Pensioenfonds Ahold heeft nieuwe voorzitter Prijsconcurrentie zal toenemen door vermindering welvaart9 DRS. L. COREN, LID RAAD VAN BESTUUR: pagina 2 FLITSEN "Ik zal nu wel zien of het klopt bij het Pensioenfonds en of ik op tijd mijn pensioen krijg.De scheidende voorzitter van het bestuur van nv Pensioenfonds Ahold, de heer G. Hoorn, zegt het lachend tegen zijn opvolger - per 8 oktober - drs. H. J. Vink. "Daar hoef je niet aan te twijfelen, alles zit goed in el kaar, is het antwoord van de heer Vink, "Dat heb ik wel ge merkt in de betrekkelijk korte tijd die ik nu meeloop. Het ziet er allemaal gezond uit bij het Pensioenfonds. (Vervolg van pag. I) "Dat is zo", bevestigt de heer Hoorn. "Alle rechten per de balansdatum zijn volledig afgefinancierd. Dat is altijd zo geweest. Ook al zou er vanaf nu niets meer aan premie binnenkomen, dan nog komt de uitkering van de reeds bereikte pensioenrechten niet in gevaar. Dat kan ik toch wel met voldoening vaststellen, al moet u dat niet zien als een speciale verdienste van de voorzitter. Er moet door veel mensen hard worden gewerkt om deze situatie, die al vele jaren be staat, zo te houden." De heer Hoorn kwam acht jaar geleden in het bestuur. Vrij kort na zijn entree kreeg hij de voorzittershamer in handen. Dat was in 1972, toen de heer C. Kraay nog de directie over het Pensioenfonds voerde. In 1974 werd de heer J.W. Brinkhuis directeur. Kort voor zijn af treden heeft de heer Hoorn de besluit vorming af kunnen werken inzake de wijziging van de rechtsvorm van het Pensioenfonds van een naamloze ven nootschap in een stichting. De uit voering van deze beslissing komt op de schouders van de heer Vink. "Er veran dert overigens niet zo erg veel," aldus de heer Hoorn, "De benoeming van het bestuur (20 leden) geschiedt voortaan voor de helft door de ondernemer en voor de andere helft door de Centrale Ondernemingsraad. Het bestuur kiest een dagelijks bestuur, dat tot taak heeft met de directie van het Pensioenfonds het beleid uit te stippelen. Twee maal per jaar wordt dit beleid voorgelegd aan het totale bestuur. Bij de voorbereiding van het beleid is de voorzitter nauw betrokken, met name bij de contacten met de raad van bestuur, de pensioen commissie en het overleg met banken." Naar schatting is de voorzitter elke week gemiddeld een dag met het Pensioen fonds bezig. de groei in cijfers In een aantal cijfers geeft de heer Hoorn de groei van het Pensioenfonds onder zijn "bewind" aan. "Op die groei hebben wij als Pensioenfonds geen in vloed, die valt samen met de groei van Ahold." Eind 1972 waren er totaal 9800 verzekerden, eind 1979 liefst 21.300. Het belegd vermogen steeg in dezelfde periode van 97 miljoen tot 260 miljoen. Het voordelig saldo (wordt toe gevoegd aan de reserves) nam toe van 2,3 miljoen tot 9,5 miljoen. Het gemiddeld rendement liep op van 6,6% tot 8,2%. De heer Vink: "Die lijn er in houden maakt de taak voor mij vrij moeilijk...." Als belangrijk moment in de historie van het Pensioenfonds noemt de heer Hoorn de overgang (in 1974) op het z.g. final pay-systeem, waarbij een maximum pensioen - na 40 dienstjaren - van 70% van het laatstverdiende salaris kan wor den bereikt. Voor die tijd vonden echter ook regelmatige aanpassingen plaats om hierbij zo dicht mogelijk in de buurt te komen. De heer Hoorn: "Ahold heeft altijd zijn uiterste best gedaan om de pensioenen op peil te houden. De rech ten hierop zijn toen officieel vastge legd." Een andere beslissing van impor tantie was de opneming van part-timers in het pensioenfonds (in 1977). Een om vangrijke operatie was de inpassing van de mensen van Simon de Wit na de fusie met dat bedrijf. "Voor sommige groepen van het personeel daarvan is dat niet on gunstig geweest," meent de heer Hoorn. Hij wil wel stellen, dat de "bijzonder sterke positie" van het pensioenfonds vooral aan de volgende factoren is te danken: goede samenwerking in het be stuur, prima samenwerking bestuur- directie, goede verhoudingen tussen pensioenfonds en raad van bestuur "Door het aanwezig zijn van alle begrip voor de wensen en verlangens van het Pensioenfonds heb ik als voorzitter plezierig kunnen werken. De heer Vink: "Gelukkig zitten we in een bedrijf, dat goed reilt en zeilt. Ook die factoren werken in positieve zin." De heer Hoorn' "Dat wil niet zeggen, datje geen zorgen hebt, vooral bij het beleggen om er het maximale rendement uit te ha len." Vroeger was beleggen passiever dan tegenwoordig. Kopen van aandelen is riskant geworden en in die sector is nog maar nauwelijks 5 miljoen (in 1972 nog 10 miljoen) belegd. Woning bouwprojecten leveren als gevolg van het huursysteem in Nederland (te) lage rendementen op. Men belegt nu meer in kantoren/bedrijfshallen, waarvan een beter rendement mag worden verwacht, Drs. J. Vink vooral ook als de huren contractueel met de inflatie in de pas blijven lopen. Verder wordt een belangrijk deel van de middelen belegd in vastrentende waar den, vnl. staatsobligaties of daarmee vergelijkbare waardepapieren. Jaarlijks valt er - met inbegrip van herbelegging van afgeloste bedragen - circa voor 50 miljoen te beleggen. Het vergt veel wikken en wegen alvorens men bepaalde beslissingen neemt. Aan pensioenen wordt momenteel jaar lijks circa 6 miljoen uitgekeerd aan circa 2000 mensen. Dat is het dubbele aantal van dat van 1972. "De gelden zijn aanwezig," aldus de heer Hoorn, "Al is het een probleem de uitkeringen waar devast te houden. De maximale inflatie correctie is 6% per jaar." De heer Vink: "Naarmate de inflatie hoger is neemt de druk om aanpassingen te verkrijgen toe. Dat is wel duidelijk." vertrouwen De nieuwe voorzitter van het Pensioen fonds staat nog enigszins "blanko" tegenover zijn nieuwe taak. Hij behoeft echter niet bang te zijn, dat er geen belangrijke ontwikkelingen zullen ko men tijdens zijn ambtsperiode. De heer Hoorn: "Er staan wel enkele potjes op het vuur. Denk aan de invoering van een aleemene nensioenplicht met het levens- jarenprincipe, waarbij geen pensioen- verlies optreedt bij verandering van werkkring. Het Pensioenfonds zal nog met genoeg nieuwe dingen te maken krijgen." De heer Vink: "Dat denk ik ook. Daarom ben ik blij, dat we in het bestuur enkele ervaren mensen houden. Het is belangrijk daar op te kunnen steunen. Een goede continue bestuurlij ke lijn vind je terug in de resultaten. Als ik die bekijk is er de laatste jaren heel wat tot stand gebracht. Het is de kunst die lijn vast te houden. We zullen het proberen en ik heb alle vertrouwen dat dit zal lukken." Meer winst, dus reden voor Ahold om tevreden te zijn over de gang van zaken De heer Coren, lid van de Raad van Bestuur, zei daarop niet volmondig "ja", maar antwoordde: "We moeten de cijfers even in stukjes hakken. De totale omzet, zowel in binnen- als buitenland b.v., is met ruim 7% gestegen. Maar in Nederland, ons voornaamste werkge bied, verkochten we 5,3% meer. Daarmee was in eigen land de stijging van de omzet gelijk aan de inflatie. We hebben in Nederland naar hoeveelheid dus niet meer verkocht. In het buiten land, voornamelijk Bi-Lo in de Verenig de Staten, lag dit anders. Daar werd 14,3% meer verkocht. Een stijging die het gevolg was van prijsverhogingen en grotere afzet in hoeveelheden". Het beeld van de onveranderde afzet naar hoeveelheid in Nederland stemt overeen met de nul-groei van de koopkracht. Met andere woorden: het marktaandeel van Ahold bleef gehand haafd "Dat is wel zo, maar dit is nu juist een tikkeltje onbevredigend en ook enigszins beneden onze verwachtingen. Bij zo'n stabilisatie van de afgezette hoeveelhe den ontstaan er problemen. Wat is namelijk het geval: Al een aantal jaren stijgen bij ons de kosten door de inflatie sneller dan de verkoopprijzen. Een stukje inflatie kwam dus eigenlijk voor rekening van de onderneming. Tot dusver konden we dit geheel of gedeel telijk opvangen door grotere hoeveel heden te verkopen. In het eerste halfjaar 1980 was dit niet het geval. Wat dit in de praktijk betekent, blijkt wel uit de cijfers. In de eerste helft van 1979 bleef er van iedere 100 gulden verkoop 167 cent bedrijfsresultaat over, nu echter nog maar 147 cent. Twee dubbeltjes minder op de 100 gulden omzet lijkt misschien niet zo veel, maar in totaal gaat het voor Ahold wel om 2,5 miljoen Tussentijds bericht over de eerste 7 perioden 1980(28 weken) van Ahold nv en de Stichting Ahold Internationaal. De omzet aan derden bedroeg in de eerste 7 perioden van 1980 (28 weken) 2.991 miljoen, een stijging met ruim 7% in vergelijking met de overeenkomstige perioden van vorig jaar. In Nederland steeg de omzet met 5,3%, in het buitenland met 14,3%. Bij o.m. Albert Heijn en Bi-Lo werd de concurrentiedruk be vredigend opgevangen. Bij Miro zijn maatregelen noodzakelijk. Het totale bedrijfsresultaat gaf een lichte daling te zien van 46,6 miljoen tot 44,1 miljoen. Door lagere rentelasten en belas tingen, in combinatie met gestegen baten uit deelnemingen en investe ringspremies, nam de netto winst de eerste 7 perioden toe met bijna 4% tot 25,8 miljoen. De winst per gewoon aandeel van nominaal 20,- kwam uit op 9,49 (eerste helft 1979 9,40, gecorrigeerd voor het divi dend in aandelen van 10%). In de tweede helft van het lopende boekjaar zal de margeverkrapping als gevolg van toenemende concur rentie zich voortzetten, waardoor de resultaten bij onze detailhandelsbe drijven onder druk blijven. Voor geheel 1980 handhaven wij de in de aandeelhoudersvergadering van april 1980 uitgesproken verwachting, dat de netto winst wat zal achterblijven bij die van 1979. In de achterliggende perioden is het totaal werkzaam vermogen nagenoeg gelijk gebleven. Voorts hebben zich geen belangrijke wijzigingen in de financieringsstructuur voorgedaan. Gecombineerde winst- en verliesrekening (miljoen guldens) 1980 (28 wkn) 1979 (28 wkn) 1979 (52 wkn) Omzet aan derden 2.990,5 2.792,0 5.342,5 Exploitatieresultaat Afschrijvingen 76,7 32,6 76,4 29,8 146,7 55,1 Bedrijfsresultaat Afschrijving goodwill Baten uit deelnemingen Interest per saldo 44,1 0,2 2,9 2,1 46,6 0,2 2,7 3,0 91,6 0,4 5,1 5,5 Winst voor belasting Belasting op winst WIR-premies 44,7 19,9 1,0 46,1 21,7 0,5 90,8 40,6 0,7 Netto winst 25,8 24,9 50,9 Netto winst aandeelhouders 25,6 24,8 50,7 Geplaatst aandelenkapitaal ultimo 54,0 49,1 49,1 Winst per gewoon aandeel 20 nominaal (in guldens en gecorrigeerd) 9,49 9,40 19,25 Bedrijfsresultaat in procenten van de omzet 1,47% 1,67% 1,72% Netto winst in procenten van de omzet 0,86% 0,89% 0,96% Gecorrigeerd in verband met valutakoersen ultimo 1979 1979 bankkosten gecorrigeerd in verband met andere rubricering le halfjaar 1979 rekening gehouden met ultimo correcties. Maar daar staan toch ook meevallers tegenover, want uiteindelijk is de nettowinst nog met f 0,9 miljoen gestegen "Ja, maar dat heeft slechts zijdelings met de bedrijfsactiviteiten van het eerste halfjaar 1980 te maken. Het gaat hierbij om incidentele faktoren. Laat L. als voorbeeld de rentepost nemen. Die is gedaald, omdat wij volgens de voor waarden een deel van de winstdelende klantenobligaties moesten aflossen. Voorts kregen we van de overheid een Va miljoen gulden meer WIR investe ringspremies). Bovendien is door omstandigheden de door Ahold te betalen belasting verhoudingsgewijs meer gedaald dan overeenkwam met de daling van de bruto winst winst vóór belasting)". Was de gang van zaken bij alle werk maatschappijen in Nederland gelijk "Nee", aldus de heer Coren, die de volgende toelichting gaf: Over Albert Heijn vermeldde het tussentijds bericht al dat de concur rentiedruk bevredigend werd opge vangen. Bij de produktiebedrijven leidde het uitblijven van groei in de verkochte hoeveelheden tot een lager bedrijfs resultaat. Het herstel bij Simon zette langzaam voort. In de restaurantsector ging het bevredigend, al bleef de slechte zomer niet geheel onopgemerkt. Wat Miro betreft, is uit een afzonder lijk bericht inmiddels bekend dat maatregelen zijn genomen om de con currentiepositie te versterken. Kort gezegd, Miro moet als discounter sneller kunnen reageren. Meer winst in het eerste halfjaar, maar toch wordt voor geheel 1980 een lagere winst verwacht dan in 1979. Wat gaat er in het tweede halfjaar verslechteren "Verslechteren lijkt me niet helemaal het juiste woord. Ik houd het liever op veranderen. Wij denken dat de Nederlandse consumenten bij verminde ring van de welvaart op alle uitgaven, dus ook die van levensmiddelen, scherp zullen letten en zullen willen of moeten beknibbelen. Zij zullen, relatief gezien, dus een groter belang aan de prijzen gaan hechten. Wat daarvan het gevolg zal zijn, staat al in het tussentijds bericht: in de tweede helft van het lopende boekjaar zal de margeverkrap ping als gevolg van de toenemende concurrentie zich voortzetten, waardoor de resultaten bij onze detailhandelsbe drijven onder druk blijven". Heeft dit gevolgen voor de winstdeling van de medewerkers "Ja, maar dit is niet alleen het gevolg van een lagere winst. De winstdeling is zoals bekend gekoppeld aan de overwinst, dat is de winst die overblijft na aftrek van een basisvergoeding voor het eigen vermogen. Het aan de medewerkers toekomende aandeel in de overwinst wordt vervolgens uitge drukt in een percentage van het salarisbedrag. Er zijn drie ontwikkelingen in 1980 die het percentage van de winstdeling omlaag zullen brengen: het eigen vermogen is gestegen, het totale salarisbedrag is toegenomen en - naar verwachting - daalt de winst. Hoe het plaatje er precies gaat uitzien weet ik od dit moment natuurlijk nog niet. Maar het is wel duidelijk, dat de medewerkers er rekening mee moeten houden, dat het absolute bedrag van hun winstuitkering over 1980 lager zal zijn dan vorig jaar".

Personeelsbladen | 1980 | | pagina 2