In extra vergadering COR:
"Bespreking organisatie-structuurwijziging
N.V.
WIJZIGING ORGANISATIE-STRUCTUUR AHOLD
A. Heijn
1977 GUNSTIGER
DAN VERWACHT
pagina 2
FLITSEN
In een extra vergadering op dinsdag 28 februari heeft de Centrale Onderne
mingsraad {COR} de organisatiewijziging in de topstructuur van A hold
besproken. Elders in dit nummer worden de hoofdlijnen hiervan belicht.
Al op 14 oktober 1976 kondigde de heer A. Heijn in de COR
aan, dat de Raad van Bestuur begonnen was met de voor
bereiding van een verandering in de topstructuur van de orga
nisatie. In verband daarmee stelde het bureau Horringa De
Koning een onderzoek in naar de meest doelmatig te achten
organisatie van de topstructuur.
De COR stelde een commissie in om hier
over advies uit te brengen. In december
1976 bracht deze commissie verslag uit.
De COR verklaarde achter de door de
Raad van Bestuur te ontwikkelen initia
tieven te kunnen staan, zij het met en
kele kanttekeningen.
Het onderzoek van Horringa De
Koning heeft zich over een langere pe
riode uitgestrekt dan aanvankelijk de
bedoeling was. In hoofdzaak was dit het
gevolg van de vorig jaar tot stand
gekomen overneming van het Ameri
kaanse Bi-Lo-bedrijf, waarmee men ook
in de organisatie rekening moest gaan
houden.
Het onderzoek is kort geleden voltooid
en aan de eerder ingestelde commissie
van de COR kon op 23 februari j.l. ver
slag worden uitgebracht. Daarbij waren
ook aanwezig de heren G. J. Heijn en
drs. H. van Londen van Horringa De
Koning. De commissie - die inmiddels
tot drie leden was geslonken - had er
geen bezwaar tegen, dat de voornemens
in de voltallige COR-vergadering aan de
orde zouden worden gesteld.
Vanwege het belang van het onderwerp
en om een zinvolle bespreking mogelijk
te maken besloot de heer A. Heijn (voor
zitter van de COR) hiervoor een extra
vergadering te beleggen. Voor het geven
van een toelichting waren als gasten uit
genodigd de heren G. J. Heijn en drs.
Van Londen.
Laatstgenoemde herinnerde er aan, dat
het bureau Horringa De Koning in
feite al meer dan twee jaar geleden inge
schakeld was geworden voor de bestude
ring van organisatorische vraagstukken
bij Ahold. Hij zei te verwachten, dat het
proces van het doorvoeren van de voor
genomen veranderingen ook nog wel een
flink aantal maanden in beslag zal
nemen.
In het kort zette de heer Van Londen
uiteen welke werkwijze was gevolgd om
de problemen te onderkennen en ieders
opvattingen te vernemen. Na een eerste
rapportage waren er intern vele discus
sies gevoerd, waarbij met name de vor
ming van de z.g. profit centers en de
decentralisatie van de inkoop tot ver
schillen in standpunten aanleiding ble
ken te geven.
decentralisatie
"Uiteindelijk is er toch een gemeen
schappelijke conclusie gekomen." aldus
drs. Van Londen, "Waarbij een proces
in gang kan worden gezet naar een ver
dere herstructurering binnen de organi
satie. die als einddoel de decentralisatie
van o.a. de inkoop heeft.
Dit is echter wel een kwestie van maan
den."
Een van de leden van de COR merkte
op, dat men al in 1976 de vertegenwoor
diging van de personeelsdienst in de
Raad van Bestuur aan de orde had ge
steld. Men achtte dit toen een te zwaar
punt om door een lid van de Raad van
Bestuur - naast diens andere werkzaam
heden - te worden behartigd.
De heer Heijn kon zich dit standpunt in
denken. Hij wees er overigens wel op,
dat drs. P. J. van Dun als concern-di
recteur behoort bij de staf van de Raad
van Bestuur en dat hij daar de personele
aspecten inbrengt. Deze krijgen dus
zeker de volle aandacht.
In de COR bleken nog meer vragen te
leven, onder meer ten aanzien van de
winstdelingsregeling, de betrokkenheid
van diverse ondernemingsraden bij een
en ander enz.
De heer A. Heijn kon niet direct overal
antwoord op geven. "Er zijn op deelge
bieden nog legio zaken te regelen," zei
hij, "Die punten komen ook in diverse
ondernemingsraden ter sprake. We
hebben nu echter een grof raamwerk,
waarin de grote lijnen staan waarmee we
willen voortgaan. Die lijnen moeten
verder worden uitgewerkt met de men
sen die er mee te maken hebben."
Naar zijn verwachting zullen de reste
rende maanden van 1978 en ook een deel
van 1979 nog wel nodig zijn om alles
verder te regelen, "terwijl het gewone
werk ook moet doorgaan."
De RvB zal zich met betrekking tot
haar eigen verantwoordelijkheid voor
de totaliteit van het concern laten
bijstaan door een kleine centrale staf.
Daarnaast zal de divisie-directie de
tailhandel voor de komende jaren
uitgaan van een streven naar decen
tralisatie van bedrijfsvoering binnen
de bestaande detailhandelsactivi
teiten.
De leden van de divisie-directie de
tailhandel zullen naast hun collectie
ve verantwoordelijkheid voor het ge
heel, primaire verantwoordelijkheid
gaan dragen voor de onder hen res
sorterende onderdelen
Genoemde decentralisatie zal gestal
te krijgen d.m.v. verdere verzelfstan
diging van de huidige operationele
eenheden, die - al dan niet als werk
maatschappij - het karakter zullen
krijgen van z.g. profit-centers (PC).
Onder profit-centers wordt verstaan
iedere activiteit of bundeling van
activiteiten, waarvoor een taakstel
ling is overeengekomen, die in een
financieel resultaat meetbaar zal
zijn.
'interne verbouwing'
"Het is een soort interne verbouwing,"
vond de heer Heijn, "Maar die betekent
wél een extra belasting voor de mensen.
Dat is zeker waar". Naar zijn schatting
zijn niet meer dan 1000 van de totaal
26.000 Ahold-mensen bij de veranderin
gen betrokken. Dit betreft vooral func
tionarissen op het Zaandamse hoofd
kantoor. Voor het verdere overleg acht
te hij dat wel gemakkelijk, want er
zullen over alle plannen regelmatig con
tacten nodig zijn met de COR, met di
recties. met betrokkenen enz.
Het in de toekomstige structuur invoe
gen van de produktiebedrijven in de de-
tailhandelsgroep leverde - niet onver
wacht - wel de vraag op naar het
"waarom". De heer Heijn: "Van de
omzet van de produktiebedrijven gaat 95
procent naar de eigen detailhandelsac
tiviteiten. Zelfs als het aandeel van
derden in de omzet van de produktiebe
drijven zal stijgen blijft de detailhandels-
groep in feite medeverantwoordelijk
voor de PB's, voor de daarin gepleegde
investeringen, zowel in geld als in
mensen. Vandaar dat gedacht wordt aan
de bundeling van detailhandelsgroep en
PB's in één bestuursstructuur."
Een andere COR-vraag was: "Wat zijn
de consequenties voor het personeelsbe
stand van de nieuwe opzet?"
Daar was de heer Heijn zeer duidelijk
over: "Volgens ons zijn er helemaal geen
consequenties voor het aantal. De hoe
veelheid werk moet wel gebeuren. In
hoofdzaak gaat het er om dat de verant
woordelijkheden worden gelegd bij de
juiste mensen in de situatie waarin ons
bedrijf nu verkeert."
Daarbij stelde hij tevens, dat de instel
ling - enkele jaren geleden - van een
Directie Detailhandelsgroep zeker geen
misgreep was geweest, evenmin als dat
het geval was met bepaalde centralisa
ties. Nu is men echter weer een aantal
jaren verder, bepaalde overgangsfasen
(o.m. door de overneming van Simon de
Wit) zijn achter de rug en dan kan het
nodig zijn de organisatie opnieuw aan te
passen.
uitgangspunten
personeelsbeleid
Bij enkele COR-leden leefde de vrees,
dat men te veel aandacht zou gaan
schenken aan de financieel-economische
aspecten bij de vorming van profit-cen-
Indien een profit-center zijn goede
ren en/of diensten aan derden levert,
spreken we van een werkmaatschap
pij. Het ligt in het voornemen, dat de
directeuren van de profit-centers
gaan opereren binnen het kader van
een algemene detailhandels-strate
gie, die door de divisie-directie de
tailhandel wordt geformuleerd. Van
zelfsprekend zullen de profit-center
directeuren sterk betrokken worden
bij de formulering van de algemene
strategie, doch de eindverantwoor
delijkheid daarvoor jegens de Raad
van Bestuur zal berusten bij de
divisie-directie.
Samenvattend is het duidelijk de be
doeling om de divisie-directie te doen
functioneren als een beleidscollege,
zonder voorbij te gaan aan de behe
rende, coördinerende en sturende
taken.
De PC-directie zal dus zélf primair
verantwoordelijk zijn voor de uitvoe
ring van de plannen en projecten, die
in haar budget zijn goedgekeurd en
voor de vele beslissingen, die dage
lijks in de werkmaatschappij, c.q.
ters. Het personeelbeleid zou daar wel
eens ondergeschikt aan kunnen worden
gemaakt. De UPB (Uitgangspunten per
soneelbeleid) zijn wel vastgesteld, maar
niet bij iedereen bekend.
Wanneer dit laatste juist was moest daar
wat aan worden gedaan, vond de heer
Heijn: "We moeten de UPB zodanig be
kend maken, dat iedereen die dat wil er
kennis van kan nemen." Overigens
meende hij, dat de profit-centers zich
uiteraard zeker zouden houden aan de
inhoud van de UPB.
De heer Van Londen vulde dit antwoord
nog wat aan: "De invoering van een
profit-center-organisatie zou een verkil
ling in de organisatie kunnen betekenen
wanneer men alleen naar geld en rende
ment zou kijken. Maar profit-centers
mogen niet alleen daar op worden beoor
deeld: de leiding is ook verantwoordelijk
voor de kwaliteit van de organisatie, de
wijze waarop zij de resultaten behalen,
de motivering van de mensen. Als deze
punten niet goed worden behartigd zal
dit uiteindelijk zeker ten koste gaan van
het rendement".
Op een vraag naar de termijnen waar
mee men rekent voor de invoering van de
nieuwe structuur antwoordde hij: "Het
is moeilijk je met dit soort zaken aan
bepaalde tijdslimieten te binden. Dan
ontstaat het gevaar dat iets moet worden
geforceerd. Je kunt er dan beter wat
langer over doen en iedereen er bij be
trekken. De invoering loopt dan vaak
gemakkelijker". De heer G. J. Heijn
was het daar geheel mee eens: "Het
moet voorzichtig gebeuren. We moeten
niets doen voordat we met elkaar kun
nen overzien wat er moet gebeuren.
Ahold is een complexe machine en een
zandkorrel kan de machine doen stil
staan. Er verandert niets tot 'we weten
wat we aan het doen zijn."
"De COR verklaarde zich met de gang
van zaken akkoord, maar was van
mening dat de Begeleidingskommissie
uit de COR alert moet reageren op op
merkingen, vragen en andere reacties uit
de achterban ten aanzien van de conse
quenties van een en ander. In eerste
instantie zal overleg via de structuur
commissie van de COR lopen. Van deze
commissie waren alleen de heren De
Groot, Luyendijk en Van Maanen over
gebleven: als aanvulling kwamen de
heren Brinkhuis en Petra er bij.
"We zullen over deze zaak met elkaar
nog regelmatig van gedachten wisselen,"
meende de heer Heijn, dit onderwerp af
sluitende.
het profit-center worden genomen.
Daarnaast heeft zij de mogelijkheid
het strategisch raamwerk en de stra
tegische uitgangspunten van het di-
visiebeleid te beïnvloeden.
In hoeverre dit streven naar meer
decentralisatie consequenties zal
hebben voor de z.g. steundiensten
zal onderwerp van gesprek zijn met
betrokken diensten en betrokken
PC-directeuren.
Als voorbeeld hiervan worden de PZ
en control-functie genoemd.
Ook de inkoop zal in principe decen
traal plaats gaan vinden.
De divisie-directie detailhandel zal
worden geleid door de heer G. J.
Heijn als president-directeur.
Leden van deze directie zullen zijn de
heren F. 1. Ahlqvist. J. J, van der
Burg en W. A. Schol te.
Onder de leden van de divisie-direc
tie ressorteren respectievelijk:
G. J. Heijn:
algemene leiding, personeelsza
ken, inkoop (tijdelijk) en secreta
riaat.
F. I. Ahlqvist:
Albert Heijn Supermart.
J. J. van der Burg:
Simon de Wit (incJ. Toko), Miro
(incl. Jobby), Verbrumar, Alberto,
Etos, Ter Huurne.
W. A. Schol te:
distributie/transport, vers vlees
organisatie, administratie, elek
tronische gegevensverwerking.
Het jaar 1977 is gunstiger afgesloten dan
was verwacht, zo deelde de heer Heijn
aan het begin van de extra COR-ver
gadering van 28 februari mee over het
kort daarvoor gepubliceerde dividend-
voorstel.
Het een en ander heeft ook consequen
ties voor de winstdeling. Daarvoor is 3
miljoen méér beschikbaar.
De uitkering had 57% van het periode
salaris kunnen zijn, maar er is in
december 46% uitgekeerd.
Er waren enkele meevallers geweest in
de sfeer van de sociale lasten en bij de
remodeling van filialen. Bovendien wa
ren de vooruitzichten niet rooskleurig op
het moment van de winstuitkering. Bij
de berekeningen was men dan ook aan
de veilige kant gebleven.
Het bedrag van 3 miljoen wordt
ingevolge het reglement van de winst
deling gevoegd bij het voor de uitkering
over 1978 beschikbare bedrag.
De vraag rees: "Wat gebeurt er als over
1978 een zodanige winst wordt geboekt
dat de maximale winstuitkering wordt
gehaald? Wordt die 3 miljoen dan
doorgeschoven?"
De heer Heijn kon er niet direkt ant
woord op geven. Hij beloofde het met de
heren Coren en Van Dun te zullen na
gaan en dan te bespreken met de winst-
delingscommissie.
technische projecten en onroerend
goed.
Voorlopig zullen de heer Govers,
directeur Miro, en de heer Stoelenga,
die te zijner tijd als algemeen stafdi
recteur leiding zal geven aan een
aantal nader te bepalen stafdiensten,
rapporteren aan de heer G. J. Heijn.
De heer P. Ligtenstein zal, in het
kader van de in 1976 reeds aange
kondigde formering van het Directo
raat Communicatie, in de loop van
1978 op concernniveau de functie
van Directeur Communicatie aan
vaarden. Tot de taak van dit Direc
toraat behoort de in- en externe com
municatie. Uit dien hoofde zal Pu
blic Relations gaan ressorteren on
der dit directoraat. De heer Ligten
stein zal gaan rapporteren aan de
Raad van Bestuur in de persoon van
de heer A. Heijn.
Overigens zal de heer Ligtenstein ten
nauwste betrokken blijven bij de in
koop, totdat de nieuwe opzet hiervan
is uitgekristalliseerd en de over
gangsfasen naar de nieuwe situatie
zijn geregeld.
De PZ functie, zoals aangegeven
onder het aandachtsveld van de heer
G. J. Heijn, zal vooralsnog vervuld
worden door de heer P. J. van Dun,
naast zijn functie van directeur PZ
op concernniveau.
Personeelsblad Ahold N.V.
April 1978
35ste jaargang no. 3
verschijnt lOx per jaar
Oplage: 27.000
Redactiesecretariaat:
Ankersmidplein 2.
Kamer 1701
Zaandam
Tel. 075-593026
Hoofdredactie:
Mevrouw T. Plooijer
Redactieleden:
J. Breeschoten
W. Haeser
Mej. T. Harder
B. van der Knaap
J. Kragten
A. W. Kuipers
Th. v. d. Lee
H. Malag
A. de Roo
D. N. Rövekamp
M. de Ruyter
J. J. F. Snepvangers
M. D. A. Sneijder
Redactie en vormgeving in
samenwerking met
PR Bureau v. Hulzen,
Voorschoten
Het ligt in het voornemen om op korte termijn een divisie-directie de
tailhandel Nederland binnen Ahold te formeren.
Een en ander is op 28 februari j.l. in de COR aan de orde gesteld. Een
verslag van deze COR-vergadering treft U elders op deze pagina aan.
Dit voornemen vloeit voort uit het eind 1977 gepubliceerde besluit om
een deel van de huidige taken van de Raad van Bestuur te delegeren,
hetgeen op zyn beurt o.m. een gevolg is van de internationalisering van
Ahold.