COR-Relatie COR-Relatie COR-Relatie Werking van de OR: VERWACHTINGENEN MOGELIJKHEDEN Voornemen tot uitbrei Raad van Bestuur Ahc pagina 6 Onder verantwoording van de GQR T Donderdag 11 oktober 1979 werd in het Nederlands Congresgebouw te s-Graven- hage een conferentie gehouden over werking van de ondernemingsraad: "verwachtingen en mogelijkheden Tussen de sprekers bevonden zich o.a. Dr. W. Albeda, minister van Sociale Zaken, de heer G. H. van Driel, voorzitter Raad van Bestuur van Koninklijke Wessanen en de heer F. J. Petra, voorzitter centrale onder nemingsraad van Ahold nv. De redaktie van COR-relatie vond dat de in leiding van F. J. Petra een nuttige bijdrage levert aan de diskussies die in en om het insti tuut ondernemingsraad op gang zijn ge komen. Vandaar dat u deze hier aantreft. visie op de mogelijkheden van de O.R. De nieuwe wet op de ondernemingsraden zoals die er nu ligt is sterk veranderd ten opzichte van de wet op de ondernemingsraden 1971. Vele geluiden die men te horen heeft gekregen zijn: Het wetsvoorstel gaat erg ver, of het gaat alleen maar om het verhangen van bordjes. Maar onmiskenbaar is het feit dat de ondernemingsraad meer bevoegdheden heeft gekregen. Te denken valt hierbij aan de uitbreiding van het adviesrecht bij ingrijpende financieel-economische beslissingen, uitbreiding van de instemmingsbevoegheden op het terrein van het sociaal beleid, vergroting van de rechtsbescherming van het ondememingsraadslid en "last but not least" de samenstel ling van de ondernemingsraad. De bestuurder van de onderneming maakt immers geen deel uit van de onderne mingsraad. Door het in werking treden van de nieuwe wet, die de verzelfstandiging van de ondernemingsraad bevordert, wordt er wel ineens een zware last op de schouders van ieder ondernemingsraadslid gelegd. Zijn wij als ondernemings raadsleden in staat de ons gegeven grotere bevoegdheden en verantwoordelijkheden te dragen en kunnen wij ze aan? Natuurlijk, met behulp van scholing en vorming kan heel wat bereikt worden, maar op dit moment zouden alle onderne mingsraadsleden niet alleen scholing en vorming willen maar ook moeten ontvangen. En hoewel er onder normale omstandigheden voldoende opleidingsmogelijkheden zijn, denk ik dat door de veranderende omstandigheden het beschikbare potentieel aan opleidingsinstituten te klein is. Iedereen wil zo snel mogelijk aan de slag met de nodige scholing op zak, maar dat kan niet. Dit zal ongetwijfeld zijn uitwerking hebben op het funktioneren van de onderne mingsraad. Bovendien zullen door onduidelijkheid in de nieuwe wet ook nog vele zaken van procedurele aard moeten worden opgelost, kortom: de ondernemingsraad nieuwe stijl is niet onder een goed gesternte geboren. wat kost de ondernemingsraad aan tijd en geld Bij Ahold werken naast een centrale ondernemingsraad een 17-tal ondernemingsraden. In 1980 zal naar schatting bij Ahold zo'n 3 miljoen uitgegeven worden t.b.v. het ondernemingsraden werk. Dit bedrag is inclusief loonkosten. De O.R. leden besteden gemiddeld 15 tot 20% van hun beschikbare arbeidstijd aan het ondernemingsraadwerk. Voor C.O.R.-leden ligt dit gemiddelde op zo'n 30%. Voor Ahold betekent dit dat het O.R.-werk in tijd gemeten zo'n 40 manjaren kost. Om dan nog maar niet te spreken over de vele privé-tijd die elk ondememingsraadslid aan dit werk besteedt. Uit ervaring weet ik - hoewel dit sterk kan verschillen - dat een O.R.-lid ook nog eens zo'n 2 tot 3 avonden per week aan het O.R.-werk besteedt. Hieronder vallen reistijden voor het bijwonen van vergaderingen, voorbereiding op vergaderingen wat zijn de opbrengsten van het O.R.-werk Opbrengst in geld is niet te geven. De aanwezigheid van een ondernemingsraad heeft een uitstralingseffect naar het management. Het management zal door de aanwezigheid van de O.R. namelijk de te nemen besluiten goed moeten hebben overwogen en vanuit alle invalshoeken moeten hebben bekeken. Doen ze dat niet, dan kan het management verwachten, dat zij de O.R. tegen zich krijgt. Dit effect - vooraf rekening houden met de O.R. - heeft een zogenaamde preventieve werking. Dat hierdoor de O.R. in feite indirekt macht uitoefent, is naar de O.R.-leden weinig zichtbaar, maar hij bestaat wel. Het opstellen van tijds- en geldbegrotingen is een moeilijke zaak. In het verleden was het de ondernemer die aan de hand van ervaringscijfers de begroting samenstel de en aan de ondernemingsraad ter goedkeuring voorlegde. Nu dient de ondernemingsraad zelf zijn begroting op te stellen en met de ondernemer te bespreken. Bij het samenstellen van de begroting geniet het gebruik van artikel 22 lid 3 van de wet, mijns inziens de voorkeur, te weten een vastgesteld budget, dat de ondernemingsraad zelf naar eigen inzicht kan besteden. Het zou mijns inziens te ver gaan, indien voor elke uitgave die de ondernemingsraad noodzakelijkerwijze moet of wil doen, vooraf bij de ondernemer moet worden aangeklopt. Uiteraard zal de ondernemingsraad bereid moeten zijn openheid van zaken te geven, zeker als het gaat om het vaststellen van volgende begrotingen. Dit vergroe de zelfstandigheidheid van de ondernemingsraad. Eerst bij overschrijding van dit budget zal weer met de ondernemer moeten worden overlegd hoe een en ander kan worden opgelost. Aan wie legt de O.R. verantwoording af De ondernemingsraad is een orgaan binnen de onderne ming en vertegenwoordigt de werknemers die in die onderneming werkzaam zijn. Uit hoofde van die vertrou- wensrol heb je als ondernemingsraad de plicht alle belangrijke aktiviteiten te volgen waar de onderneming mee bezig is. Kritisch zijn en niet schuwen de vinger op de zwakke plek te leggen. Het beleid van de onderneming onder de loupe te nemen en regelmatig terugkoppelen naar de achterban. De achterban niet alleen de indruk laten, maar ook het besef geven, dat die ondernemingsraad er is voor hem. Communi catie en informatie zullen in de nieuwe situatie erg belangrijk zijn. Het is een van de taken van de O.R. om de communicatie tussen top en basis te bevorderen in beide richtingen, zonder daarbij afbreuk te doen aan de reeds bestaande hiërarchi sche communicatiepatronen. Dit omdat naar mijn mening de O.R. verantwoording dient af te leggen aan de achterban. Anderzijds kan een O.R. pas goed functioneren als deze goed gevoed wordt door de achterban. Het is derhalve van het grootste belang, dat het O.R.- lid in een twee-richting verkeer met de achterban kan functioneren. Dit is ook in het belang van de ondernemer. Van hem mag derhalve worden verwacht, dat hij het O.R.-lid hierin steunt, onder meer door het geven van faciliteiten. De ondernemingsraad kan nu zelf bepalen op welke wijze hij van de bevoegdheden gebruik gaat maken om de achterban te informeren. Het bepalen van standpunten, die reeds aan de achterban kenbaar worden gemaakt, voordat er een overlegvergadering heeft plaatsgevonden, kan tot gevolg hebben dat de O.R. gezichtsverlies lijdt, indien via de overlegvergadering door de O.R. een ander standpunt wordt ingenomen. geprofessionaliseerde O.R.-leden: Het begrip "tijd" komt binnen de O.R.-C.O.R. regelmatig naar boven drijven. Onmiskenbaar is dat het ondernemings raadwerk veel tijd vergt. Daar verandert de nieuwe wet niets aan. Integendeel het ondernemingsraadwerk vergt, als je het goed wilt doen, steeds meer tijd. Naar mijn mening zou een "geprofessionaliseerd" O.R.-lid wel uitkomst brengen maar ik betwijfel of het de juiste weg is. Als O.R.-lid kom je dan buiten de feitelijke werksituatie te staan, je verliest het kontakt met de achterban die je gekozen heeft, maar die op dat moment je achterban niet meer is en een garantie datje na een zittingsperiode weer de oude "job" kunt oppakken is niet of moeilijk te geven. Dit laatste is vooral het gevolg van het steeds ingewikkelder worden van de organisatiestructuren van ondernemingen en de toenemende mate van automatisering. Het gevaar daarenboven is niet denkbeeldig dat je met "geprofessionaliseerde" krachten de continuïteit van de ondernemingsraad op het spel zet. Op het moment dat deze full-time O.R.-leden bedanken of het bedrijf verlaten. Een tussenoplossing is mogelijk door een gedeeltelijke vrijstel ling. Problemen in een organisatie met een C.O.R.-structuur kunnen sterk verschillend zijn. Een steeds weer terugkerend verschijnsel is: wanneer behandel je iets in de centrale ondernemingsraad. Zoals reeds eerder gezegd, kent Ahold 17 ondernemingsra den en volgens de nieuwe wet komen zaken pas in de C.O.R. indien de" te behandelen aangelegenheden van gemeenschap pelijk belang zijn voor alle of voor de meerderheid van de betrokken ondernemingen. Dus in dit geval minimaal negen O.R.-en. In de oude wet was dat het geval wanneer het alle ondernemingsraden betrof. Weliswaar thans een duidelijker stelling ten opzichte van de oude wet, maar er zit nog altijd een gat. Hier kan in de toekomst een rol zijn weggelegd voor groepsondernemingsraden, maar de wet had hier iets beter kunnen regelen. Een ondernemer die meer dan 1 O.R. heeft ingesteld, kan op zijn verzoek of op die van de O.R.-en naast de ingestelde ondernemingsraden een centrale ondernemingsraad instel len. De ingestelde ondernemingsraden kunnen sterk verschillen wat achterbangrootte betreft. In de wet had hiernaast de criteria van O.R. en ook een criteria naar BV werknemersbestand kunnen worden opge nomen. Maar alles staat en valt met de organisatiestructuur van de ondernemingsraad. De overlegstructuren lopen duidelijk achter. Dit bemoeilijkt ook het werk van een centrale ondernemings raad. Daarnaast speelt ook de zittingsduur van de O.R.-en en C.O.R.-leden een rol. Een ondernemingsraad wordt in de 2 of 3 jaar gekozen. Bij Ahold vinden de O.R.-verkiezingen tegelijk plaats. Niet denkbeeldig is dan dat de centrale ondernemingsraad geheel of voor een belangrijk gedeelte wordt vernieuwd. Dit bevordert zeer zeker niet de continuïteit van de O.R.-en of de centrale ondernemingsraad. Zaken vertragen daardoor en/of krijgen niet de aandacht die zij verdienen. Dit zou voorkomen kunnen worden, wanneer de zittingsduur van O.R.-leden zou worden verlengd tot 4 of 6 jaar, waarbij dan om de 2 of 3 jaar de helft van de raad wordt gekozen. O.R.-leden zeggen veelal dat zij pas na 3 jaar als O.R.-lid goed funktioneren en volgens de huidige regel is dat in de 2e zittingsperiode, maar of je die meemaakt hangt van de kiezers af. Boeiend voor de toekomst zijn de activiteiten van de ondernemingsraad ten aanzien van personeels- en sociale aspecten. Boeiend vooral enerzijds naar de vakorganisaties gericht en anderzijds intern naar personeelszaken. In de nieuwe wet geeft artikel 27 zaken aan waarvoor aan de O.R. instemming moet worden gevraagd, voorzover deze zaken niet zijn geregeld in een collectieve arbeidsovereen komst. Laat de C.A.O. echter ruimte voor nadere uitwerking dan is weer wel instemming van de O.R. nodig als die ruimte wordt ingevuld. O.R.-leden die georganiseerd zijn, staan dan dus voor de keuze om een dergelijke nadere uitwerking via de O.R. of via de C.A.O.-onderhandeling plaats te laten vinden. Tijdig overleg met de vakorganisaties over dit soort zaken, komt de verhoudingen tussen O.R.-en en vakbonden ten goede. Waarbij het mijn mening is dat de vakbeweging enige terughoudendheid moet betrachten t.a.v. die zaken waarvan het logischer zou zijn dat de O.R. deze behandelt. BV secundaire en tertiaj leg, beoordelingssystemen zal de ondernemer metj maken, om te waarborgd wordt uitgehold. Het werken met de nieu* pas sinds kort van start. Publicaties in het verleda gen waren meer gericht de bevoegdheden. Verani ten ertoe de wet van 197, ook voor de toekomst het; zullen we met de huidj werken, in het belang vas die verantwoordelijkheid! In de Ahold Overlegvergadering d.d. 6-11-1979 is aan de COR het volgende voorgelegd: 'De Raad van Commissarissen heeft het voornemen op 16 april 1980 de heren Drs. L. Coren en Drs. P.J. van Dun en op 1 januari 1981 de heren F.I. Ahlqvist en R. Zwartendijk te benoemen tot lid van de Raad van Bestuur. Wij stellen u in de gelegenheid advies uit te brengen over het voorgenomen besluit. Als beweegredenen voor dit besluit is het volgende gesteld: "Door de snelle groei van Ahold zijn het aantal, maar vooral de verscheidenheid van de belangrijke zaken die de aandacht van de top vragen toegenomen. Het afwegen van alle aspekten die daarmee verband houden, resp. het stellen van prioriteiten, stelt steeds zwaardere eisen. Deze overwegingen nopen tot een uitbreiding van de Raad van Bestuur. Ook het feit dat de heer D. Vethaak, in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, in april 1980 zijn funktie zal neerleggen, vormt een praktische noodzaak tot aanvulling van de Raad van Bestuur. Een aanvulling en uitbreiding die bovendien de kontinuiteit van dit kollege moet verzekeren en tot nieuwe impulsen leidt. De voortzetting van het ingezette proces van decentralisatie en de daarmee gepaard gaande verzelfstandiging van grote bedrijfsonderdelen, noodzaken tot een korte, direkte lijn naar de Raad van Bestuur om de handhaving van het algemene beleid te waarborgen. Daarnaast kunnen strate gisch belangrijke dienst rapporteren. Dit heeft mede tot gevolj van de divisie - met name zal verdwijnen. Overigens zal in overle worden vastgesteld well divisieverband kan word Waar de grootste bedrij diensten aan de Raad koördinatie van het gel Naast die koördinatie zal blijven op het behoud va Tegen deze achtergrond gevraagd advies uit te b Raad van Commissariss van de Raad van Bestuu - de heren L. Coren, als o P.J. van Dun per 16 a] - de heren F.I. Ahlqvis 1981." Op het moment van inlev de COR nog gaande, gevraagde advies hierin De COR acht informati Het ligt dan ook in ons v( borden u van de ontwikl Natuurlijk komen wij onderwerp terug.

Personeelsbladen | 1979 | | pagina 6