COFjjtelatie COFjjtejatie COFJjJejatie ACHTERBAN OPENHARTIG INFORMEREN e PZ-functionaris mod geloofwaardig zijn voor management én personeel Kleine wijzigingen in Jubileum-onderscheidingen COR-Relatie Inleiding Drs. P. J. van Dun in de COR pagina 4 FLITSEN Onder verantwoording van de GQR. VERTROUWEN Voor degenen die aan het nut van de in de titel genoemde openhartigheid twijfelen, wil ik opmerken dat wil de informatie uit de COR gelezen worden door de achterban, vertrouwen in de COR noodzakelijk is. Welnu, vertrouwen krijg je door je achterban zo volledig mogelijk in alle openheid te informeren over datgene wat zich in de COR-vergaderingen afspeelt. Anders dan propaganda, waarbij de zaken fraaier voorgesteld worden dan ze zijn, zal zinvolle informatie juist zo weinig mogelijk moeten worden achtergehouden, opdat de lezer zelf de zaken op een rijtje kan zetten en zich een mening kan vormen. Openheid is in deze tijd meer dan ooit geboden. Ik ben ervan overtuigd dat van iedere 100 medewerkers er bij wijze van spreken 20 voor hun bedrijf door het vuur gaan, 20 alleen geïnteresseerd zijn in wat ze in het handje krijgen en 60 zeer geïnteresseerd zijn als je ze openhartig en in hun (aal aanspreekt. COR EN PERSONEELSBLAD Het journalistieke verslag van de COR in Flitsen had als uitgangspunt "de achterban trachten te interesseren voor het COR-werk". Het ligt niet in de bedoeling een dis- kussie aan te moedigen over de vraag of de COR in zijn doel is geslaagd. Wel is de COR van mening dat het bovengenoemde uitgangspunt nadere aanvulling verdient, namelijk: rechtstreeks en aktueel met de achterban te kunnen kommuniceren; verantwoording afleggen aan de achterban. Deze aanvulling komt voort uit de overtuiging dat naarmate het bedrijf zelf meer open wordt (denk met name aan de Intentieverklaring van de Raad van Bestuur over het Ondernemingsraadwerk, de Uitgangspunten voor het Personeelbeleid en de nieuw jaarstoespraak van de heer A. Heijn) ook de COR meer openheid kan en moet be trachten. CORRELATIE Deze visie over de relatie tot zijn achterban heeft er toe geleid dat de COR in de toe komst de mogelijkheid zal onderzoeken over het in het leven roepen van een apart per soneelsorgaan, dat onder verantwoordelijkheid van de COR-leden zou moeten komen te staan. In afwachting van de uitkomst van dit onderzoek heeft de COR de beschik king gekregen over twee "eigen"bladzijden in Flitsen. Onder de kop "COR-RELATIE" wil men proberen het COR-werk dichter bij de mensen te brengen. Veel van wat er in de Centrale Ondernemingsraad wordt besproken lijkt vaak erg ver van het dagelijks werk af te staan. Niets is minder waar. Het gaat in de COR wel degelijk om zaken die alle medewerkers van A hold Nederland raken. Vandaar dat wij veel meer dan voorheen zullen toelichten wóarom bepaalde onder werpen in de COR op tafel komen en hoe COR-leden er tegen aankijken. Het ligt ook in de bedoeling dat wij, na een experimentele fase van twee maanden, zullen proberen u iets van de sfeer van de COR-vergaderingen te laten proeven en dat de verschillende OR 'en binnen Ahold (17!) beurtelings de aandacht krijgen. Dit zijn in grote lijnen onze plannen. - TENSLOTTE Redaktionele inleidingen als deze plegen meestal afgesloten te worden met de opwek king uw mening niet onderstoelen of banken testeken. Wij willen daarop geen uitzondering maken. Integendeel, juist omdat COR-Relatie iets nieuws is moeten wij al experimenteel te werk gaan. Dat zouden wij het liefst met uw medewerking doen Reaktiesm.b.t. "COR-Relatie" opsturen naar R. S. Cascone, Sekretariaat COR, Antwoordnummer 97, Zaandam. R- S. Cascone (postzegel plakken is dus niet nodig). 2e sekretaris COR optAwtAT/qt //vro*m- T)'e rs oAftz/mATStjc /#- Fa&fAr/e Juti/c ener Jf Ca*-x*üi- rnf... A/ftTa.v*/ JrtOe frererjA/ Co "PO*/? T ftc'L JOU*/ Taak en plaats van de personeeldienst. Dat was het thema van een presen tatie van drs. P.J. van Dun [directeur Personeelszaken] in de COR-vergadering van augustus. Hy hield deze inleiding naar aanleiding van een eerder verzoek daartoe vanuit de COR. In de opvatting van de heer Van Dun is het management verantwoordelijk voor het personeelbeleid. De PZ-functionaris levert - naast specialisten op andere deelgebieden - als gelijkwaardige partner zijn inbreng voor de besturing van de organisatie. Daardoor dient hij op basis van gelijk waardigheid de sociale aspecten bij de besluitvorming te laten afwegen tegen de economische en technische (en eventuele andere) aspecten (wederzijdse afhanke lijkheid). Hierdoor kan het management zo evenwichtig mogelijk tot verantwoor de beslissingen komen. Drs. Van Dun stelde dit tegen de achtergrond van hetgeen daarover in de Uitgangspunten voor Personeelbeleid (UPB) is gezegd. gelijkwaardig Zijn conclusie was, dat de PZ-functio naris derhalve niet kan functioneren in een neutrale of onafhankelijke rol. Als gelijkwaardige partner neemt hij deel in de beleidsbeslissingen, waarbij hij zich verbonden moet voelen met de besluit vorming. Op grond van deskundigheid en vertrouwen dient een wederzijdse geloofwaardigheid (naar management én personeel) te ontstaan. De heer P. van Dijk achtte het niet denkbeeldig, dat een PZ-functionaris wordt beschouwd aan de zijde van het management te staan, omdat dit hem heeft aangesteld. Juist doordat hij uit zijn eigen overtui ging opereert ziet de heer Cascone de PZ-funktionaris meer in een neutrale rol. Van Dun: "Dat kan hij niet, hij moet vanuit zijn eigen overtuiging kunnen opereren. Dat is ook noodzakelijk voor de gelijkwaardigheid met de andere partners in de besluitvorming." Dan verschillen wij met elkaar van mening aldus de heer Cascone. En wat de opmerking van de heer Van Dijk betreft achtte de heer Van Dun het een zaak voor de PZ-funktionaris om toch door zijn optreden ook het vertrouwen van het personeel te verwerven. "Dat zal hij moeten bevechten." Daarom vond hij het ook zo belangrijk, dat personeels zaken - door de noodzakelijke deskun digheid en vertrouwen - duidelijk een "vak" is geworden. decentralisatie Drs. Van Dun toonde zich voorstander van decentralisatie in het PZ-werk, waarbij sommige activiteiten toch cen traal moeten worden uitgevoerd om redenen van eenheid van beleid, nood zakelijke coördinatie (bijv. pensioenen) en specialistische deskundigheid. In zijn uiteenzetting wees hij er op, dat "de" PZ-funktionaris niet bestaat. Er zijn verschillende categorieën, zowel naar niveau als naar deskundigheid. Gemeenschappelijk is echter, dat de PZ- funktionaris bij Ahold achter de UPB staat en zich voor de invulling en het realiseren daarvan in zijn eigen eenheid zal inzetten. De komende jaren verwachtte hij nieuwe ontwikkelingen, waarmee de personeel- diensten te maken zullen krijgen. De vakbeweging gaat zich meer met het personeelbeleid bemoeien (bedrijven- werk), de overheid doet dat eveneens (sociaal beleid in de onderneming, solli citatieprocedure, Bestek '81, inkomens verhoudingen, arbeidsbemiddeling, Ar beidsomstandighedenwet enz.), en ook de ondernemingsraad komt meer aan bod: voor nagenoeg alle onderdelen van het personeelbeleid is instemming van de OR vereist. spanningsveld De belangen van overheid, vakbewe ging, werknemers, werkgevers (manage ment) en OR zullen niet altijd gelijkge richt zijn. "De (nieuwe) taak van de personeeldienst is derhalve in deze spanningsvelden een zodanige bijdrage te leveren, dat een besluit voor zoveel mogelijk belanghebbenden aanvaard baar is." In dit verband voorzag hij een moeilijke rol voor de (QOR, maar hij hoopte, dat men elkaar toch in het samenwerkingsmodel zou kunnen vin den. in OR of COR? Het zal geen verbazing wekken, dat zijn inleiding wel stof tot spreken gaf in de COR. De heer A.J. Plagge vroeg zich af of bepaalde problemen nu via de OR of via de COR zullen moeten lopen. Van Dun: "Ik hecht er waarde aan, dat het werk van PZ op de basis begint en daarom vind ik ook, dit doortrekkend, dat eerst een OR iets behandelt. R.S. Cascone: "Als een zaak erg lang duurt zal het vertrouwen in de PZ-funk- tionaris snel worden verloren." De heer Van Dun meende, dat een probleem toch wel binnen een redelijke termijn kan worden afgehandeld. De heer P. van Dijk bracht naar voren, dat een OR in een bepaald geval bijv. niet de raad van commissarissen kan inschakelen. De COR kan dat wel. De heer Van Dun meent, dat een OR in een dergelijk geval eerst naar een hoger hiërarchisch nivo, b.v. de divisiedirektie zou moeten stappen, die hier als het ware de commissaris rol vervult. De heer F.J. Petra zag een ander probleem: "Het komt voor, dat in een OR niet de man verschijnt die uiteinde lijk verantwoordelijk voor het beleid is. Dat maakt het voor een OR moeilijk om een beslissing te nemen en dan wil men wel eens naar de COR stappen." Als voorbeeld kwam de gang van zaken rond de sluiting van Jobby aan de orde. De heer Cascone merkte op, dat men ook niet alles bij de OR moet onderbrengen, want dan zou men het COR-werk uithollen! Dat was zijn antwoord op de mening van de heer G.J. Heijn, dat de COR niet moet worden gezien als een "beroepsinstantie" voor gevallen waar een OR niet uitkomt. De heer Van Dun was er wel voor, dat er een regeling tot stand komt waarbij de "hoogst verantwoordelijke bestuurder" in OR en COR een bepaald beleid komt toelichten maar dan is dat zeker niet in alle gevallen de RvB. Dan kunnen wellicht problemen als in het geval Jobby worden voorkomen. De heer Heijn wees er nog op, dat men zich toch ook aan de wet dient te houden. Men kan zich als COR niet bemoeien met wat in feite OR-werk is. Uit deze diskussie bleek dat de gekozen leden van mening waren dat door de decentralisatie een andere struktuur is ontstaan, waarbij de overlegstruktuur niet is aangepast. De COR zal zich op korte termijn over deze problematiek beraden. Besloten werd, dat de presentatie van de heer Van Dun nog eens zal worden doorgesproken in een vergadering van de Werkgroep Sociaal Beleid. In een volgende bijeenkomst kan men er dan desgewenst op terugkomen. Op een vraag hierover deelde de heer Van Dun mede dat zijn inleiding ook aan de orde kan worden gesteld in OR-vergaderin- gen ter toetsing van het in de onder scheidene werkmaatschappijen gevoerde beleid. De COR is nog maar gedeeltelijk rond gekomen met voorstellen van de COR- jubileumcommissie met betrekking tot de viering van zakeiyubilea. Alleen het onderwerp "insigne/hanger" werd afge werkt, zulks omdat daarvoor tjjdig de nodige bestellingen moeten worden ge- Voor wat betreft de heren verandert er volgens het voorstel niets en handhaaft men de volgende onderscheidingen: - 12V4 jaar: verzilverd Ahold-insigne, - 25 jaar: gouden Ahold-insigne, - 40 jaar: gouden Ahold-insigne met onyx. Voor de dames een kleine wijziging bij een 12Vi-jarig dienstverband, omdat zij anders vrijwel hetzelfde zouden ontvan gen bij een 25-jarig jubileum. Derhalve: - 12% jaar: gouden hanger ketting wordt zilveren hanger met ketting. - 25 jaar: gouden hanger met 1 bril jant ketting, - 40 jaar: gouden hanger met drie briljantjes ketting. medaille Voorts wordt de uitreiking van de gouden medaille van de Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel gehandhaafd. De heer Petra vond wel, dat aan de overhandiging daarvan meer aandacht zou moeten worden besteed. De heer C. Schoon (Centrale Slagerijen) was als enige tegen de uitreiking van deze medaille en het daarbij behorende getuigschrift. De andere voorstellen tot wijzigingen en aanbevelingen inzake vieringen van za- kenjubilea zullen in een volgende verga dering worden besproken. De jubileumcommissie bestaat uit de heren A. Plagge en A.J. Smout namens de COR en de heer T.J. Broesder namens de Centrale Personeeldienst. De heer Smout kwam in de commissie als opvolger van mej. S.C. Childs, die het bedrijf heeft verlaten. Mej. Childs is in de COR opgevolgd door de heer G. Jonkers, bedrijfsleider AHZB. De COR-pagina's komen tot stand onder verantwoording van de COR en vallen dus buit» de verantwoording van de redactie van Flitsen. Reacties met betrekking tot COR-Relatie dien» dus niet op gestuurd te word» naar de re dactie van Flitsen, maar naar de heer R.S. Cascone, secretariaat COR Antwoordnummer 97 te

Personeelsbladen | 1979 | | pagina 4