UIT DE COR
Bestuurbaarheid van concern verbeteren
COR geeft groen licht
voor Structuurnota
DE HEER G. J. HEIJN
pagina 2
FLITSEN
Bij de bespreking van het onderwerp "Struc
tuurnota" in de COR-vergadering van dins
dag 21 maart was de heer G. J. Heijn als
"gast"aanwezig. In de nieuwe organisatie zal
hij als lid van de Raad van Bestuur tevens
fungeren als president-directeur van de
nieuwe DDN.
De COR-commissie "structuurnota" was
twee keer bijeen geweest en had tevens
intensief contact met de achterban onder
houden. Dit had geleid tot een aantal in het
reeds genoemde "voorlopige commentaar"
neergelegde vragen.
De heer G. J. Heijn zag drie hoofdelementen
in de voorgenomen organisatorische verande
ringen:
andere bestuursvorm in de detailhandels
sector door de vorming van de DDN
overheveling van bevoegdheden van de
Raad van Bestuur naar de directie van de
DDN in het kader van decentralisatie aan
de top;
meer decentralisatie-accenten in de ver
dere organisatie.
"Het gaat er om de bestuurbaarheid van
het concern te verbeteren", betoogde de
heer G. J. Heijn verder. "Beslissingen
zijn bij Ahold altijd in belangrijke mate
van de top af gekomen. Toen er maar
één activiteit was (detailhandel in Neder
land) lag dat niet zo moeilijk. Door de
verbreding van het concern (meer soor
ten winkels, restaurants, expansie in het
buitenland) is niet alles meer "in de top"
te overzien. Dat past ook niet meer in de
hedendaagse tijd, waarin de ontplooiing
van persoonlijkheid een belangrijke rol
is gaan spelen".
Het is de bedoeling dat de Raad van
Bestuur met de directies van de onder
delen binnen "totaalkaders" tot een al
gemeen beleid komt. De uitvoering
daarvan wordt aan die directies overge
laten. De werkmaatschappijen kunnen
daardoor zo zelfstandig mogelijk werk
zaam zijn. Het concern in totaliteit blijft
dan voor de Raad van Bestuur overzich
telijk.
Een COR-lid vroeg de heer G. J. Heijn:
"Gelooft u er zelf in"?
De heer G. J. Heijn: "Zeer beslist, uit
verstandelijke overtuiging. Je ziet elders
bij grote en complexe organisaties overal
een soortgelijke opzet." De heer A.
Heijn: "Dat is het eerst begonnen in de
industrie. Pas de laatste jaren is men tot
de slotsom gekomen, dat ook voor de
detailhandel een vorm van decentrali
satie de beste perspectieven voor de toe
komst biedt. In de Verenigde Staten is
één van de grootste detailhandelscon
cerns in grote moeilijkheden gekomen
door een te lang vasthouden aan een
strakke centrale leiding".
De COR-commissie had in de tekst over
de na te streven groei in diverse con
cernonderdelen enige onduidelijkheden
en soms tegenstrijdigheden menen te
ontdekken. De heer G. J. Heijn was het
er achteraf wel mee eens, dat sommige
passages niet altijd even duidelijk zullen
overkomen. Hij wilde wel proberen deze
te "herschrijven", waarbij hij stelde:
"We gaan in elk geval niet gezapig zitten
afwachten. Wij hebben tot uitdrukking
willen brengen, dat niet in alle sectoren
nog een forse expansie te verwachten is,
gezien het marktaandeel in Nederland.
Wanneer er echter mogelijkheden zijn,
zullen wij die zeker aanpakken".
research
De commissie had ook als vraag:
"Wordt er niets meer gedaan aan
research om te komen tot nieuwe activi
teiten?" Antwoord van de heer G. J.
Heijn: "Geen research van studiehoof
den, maar we vertrouwen wel op onze
mensen - overal in het bedrijf - bij het
zoeken naar en het zien van nieuwe kan
sen.
De heer A. Heijn wilde er ook wel iets
over zeggen: "We hebben willen aange
ven dat de stormachtige groei in dit
kleine stukje van de wereld toch wel
voorbij is. Maar daarmee is het nog niet
helemaal afgelopen! Voor een deel wor
den we geremd door de planologie.
Goede vestigingsplaatsen voor de detail
handel zijn schaarsr Daarom zullen we
meer aandacht moeten schenken aan
mogelijkheden tot vergroting van be
staande winkels, verbouwingen e.d.".
Hij voegde er aan toe, dat in de
structuurnota niet op alle vragen een
antwoord kan worden gegeven. Er zal
ook nog veel overleg nodig zijn. "Er
komen toch al veel opmerkingen uit de
achterban. Daar is de ongerustheid over
de nieuwe opzet vaak groot", merkte één
van de COR-leden op.
Voorts was men er bepaald niet gelukkig
mee, dat in enkele delen van het concern
in berichtgeving e.d. al was uitgegaan
van een aanvaarding van de nieuwe
structuur, terwijl het advies van de COR
nog moest worden uitgebracht. De heer
A. Heijn kon zich deze ontstemming
best indenken. Hij wees er wel op, dat
een aantal mensen al anderhalf jaar
bezig is met de nieuwe structuur,
waardoor men in het taalgebruik wat
gemakkelijk over de formele aspecten
heenloopt, ook al is dat feitelijk onjuist.
De heer Heijn toonde zich overigens
graag bereid schriftelijk op een aantal
vraagpunten nader in te gaan om
eventueel bestaande ongerustheid zoveel
mogelijk weg te nemen.
overleg
Een COR-lid vroeg in dit verband spe
ciale aandacht voor de zinsnede: "De
personele consequenties zullen van te
voren worden doordacht en in de orga
nisatie worden gecommuniceerd". Hij
merkte daarbij op dat communiceren
alleen onvoldoende is. Overleg o.a. met
de betrokken medewerkers is in elk
geval nodig. De heer A. Heijn: "Er zijn
wel eens vragen waar de mensen zelf een
antwoord op hebben bedacht. Daar
wordt je dan op aangevallen. Wanneer
iets niet duidelijk is, moet men er mee
voor de draad komen. In de eigen OR of
in de COR kunnen we er dan over
praten. De heer G. J. Heijn wees er op,
dat perioden van onzekerheid zo kort
mogelijk moeten zijn: "Het thema is het
leggen van een decentraal accent. Maar
dat moet geen stokpaardje worden om te
pas en te onpas en te allen tijde toe te
passen!"
"rode boefje"
Een COR-lid: "Maar het "rode boekje"
werkt al een beetje,
vooruit".
Men loopt er op
De heer A. Heijn vond dat dit formeel
niet kon en de heer G. J. Heijn voegde er
aan toe: "Zo lang er geen officiële
mededelingen zijn is er niets veranderd.
Trek aan de bel als er wel iets gebeurt.
Het moet niet zo zijn, dat iedereen zijn
eigen uitleg aan de structuurnota geeft.
Maar het is ook niet zo, dat alle veran
deringen in verband staan met het rode
boek." Maar er zijn wel al enkele be
richten uitgegeven alsof de structuur
nota al aanvaard was," zo werd vanuit
de COR gesteld, "dat veroorzaakt wre
vel en onrust". Dat was ook het geval
geweest met de toezending van het
bulletin "Informatie/Communicatie"
aan de bedrijfsleiders in de filialen. Deze
ontvangen een dergelijke informatie nor
maal nooit.
Op zich was men wel blij met de infor
matie, maqr omdat dit niet gebruikelijk
is, was er toch onrust ontstaan.
Gezien het feit dat de COR akkoord was
gegaan met de interne berichtgeving
meende de heer A. Heijn te kunnen
stellen, dat er geen principiële bezwaren
waren tegen de "houtskoolschets" van
de structuurnota. Daar was de COR het
niet helemaal mee eens: "Wij hebben
"ja" gezegd tegen de uitgifte van een
bericht door de Raad van Bestuur in
verband met de mededelingen die hier
en daar al werden gedaan. Dat stond los
van een COR-uitspraak over de nota.
"Er leeft een gedachte, dat advies wordt
gevraagd over een zaak die al beklonken
is," zo werd gezegd.
De heer A. Heijn ontkende dit ten stel
ligste. Naar zijn mening kon de inbreng
van de COR zeker nog in het raamwerk
worden meegenomen. De ontwikkeling
in het kader van de nota achtte hij
overigens een geleidelijk proces. Wan
neer de COR zegt dat het de verkeerde
kant op gaat dan zijn er beslist geen
stappen gezet die niet passen in de
huidige structuur, zo benadrukte hij.
Het ging hem niet om het forceren van
een uitspraak van de COR. Wanneer
men zou zeggen: "De voorgestelde struc
tuur spreekt ons wel aan" dan was hij al
tevreden en dan kon de "houtskool-
schets" verder met de juiste organen en
mensen worden ingevuld.
Op enkele concrete vragen van de
COR-commissie wilde hij nog wel in
gaan. Decentralisatie van sommige
steundiensten is ingegeven door de
gedachte, dat het voor werkmaatschap
pijen vaak plezierig is daarover zelfstan
dig de beschikking te hebben.
[Voor vervolg zie pag. 8]
Personeelsblad Ahold N.V.
Mei 1978
35ste jaargang no. 4
verschijnt lOx per jaar
Oplage: 27.000
Redactiesecretariaat:
Ankersmidplein 2.
Kamer 1701
Zaandam
Tel. 075-593026
Hoofdredactie:
Mevrouw T. Plooijer
Redactieleden:
J. Breeschoten
W. Haeser
Mej. T. Harder
B. van der Knaap
J. Kragten
A. W. Kuipers
Th. v. d. Lee
H. Malag
A.de Roo
D. N. Rövekamp
M. de Ruyter
J. J. F. Snepvangers
M. D. A. Sneijder
Redactie en vormgeving
samenwerking met
PR Bureau v. Hulzen,
Voorschoten
In de COR-vergadering van dinsdag 21 maart heeft de Centrale Ondernemingsraad
na een langdurige vergadering in principe "jr" gezegd tegen de Structuurnota, zoals
deze is weergegeven in het zgn. "rode boek". Hierin zyn de uitgangspunten voor de
organisatie van een Divisiedirectie Detailhandel Nederland [DDN] opgenomen.
De COR besteedde vrijwel de gehele
middag aan de behandeling van deze
nota.
De bespreking geschiedde in hoofdzaak
aan de hand van een "voorlopig com
mentaar", uitgebracht door de Struc
tuurcommissie COR. In deze commissie
hebben zitting de heren J. W. Brink
huis, J. J. G. de Groot, L. Luijendijk, J.
van Manen en F. J. Petra.
Eén van de voornaamste motieven om in
beginsel akkoord te gaan met de inhoud
van de structuurnota was de uitdrukke
lijke verzekering van de heer A. Heijn -
President van de Raad van Bestuur en
voorzitter van de COR - dat aan de uit
voering van de plannen geen consequen
ties voor de omvang van het personeels
bestand zijn verbonden. Met andere
woorden: ontslagen zullen er niet uit
voortvloeien
De organisatorische veranderingen die
in de loop van de komende tijd zullen
worden doorgevoerd kunnen echter wel
gevolgen hebben voor de werkomstan
digheden, taakomschrijvingen en func
ties. De COR voegde aan het goedkeu
rende advies over de nota het nadruk
kelijke voorbehoud toe, dat hij van elke
wijziging vroegtijdig op de hoogte wordt
gesteld en dat dit alles ook "bespreek
baar" is. Daarbij werd gesteld, dat dit
ook dient te gelden voor veranderingen
in organisatie e.d. die misschien niet uit
het "rode boekje" afkomstig zijn. Kort
om: de COR wil steeds een duidelijke
melding vooraf hebben van de belang
rijke wijzigingen in de organisatie.
Daar de gevolgen van sommige maat
regelen niet altijd duidelijk te voorzien
zijn, uitte men in de COR de wens, dat
de gedachten van de structuurnota stap
voor stap tot uitvoering worden gebracht
en dat de COR steeds bij de ontwikke
lingen wordt betrokken.
"Personeelsbeleid is een integraal
onderdeel van het ondernemingsbe
leid".
Voor het eerst stond een dergelijke
zinsnede in het Sociaal Verslag. In
de vergadering van de Centrale On
dernemingsraad [COR] op woensdag
19 april haakte men daar met
instemming op in.
Men had er echter graag nog wat aan
vastgekoppeld willen zien: b.v. de
mededeling dat er gelijktijdig bege
leiding door Personeelszaken tot
stand komt wanneer er in een of an
dere sector van het concern een stu
die naar de verdere ontwikkeling
wordt ingesteld. Momenteel is een
dergelijke studie - door het bureau
McKinsey - aan de gang voor de dis
tributiecentra.
"Daar is met name in Tilburg, waar
sommige mensen in hun leven al vier
of vijf reorganisaties hebben meege
maakt - weliswaar niet bij Ahold - de
nodige onrust over ontstaan," zo
werd naar voren gebracht, "bege
leiding door Personeelszaken zou
hier welkom zijn geweest." Gevraagd
werd of dit in de toekomst in
soortgelijke gevallen zou kunnen
worden gerealiseerd.
COR-voorzitter de heer A. Heijn
achtte het moeilijk om al tijdens zo'n
studie "de personeelsman" er bij te
halen-. De studie beoogt namelijk een
keuze mogelijk te maken tussen ver
schillende wegen om tot het gewen
ste doel te komen. Bij deze keuze
wegen de personele consequenties
zwaar. Hij kon zich voorstellen dat
de inschakeling van een adviesbu
reau enige onrust veroorzaakt, maar
daar is niet altijd onderuit te komen.
Het ging in dit geval niet om een
onderzoek in verband met reorgani
satie, maar om een toekomstgerichte
studie, noodzakelijk om niet door de
ontwikkelingen te worden overvallen.
De heer Heijn concludeerde, dat de
communicatie-aspecten in dit ver
band extra aandacht nodig hebben.
Dat heeft men al ingezien. Overigens
achtte hij "het verschijnsel onder
nemingsraad" mede oorzaak van het
probleem. Soms wordt gedacht, dat
bepaalde ontwikkelingen al via de
ondernemingsraad bekendheid heb
ben verkregen, terwijl een OR er van
tijdige informatie". Hij voegde eraan
toe, dat op het moment dat het
sociaal beleid een volwaardige part
ner is, dit niet betekent dat het een
dominante (overheersende) factor in
de besluitvorming is geworden, even
min als de financieel-economische
sector: beide onderdelen zijn gelijk
waardig.
De heer H. N. Wakkie, die met de
heer K. H. Gaarlandt namens de
Raad van Commissarissen deze
COR-vergadering over het Finan
cieel- en het Sociaal Verslag bijwoon
de, wilde er ook graag iets over
zeggen. Hij merkte op, dat Ahold
uitgaat, dat de informatie langs de
gebruikelijke bedrijfskanalen loopt.
Drs. P. J. van Dun, directeur Perso
neelszaken. zag de zinsnede "perso
neelsbeleid is een onderdeel van het
ondernemingsbeleid" als een prikkel
om een goed ondernemingsbeleid te
voeren, richtinggevend voor het ge
drag. De roep om openheid zag hij
evenwel enigszins tweeslachtig. In
formatie op een vroeg tijdstip bete
kent namelijk veelal ook onvolledige
informatie. Dat geeft meer onrust.
Een voorgesteld plan is vaak nog niet
afgerond, mede omdat het juist de
bedoeling is. dat de betrokkenen zelf
ook een steentje kunnen bijdragen.
De heer Van Dun noemde deze moei
lijke situatie "de prijs voor een vroeg-
niet groot genoeg is om zelf voldoen
de deskundigheid in huis te hebben
om toekomstige ontwikkelingen
diepgaande te onderzoeken. Men
moet die kennis huren. Vandaar dat
adviesbureau's worden ingeschakeld.
Een onderzoek kan dan gericht zijn
op een gewenste reorganisatie of op
de toekomst.
Naar de mening van de heer Wakkie
moet men bij de start van een onder
zoek duidelijk vertellen waar het om
gaat. Wanneer er op een bepaald
moment actieprogramma's op tafel
komen worden Personeelszaken en
andere stafdiensten ingeschakeld.
De heer Heijn had er begrip voor, dat
juist in Tilburg enige verontrusting
was ontstaan. Het leek hem goed
duidelijk te stellen waar McKinsey in
dit geval mee bezig is: een onderzoek
naar alle aspecten die rond 1985 op
het gebied van de distributie een rol
spelen en die voor Ahold van belang
zijn.
COR-lid P. Maas: "Men zit hier als
het ware op het dak van de Ahold-
organisatie. Men kan zich niet vol
doende inleven in wat er op de
"vloer" gebeurt. Daar schort het
aan".
"Het is een zuiver communicatiepro
bleem," stelde de heer Heijn, die
verder opmerkte, dat een ieder het
recht heeft om afwijkingen van het
voorgestane personeelsbeleid naar
voren te brengen. "Elke functionaris
die leiding geeft, op welke plaats dan
ook, moet in zijn beslissingen het
personeelsaspect meenemen, anders
is hij een deelmanager. Wanneer dit
niet goed loopt moeten wij er wat aan
doen," stelde hij.
De heer Van Dun verduidelijkte
daarbij, dat personeelsbeleid geen
exclusieve zaak is van de personeels
diensten, maar van het management.
De personeelsdienst ondersteunt het.
Hij was zich wel bewust van de (on
juiste) gedachte, die hier en daar
aanwezig is: "In het hoofdkantoor
wordt maar wat aan "gevogeld".
Op een vraag van de heer R. S.
Cascone antwoordde de heer Van
Dun dat er z.i. in twee gevallen reden
is om "werkoverleg" in te voeren: na
melijk ten eerste wanneer dit de kwa
liteit van de besluitvorming en ten
tweede wanneer het de aanvaarding
van de besluitvorming ten goede kan
komen.
[Vervolg op pag. 7|