt de boventoon voe ren. Niettemin probeer ik daarin de goe de wil en het onherroepelijke falen van de mensheid te verwoorden." Onder mijn arm Een uitgever heeft Jansen nog niet, maar dat is een punt van later zorg. "Tegen die tijd sla ik het onder mijn arm en ga er op af. Net als toen ik werk zocht. Zo moet je dat aanpakken. Nééééén, niet uitgevers aanschrijven, want die worden met manuscripten doodgesmeten. Zelf er op af, dat is het beste. Nou ja en lukt het niet, dan heb ik toch lekker een hoop van me af kunnen schrijven." Heins Jansen tekent ook en maakt ge dichten. "Nou, nou," zwakt hij direct af, "ik noem het meer rijmelarijen. Zegt de naam Clinge Doorenbosch je nog wat? Ja? Nou, die heb ik verscheidene malen ontmoet en er regelmatig mee ge correspondeerd. Die heeft me ook ge leerd hoe je het ritme (hij noemde het ca dans) erin moet krijgen en vasthouden." In de eigen kring bij Ahold wordt gretig van dit -kunnen- van Heins gebruik ge maakt. Hij mag op die wijze feestvar kens in het zonnetje zetten door het ma ken van een soort levensloop. Verder is het een publiek geheim, dat als hij het woord krijgt, hij de eerste weken nog niet is uitgebabbeld. Om hem in deze praatlust tegemoet te komen, mag hij zijn eigen werk meestal ook voordragen. Zo aardig is zijn omgeving wel. Heintje Rozijntje Ook in Flitsen komt deze hekeldichter maandelijks aan het woord. Of zegt de rubriek van Heintje Rozijntje u niets? Een jaar of twee schrijft Jansen al lekker alles van zich af via die rijmelarijen in Flitsen - naar eigen zeggen, hoor - en al die tijd probeerde hij anoniem te blijven. "Want soms wil je ook wel eens compli mentjes uitdelen en dat komt dan raar over." Maar nu lijkt het Jansen beter open en bloot te vertellen, dat hij de man achter Heintje Rozijntje is. Zelf ook de bijbehorende cartoons tekent. Wie zijn levensgeschiedenis een beetje kent - zo als iedere lezer van dit stukje inmiddels - zal prompt een heleboel duidelijk wor den. Begrijpen waaróm die Heintje af en toe zo fijn de onhebbelijkheden van som migen en van zichzelf aan de kaak kan stellen. Mede vanuit zijn eigen verleden en ervaring Heins Jansen weet, dat menigeen al op de hoogte is van Heintje Rozijntjes geestelijke vader. Het heeft dus weinig zin langer het zwijgen te bewaren. Daar komt bij, dat het aantal onderwerpen voor zo'n personeelsblad toch al beperkt is, zodat de hekeldichter van het An- kersmidplein best eens wat tips van deze of gene zou willen hebben. Wat meer response zou hem zeer welkom zijn. Nu schrijft hij nog te vaak in het luchtledige. Weet niet of begrepen is wat hij bedoel de, of de juiste man resp. vrouw die schoen wel heeft aangetrokken. Of er ei genlijk wel iemand is die zijn penne- vruchten leest. Daarom toch wel graag die onthulling, geeft hij toe. Pensioen In Flitsen heeft hij eenmaal over de "VUT" en recent nog over "Pensioen" geschreven. Hij is zelf nog ver van beide mogelijkheden verwijderd, maar wil wel kwijt dat hij er soms al verlangend naar kan uitzien. "Een hekel aan mijn werk? Verre van dat. Maar ik wil zo graag nog heel veel andere dingen doen en het leven is daar zonder meer te kort voor. Weet je, ik ontmoet hier vaak oudere medewerkers, die er als een berg tegenop zien om te vertrekken. Zij zien dat als een element van sterven. Ik zou die mensen wel wil len toeschreeuwen, dat het geen einde is, maar een begin. Een derde, splinter nieuwe levensfase. Doch die fase dient wel zinvol te worden ingevuld. Daarover moet men al heel lang van te voren gaan nadenken. Ook tijdig gas terugnemen. Niet krampachtig beide stoelleuningen blijven vasthouden. Laat jongere mede werkers tijdig overnemen. Ben geen sta- in-de-weg; integendeel, sta hen met raad en daad bij. Richt je belangstelling op andere zaken en prepareer jezelf op je nieuwe toe komst: een welverdiende en perma nente vakantie vaartuigje, maar gelukkig kon ieder een worden gered. "In 1944 werd," zo vertelt hij, "de goederenvoorraad door de Duitsers in beslag genomen. Wijlen de heer Boom gaf de bevelvoerende Duitse officier echter flink wat "schnaps" te drinken, waardoor deze man het alle maal niet zo goed meer zag." Met voldoening herinnert de heer Meijn zich, dat mede daardoor nog heel wat levensmiddelen zijn "gered". Van de bij AH doorgebrachte halve eeuw was de heer Meijn een half jaar werkzaam bij de overgenomen lunch rooms in Amsterdam en Den Haag om daar de zaken administratief op poten te zetten. Vooral de tijd in "het Haagje" vond hij minder plezierig, omdat de mentaliteit hem niet aan sprak. "In Amsterdam ging het," zo zegt hij, "soms wel wat ruwer toe in het taalgebruik, maar de sfeer was toch prettiger." Na de oorlog kwam hij op de afdeling Inkoop Verpak kingsmaterialen waar hij het bijzon der naar zijn zin heeft gehad. De heer Meijn mag zich graag in het verleden verdiepen. "Als ik de prij zen van toen en de lonen van toen met vandaag vergelijk, dan zijn le vensmiddelen spotgoedkoop gewor den," zegt hij. "We hebben het nog niet zo slecht in Nederland!" ff "We rekenden de facturen uit voor de filialen. Zoiets zou je nu niet meer aan een kind van 14 overlaten." Dit vertelt de heer J. Meijn (75) uit Zaandam, uit de tijd dat hij als jongetje-net-van-school bij Albert Heijn in dienst kwam. Dat was in 1921 en hij zou het 50 jaar en een maand volhouden. Toen ging hij met pensioen en daar geniet hij nu al weer een tiental jaren van. De heer Meyn heeft de oude heer Albert Heijn goed gekend, want beiden kwamen uit Oost- zaan. De heer Heijn was als echte Zaankanter erg benieuwd hoe de familie Meijn in elkaar zat en een van zijn eerste vragen aan de nieuwe bediende was dan ook: "Van wie ben je er eentje?" Een andere vraag was: "Japie, wat wil je worden?" Het antwoord was "boekhouder." Waarna mijnheer Al- bert zei: "Als je dan maar goed re kent, want aan een boekhouder moet ik ook goed verdienen!" Het salaris anno 1921 bedroeg 4,50 per week. De heer Meijn kwam op de fac tuurafdeling, waar men toen nog al les uit het hoofd of op een kladje uit rekende. "Nu heb je chips en dat gaat wel wat vlugger," meent de heer Meijn. Het was echter wel zo, dat sommige posten regelmatig terug keerden en na korte tijd kon je die dan uit het hoofd invullen. Het kantoor was aan de Westzijde, maar later kwam de heer Meijn op het fabriekskantoor aan de Oostzijde terecht. "Van een kostprijscalculatie was toen nog geen sprake. De heer Jan Heijn bepaalde de prijzen en dat was natte-vinger-werk. Maar hij had er veel gevoel voor en met de prijzen zat het dan ook wel goed." De heer Meijn vond dat ook de heer Gerrit Heijn over zo'n bijzondere ga ve beschikte, nl. waar het ging om de plaats van nieuwe filialen. "Dat zat meestal wel goed. Het kwam zelden voor dat er iets gesloten moest wor den omdat de zaak niet liep. De keus was meestal prima, hoewel daar na tuurlijk lang niet zo wetenschappelijk aan werd gewerkt als vandaag de dag." Samen met de heer J. W. de Vries zet te de heer Meijn - die als zovelen zich via de avondstudie verder ontwikkel de - een calculatiesysteem op om tot verantwoorde kostprijzen te komen. Toen dat eenmaal was ingevoerd werd de heer Meijn niet lang daarna bedrijfsleider, waarbij hij heel plezie rig samenwerkte met de heer J. Heijn De oorlogstijd was wel een heel moei lijke periode, vooral het laatste hall jaar. In die tijd werden de meisjes die uit Amsterdam kwamen om in de fa briek inpakwerk te doen, nog met een bootje over de Zaan gezet. Er konden een stuk of 20 passagiers te gelijk mee. maar het kwam voor, dat er meer mensen instapten. Op een keer zonk het tot de rand afgeladen

Personeelsbladen | 1981 | | pagina 9