"OPEN BRIEF" VAN Drs. P. J. VAN DUN Aandacht voor communicatie nodiger dan ooit (Directeur personeelzaken A hold) P. Ligtenstein: kennis en ervaring uitwisselen FLITSEN pagina 3 Zaandam, nieuwjaarsdag 1980 Geachte Medewerkers, Ditmaal wil ik mij -aan het begin van wéér een nieuwjaar- gaarne eens op een andere wijze tot u richten dan -zoals gebruikelijk- door middel van een interview met een redacteur van FLITSEN, en wel met een persoonlijke "open brief'. Beste mensen, vóór ik aan deze brief begon, heb ik nog eens nagelezen, wat ik in het nieuwjaarsnummer van Flitsen van vorig jaar allemaal gezegd heb. Ik heb het toen uitvoerig gehad over de motivatie van ons als werkne mers. Die motivatie [en dat is gewoon: zin in je werk hebben], wordt van diverse kanten bedreigd, zo vertelde ik de Flitsen-joumalist. Binnen de onderneming door de veranderingen en aanpassingen [bij nieuwe ontwikkelingen] die regelmatig plaatsvinden en waardoor bij veel werknemers een gevoel van onzekerheid kan ontstaan, ook al, omdat er nogal eens sprake is van veranderingen in de functiein- houd, en in de onderlinge verhoudingen. Buiten de onderneming door het toenemende aantal tegenstellingen in vrijwel alle maat schappelijke geledingen, waardoor de ontwik kelingen steeds ingewikkelder en ondoorzichti ger worden en veel mensen een gevoel van onbehagen krijgen, vooral ook als de rol en de functie van het bedrijfsleven onderwerp van kritiek zijn. Nederland-Oostduitsland Ik heb toen, vind ik zelf, een mooi voorbeeld genoemd. Mag ik dat stukje -voor degenen die het zich niet meer herinneren- nog even citeren? Ik heb tegen de redacteur van Flitsen gezegd: "Voor het oplossen van zowel reële als schijnbare tegenstellingen is er maar één weg: elkaar tegemoet treden op basis van vertrouwen en deskundigheid. Niet iedereen kan overal verstand van hebben, evenmin als een violist in een orkest dat heeft van bijv. de bas of de fluit. Elk orkestlid heeft z 'n eigen deskundigheid en slechts door goed samenspel kunnen ze tot de mooiste resultaten komen. Als de bassist zich voortdurend zou bemoeien met de pianist, de fluitist met de violist, enzovoort, dan komt er nooit een prachtige uitvoering tot stand, dan wordt het een chaos en kan het orkest beter worden opgeheven. Wel, iets van dié chaos zie ik groeien in onze maatschappij, in onze sociaal-economische verhoudingen, in de rela tie tussen werknemers en werkgevers". Tot zover het citaat. Mag ik er nog een ander voorbeeld aan toevoegen? De sensationele voetbalwedstrijd tussen Nederland en Oost- duitsland, vorig jaar november. U herinnert zich die wedstrijd waarschijnlijk nog wel: voor de rust kregen de Oostduitsers een voorsprong van 2-0 en iedereen [ook de radio- en televisieverslaggevers] dacht: nou is het ge beurd met Nederland, dat hólen ze nooit meer, zo'n achterstand is niet meer weg te werken. Maar het ongelofelijke gebeurde: de Nederlan ders maakten er tóch nog 3-2 van Naar mijn mening kon dat resultaat alleen maar worden bereikt door eendrachtig samen spel, gebaseerd op een goede mentaliteit en de gezamenlijke wil om toch te slagen. Zonder dié mentaliteit zouden de spelers het hoofd hebben laten hangen en er ook geen "gat" meer in hebben gezien. Die kans was erg groot, want deze ploeg Nederlandse voetballers had tevoren nauwelijks de gelegenheid gehad om goed op elkaar ingespeeld te raken. Samenspel bij Ahold Kijk, beste collega-werknemers, zó moeten wij ook bij Ahold samenspelen. Ik zou zeggen: juist bij Ahold, want nog meer dan in een industrieel bedrijf zijn wij op elkaar aangewe zen. In de detailhandel hebben alle functies met elkaar te maken: als de distributie niet klopt, merkt de caissière dat, als de inkoop een steek laat vallen, merken alle personeelsleden in de filialen dat, en uiteindelijk merkt de klant het, want met elkaar spelen we vlak voor het oog van de consument, net als het orkest en net als een voetbalelftal. Daarom moeten we ervoor zorgen, dat de afstand tussen bedrijfsleiding en medewerkers niet te groot wordt. Ook mogen we geen eigen "koninkrijkjes" binnen Ahold nastreven [door de decentralisatie is dat gevaar niet geheel denkbeeldig] en ons vandaaruit afzetten tegen anderen, om welke reden dan ook. Nee, we moeten voortdurend beseffen, dat we in feite allemaal hetzelfde belang hebben: het Ahold- belang en dat belang is ons aller belang. Gaat het Ahold slecht, dan gaat het ook ons slecht. En gaat het Ahold goed, dan gaat het ook óns goed, zo is mijn vaste overtuiging. En overigens gaat het Ahold alleen dan goed wanneer de klanten tevreden over ons zijn en dat tonen door regelmatig bij ons te komen. Wij moeten elkaar open tegemoet treden, elkaar veel informatie geven, veel begrip opbrengen voor eikaars standpunten en overwegingen, en bereid zijn ons eigen standpunt te corrigeren. Daar hoort een stuk respect voor deskundig heid bij, vooral als die gebaseerd is op goed feitenmateriaal of op ervaringen in de praktijk. Solidariteit Bij ons gezamenlijk werken binnen Ahold hoort ook een gezond brok solidariteit. Als we dan zó bewogen zijn ten aanzien van de maatschappelijk zwakkeren dan kan die bewogenheid niet worden geëtaleerd door alleen maar voor jezelf op te komen. Bewogen heid en solidariteit zijn inhaerent aan een stukje opoffering. Als we voor de vluchtelingen uit Cambodja wél bereid zijn een offer[tje] te brengenzouden we dat dan niet kunnen of willen voor de zwakkeren in onze eigen omgeving? Genoegen nemen met iets minder materiële welvaart bijvoorbeeld om de werkge legenheid voor anderen te behouden? Dat probleem is onder meer aan de orde bij de onderhandelingen over het arbeidsvoorwaar denbeleid in het nieuwe jaar. Loonsverhoging en werkgelegenheid zijn de essentiële punten in die onderhandelingen. Als er van beide té veel gevraagd wordt zullen de problemen waarin veel ondernemingen verkeren, alleen maar groter worden. Dan komen de rendementen verder onder druk te staan en wordt het nóg moeilijker met de werkgelegenheid. Dat zijn keiharde economische wetmatigheden, waar aan ook wij van Ahold niets kunnen verande ren. En tóch vinden we, dat we vanuit de zopas genoemde solidariteit ook een stukje verant woordelijkheid dragen voor het bewaken van onze eigen werkgelegenheid, dat wil heel concreet zeggen: ook voor uw werkgelegenheid. En diezelfde verantwoordelijkheid hebben we ook, vind ik, voor het in stand houden van ons goed en evenwichtig pakket sociale voorzienin gen, heel concreet: ook uw sociale voorzienin gen. Velen beseffen dat helaas niet, maar in dit opzicht zitten veel werkgevers met dezelfde zorgen als de regering. Die drieledige verantwoordelijkheid [behoud van de koopkracht, het bewaken van de werkgelegenheid en het instandhouden van de sociale voorzieningen], die verantwoordelijk heid weegt bij de Ahold-leiding, dat kan ik u met de hand op het hart verzekeren, érg zwaar. Maar dit alles, en ik hoop van ganser harte dat ook dat begrijpt, dit alles is alleen maar in stand te houden als een onderneming winst maakt. Dat is voor sommigen een besmet begrip geworden, maar zonder winst gaat het écht niet. Ik hoop ook, dat iedereen van ons beseft dat het niet alleen maar gaat om u en mij en een paar mensen om ons heen, nee, het gaat om de zorg voor meer dan 30.000 A holders. Dat is een gróte zorg. Daar mogen we niet te licht over denken! Ach, ik zou nog veel meer willen zeggen: over de nieuwe wet op de ondernemingsraden bijvoorbeeld, die de leiding verplicht de werk nemersvertegenwoordigers in deze raden veel meer informatie te geven dan voorheen. Nou, dat doen we dan natuurlijk ook [jaarlijks besteden we er niet minder dan 3 a 4 miljoen gulden aan], maar ik zou graag willen, dat de ondernemingsraden zich -mede aan de hand van de verkregen informatie- veel minder met procedurele zaken en veel méér met inhoude lijke zaken gaan bezighouden. Er zijn proble men en onderwerpen genoeg, waarover de leden met de leiding mee kunnen denken. Ook dat is een stukje solidariteit. Een jaar lang bezig z(jn met de communicatie- problematiek heeft de heer P. Ligtenstein twee heel duidelijke conclusies opgeleverd. Voor de INTERNE communicatie: de managers worden bedreigd door het gevaar, dat z(j zich zóveel bezig [moeten] houden met de communicatie binnen hun eigen werkmaatschappij, dat zij het zicht op hetgeen hun collega's van de andere werkmaat schappijen uitvoeren, geleidelijk aan gaan verlie zen. En voor de EXTERNE communicatie: de noodzaak om de beschikbare deskundigheid én de taak van de ondernemingen in de komende jaren beter naar buiten uit te dragen, is veel groter dan hij bevroedde-toen hy als Directeur Communicatie aan de uitvoering van z'n speciale opdracht begon. Dat was op 1 januari 1979, op welke datum de heer Ligtenstein zijn functie als Directeur Inkoop bij Ahold neerlegde om nog ruim een jaar (tot aan z'n pensionering op 1 april a.s.) de problemen rond de steeds belangrijker wordende communicatie (zowel intern als extern) eens op een rijtje te zetten. Eigenlijk is de beschikbare tijd te kort (want deze problematiek is ingewikkeld, gevoelig en zeer veelomvattend), maar "ik ga écht, al wil mijn vrouw het nog steeds niet geloven; ze denkt dat het -gezien de datum- een grapje is", zegt de heer Ligtenstein na ruim 42 jaren Ahold-ervaring, en er is niets van een mogelijke grap in z'n fonkelende ogen te bespeuren 'n Kwestie van gewoonte Toch zullen die vijftien maanden straks wél voldoende zijn geweest om voor het Ahold-mana gement van alle niveaus een lijvige schets van de communicatie-problematiek (plus uiteraard een reeks aanbevelingen voor verbetering) achter te laten. Een eerste aanzet daartoe gaf hij al in z'n "nieuwjaarsgesprek" met FLITSEN. "De interne communicatie is -niet in het minst door de nieuwe wet op de ondernemingsraden, waardoor deze lichamen uitgebreider en zorgvul diger dan ooit van alle mogelijke informatie moeten worden voorzien- zó omvangrijk en belang rijk geworden, dat de managers daar veel aan dacht aan moeten geven. Op zichzelf een goede zaak, maar er zitten voor die managers een aantal gevaren aan vast, vooral in een veelzijdige onderneming als Ahold, waar men nog steeds bezig is aan de uitvoering van het enige jaren geleden ingezette decentralisatie-proces. Veel ook voor andere onderdelen van het concern relevante informatie blijft namelijk binnen hun eigen werkmaatschappij, wordt niet of onvoldoende meer doorgespeeld naar de collega's die op een ander front bezig zijn, en dat vind ik een gevaarlijk verschijnsel", aldus de heer Ligtenstein. "In dit opzicht", zo meent hij ook, "wordt de interne communicatie -ondanks de ruimere technische mogelijkheden die er zijn- eerder moeilijker dan gemakkelijker. Juist hieraan kan het Directoraat Communicatie een uitstekende bijdrage leveren; maar dan moet wel relevante informatie over ontwikkelingen en beslissingen aan ons worden doorgegeven. Wij kunnen dan zorgen dat men binnen Ahold van eikaars doen en laten op de hoogte blijft. Immers, wij zijn allemaal actief in Ahold-verband, maar dan moet er ook een verband zijn dat door informatie wordt bevorderd. Dit is nog extra belangrijk voor organisatie onderdelen die verder van het operationele gebeu ren afstaan". Wantrouwen wegnemen Ja, en dan die externe communicatie. Zeker niet minder belangrijk voor een onderneming die zich met allerlei produkten op een brede publieksmarkt presenteert. In directe zin (naar de klanten en de aandeelhouders) wordt daaraan bij Ahold reeds heel veel gedaan, zoals bijvoorbeeld via de AHuispost van Albert Heijn, de Simon Thuiskrant en de Alberto-krant. Naast de toenemende verfij ning van de produkt-informatie is ook de presenta tie van Ahold's buurt-winkel-filosofie een goed voorbeeld van wat er op dit terrein allemaal gedaan kan worden. Voor de aandeelhouders zijn het jaarverslag en de aandeelhoudersvergadering de belangrijkste informatie. Dit jaar zal het sociaal verslag worden geïntegreerd in het financieel verslag. Voor het personeel komt er in het interne verslag een uitgebreider sociaal verslag dat nu per werkmaatschappij is opgebouwd. Maar er zijn- de heer Ligtenstein vertelde daarover uitvoerig in het vorige januari-nummer- nog tal van andere groepe ringen in onze samenleving, waarmee het bedrijfs leven in het algemeen en Ahold in het bijzonder een bredere en gerichter vorm van communicatie moet opbouwen: consumentenorganisaties, over heden, politieke partijen, verenigingen van huis vrouwen, actiegroepen, universiteiten, Kamercom missies, EEG-instanties enzovoorts. "Vooral de noodzaak daérvan is mij in het afgelopen jaar overduidelijk gebleken, méér dan ik bevroedde", aldus de heer Ligtenstein, die het daarbij als één van de belangrijkste taken van de ondernemers ziet de groeiende negatieve instelling en het toenemende wantrouwen jegens het be drijfsleven in positieve zin om te buigen. Deskundigheid Dat kan zijns inziens door de enorme en veelzijdige deskundigheid, die er in het bedrijfsleven bestaat, mede ten dienste te stellen van het algemeen belang. "De overheid bijvoorbeeld maakt daar nog veel te weinig gebruik van. Al zou zij alleen maar veel vaker haar oor bij het bedrijfsleven te luisteren leggen om te vernemen wat de consequenties van bepaalde -voorgenomen- maatregelen zijn, dan zou er al veel gewonnen zijn". Maar het kan volgens de heer Ligtenstein ook door in gestructureerde gesprekken met allerlei politie ke en maatschappelijke groeperingen meer zicht te geven op de wérkelijke problematiek van het bedrijfsleven in het algemeen en van bedrijfstak- Beste mensen, ik hou op. Ik ben al weer lang genoeg aan het woord geweest. Deze brief bevat voldoende opmerkingen, denk ik, om eens over na te denken, om er eens met de collega 's over te praten. Nou, en dan gaan we maar weer gewoon verder, sómen, met elkóór. Ieder op z'n eigen plek en ik hoop van harte dat u er ook in 1980 veel plezier aan zult beleven. En natuur lijk wens ik u ook in uw privéleven een in alle opzichten fijn en gelukkig 1980 toe. [P.J. van Dun] ken en ondernemingen in het bijzonder. Wat er allemaal komt kijken om een bedrijf in deze tijd draaiende te houden en de continuïteit (en daarmee ook de werkgelegenheid, de overheidsfi nancieringen, ons sociale verzekeringsstelsel enz.) zoveel mogelijk te verzekeren, is zeker een zaak van algemeen belang. "De wezenlijke taak van de ondernemers moet duidelijker worden gemaakt. Er zijn talrijke groeperingen, die zich té kritisch opstellen tegenover de 'nuttigheid' van bepaalde produkten en sommige van deze groeperingen zouden de ondernemingen het liefst bevriezen tot 'uitvoerende organen', die van bovenaf krijgen voorgeschreven wat ze wel en niet mogen produce ren, en dikwijls worden daarbij allerlei andere belangrijke aspecten (als bijv. de werkgelegenheid) maar gemakshalve vergeten". Geweldige taak Er ligt hier voor het bedrijfsleven, maar ook voor ondernemers als zodanig, een geweldige taak, zo meent de Directeur Communicatie. "We moeten de discussie hierover niet uit de weg gaan, we moeten in die discussie ook niet ons telkens weer laten verleiden teveel stil te staan bij de historische rol van het ondernemerschap (daar zijn heus een heleboel kwalijke dingen over te zeggen), maar we moeten het dan voorél hebben over de rol van de ondernemers in de toekomst. Kijk, met iemand die niet (meer) gelooft in de ondernemingsgewijze produktie, wordt de dicussie erg moeilijk, zo niet onmogelijk. Maar voor het overige: ondernemers die risico's, aandurven, zijn bikkelhard nodig; als die er niet meer zijn, dat zullen er nog veel meer economische en sociale problemen ontstaan dan er nu al zijn. Wél moeten de managers veel meer oog krijgen voor de maatschappelijke ontwikkelingen en met hun tijd meegaan. In een tijdschrift voor managers las ik onlangs een belangrijke conclusie uit een NIVE-studie over het toekomstig functio neren van managers. De sociale aspecten van dat functioneren zullen steeds zwaarder gaan wegen en daardoor zal een nieuw type manager (de maat schappelijke manager) de belangrijkste man in de onderneming gaan worden, zo werd gezegd. Ziehier in een notedop het enorme belang van een grondige verdieping en verbreding van de externe communicatie. Bij Ahold zijn we daarmee, geloof ik. op de goede weg", aldus de heer Ligtenstein in zijn laatste nieuwjaarsvisie voor FLITSEN.

Personeelsbladen | 1980 | | pagina 3