Intentieverklaring van de Raad van Bestuur inzake het OR werk bij Ahold N.V. De heer C. Ott lid OR van AHSM en van de COR: Intentieverklaring stevige basis voor het OR-werk OR-LIDMAATSCHAP MOEILIJK MAAR BOEIEND Huwelijksjubilea pagina 12 FLITSEN De leiding van Ahold stelt zich op het standpunt, dat de OR-funktïe onderdeel behoort te zijn van het werk binnen de onderneming. De ondernemingsraad moet het forum zijn waar leiding en medewerkers over en weer kunnen communiceren over al datgene wat een effectieve werkwijze kan be vorderen. Daarom wil zij nadrukkelijk stellen dat zij uitgaat van het vertrouwen dat het groeiproces moet worden bevorderd. Daartoe zal zij naar vermogen zowel financiële middelen als tijd ter beschikking stellen voor het OR-werk. Dit met het doei om het mogelijk te maken dat mede werkers zich ook daadwerkelijk kunnen inzetten voor het OR-werk. Hiertoe dienen afspraken te worden ge maakt met betrekking tot de uitvoering van zijn werk zaamheden. zodat zoveel mogelijk belemmeringen wor den opgeheven ten aanzien van hun carrière-mogelijk heden en hun relatie met leiding en collegae. Dit mag zich echter nooit ontwikkelen in de richting van de volledige vrijstelling van het OR-lid. Voor het goed func tioneren van het OR-werk blijft immers een band met de werksituatie onontbeerlijk. Daarnaast dient de organisatie van het OR-werk zodanig gestalte te krijgen, dat de OR-leden in hun relatie tot de achterban en andersom goed kunnen functioneren. Hierbij doet zich de spanning voor tussen het wenselijke en het haalbare. Zo zal in ieder geval de regionale spreiding van het personeel en het verloop - ook onder OR-leden - een gegeven zijn. Met het inachtnemen hier van en de specifieke geaardheid van iedere onderne mingsraad zal, in passend overleg worden gezocht naar oplossingen, waarbij het duidelijk is dat variaties per ondernemingsraad mogelijk moeten zijn. Voor de leiding van Ahold geldt in het algemeen, dat overleg - in welke vorm dan ook - op het ondernemings- doel gericht moet zijn. Het mag geen doei op zichzelf worden. Daarnaast moet de leiding vanuit haar eigen bevoegd heden en verantwoordelijkheden slagvaardig kunnen blijven reageren op veranderde omstandigheden. Dit wordt getoetst aan: a) een betere kwaliteit van de besluitvorming; b) een grotere acceptatie en naleving van de ge nomen besluiten. Door het inbrengen van argumenten van de medewer kers kan de kwaliteit van de besluitvorming verbeterd worden. Wanneer uitvoerenden zich mede-verantwoor delijk voelen voor het resultaat van, in of na overleg met hen, genomen besluiten, wordt de acceptatie en naleving daarvan groter. De gedachten hierover zijn tot uitdrukking gebracht in de uitgangspunten personeelsbeleid en zuilen verder gestalte krijgen in het kader van werkoverleg. De neerslag wordt zichtbaar in het functioneren van de OR, waar dan niet alleen formele zaken aan de orde komen, maar ook onverplichte informatie wordt uitge wisseld, die past bij een effectieve werkwijze van de organisatie. Zo wordt een basis van vertrouwen gelegd, die het mogelijk maakt in voorkomende gevallen beslis singen te nemen, die in de OR meegedeeld worden, ook als informatie vooraf formeel nodig zou zijn. De leiding van Ahold heeft de intentie het werk van de OR in de geschetste richting te ontwikkelen en daarvan zowel in de werksituatie als bij opleidingsactiviteiten te doen blijken. Ook bij de selectie van kader zal deze op vatting een rol van betekenis spelen. "Het is een erg belangrijk stuk. We hebben er vaak om gevraagd, zeker in de Ondernemingsraad van Albert Heijn Supermart. Nu hebben we iets in handen waarop we terug kunnen vallen wanneer iemand niet goed kan functioneren als OR-lid". Dit is de mening van de heer C. Ott, nu ruim vier jaren lid van de OR van AHSM en van de COR. Hij spreekt over de z.g. intentieverklaring van de Raad van Bestuur inzake "het ondernemings- radenwerk bij Ahold NV". In de laatste COR-vergadering 13 januari) werd deze intentieverklaring aan de leden ter hand gesteld. De verklaring moet nog bespro ken worden in de vergaderingen van de verschillende O.R.-en en de C.O.R. Wij vroegen echter de heer C. Ott alvast om zijn eerste persoonlijke mening. "De intentieverklaring is door de Raad van Bestuur opgesteld in verband met de problemen die OR-leden soms kunnen hebben in hun functioneren ten aanzien van de beschikbare tijd, hun positie ten opzichte van chefs en ondergeschikten, hun carrièremogelijkheden e.d. Daar zijn dan wel oplossingen voor gezocht, maar er bleek toch behoefte te zijn aan bepaalde uitgangspunten bij het beleid in deze", zo zei de voorzitter. "Daarom is door de Raad van Bestuur deze nota opgesteld". De heer Heijn deelde mee, dat de intentieverklaring met de directies van de werkmaatschappijen was besproken en dat deze het met de inhoud eens waren. "Alle problemen zullen nu niet de wereld uit zijn", meende de heer Heijn, "Maar we moeten er met elkaar aan werken dat in de organisatie gestalte krijgt wat we er van vinden". De heer Ott is het daar volledig mee eens. Hij vindt dat op basis van de intentieverklaring het OR-werk nog beter gestalte zal kunnen krijgen. Ahold zal blijkens de intentieverklaring zowel financiële middelen als tijd ter beschikking stellen voor OR-werk, zulks met het doel het mogelijk te maken dat medewerkers zich ook daadwerkelijk kunnen inzetten voor het OR-werk. Daarna volgt volgens Cor Ott een be langrijke zinsnede: "Hiertoe dienen af spraken te worden gemaakt met betrek king tot de uitvoering van zijn werk zaamheden, zodat zoveel mogelijk be lemmeringen worden opgeheven ten aanzien van hun carrière-mogelijkheden en hun relatie met leiding en collegae". Hij is het geheel eens met de stelling van de Raad van Bestuur, dat zich geen "vrijgestelden" voor het OR-werk mogen ontwikkelen. "Voor het goed functioneren van het OR-werk blijft immers een band met de werksituatie onontbeerlijk", staat er. De heer Ott: "Dat is zonder meer juist. Het is niet voor te stellen datje vier jaar uit je functie wordt gehaald om OR-werk te doen. Daarna zou je niet meer in je werk passen. Bovendien zou je als OR-lid in zo'n situatie veel minder contact hebben met het bedrijfsgebeuren en de mensen in het bedrijf dan nu het geval is". Cor Ott vindt dat de intentieverklaring op een goed moment is gekomen: de OR- verkiezingen staan voor de deur: "Wie zich kandidaat wil 'stellen kan dat met deze intentieverklaring zonder terug houdendheid doen. Er staat zwart op wit datje er de tijd voor krijgt en dat je in je loopbaan geen belemmeringen zult on dervinden. Ik vind dat een stevige rugge steun voor mogelijke kandidaten". Wel geeft de heer Ott toe, dat het er om zal gaan hoe deze intentieverklaring in de praktijk zal worden "ingevuld" bij de werkmaatschappijen. Hij heeft daar overigens wel vertrouwen in. Dit mede gezien de besprekingen te Doorn over het rapport van drs. P. C. de Jong over ervaringen van OR-leden bij Ahold- bedrijven. Cor Ott trekt uit de intentieverklaring en ook uit enkele passages in de nieuw jaarsrede van de heer Heijn de conclusie, dat men bij Ahold het OR-werk steeds belangrijker gaat vinden. Dat vindt hij zelf erg plezierig, want hij is een duide lijk voorstander van een "sterke" OR, die van de gegeven bevoegdheden een zo goed mogelijk gebruik maakt. "Elke werkmaatschappij heeft een OR zoals de leden die zelf maken", merkt hij op. Hoewel het OR-werk ook bij een zo groot mogelijke steun van het bedrijf altijd wel wat eigen tijd zal vergen (ook voor lezen en studie) meent Cor Ott, dat dit beslist opweegt tegen de pluspunten die er voor iemand ook persoonlijk tegenover staan; die liggen dan wel niet direct in de werkomstandigheden zelf, maar meer in het verwerven van nieuwe kundigheden, bijv. op het gebied van discussie- en vergadertechniek. Al met al is de heer Ott van mening, dat men als OR-lid met de intentieverklaring in de hand een veel steviger basis heeft gekregen om te opereren. "Niemand kan meer zeggen, dat hij geen tijd heeft. De onderneming stelt hem deze tijd ter beschikking", aldus Cor Ott, die hoopt en verwacht, dat door deze duidelijke standpuntbepaling van de Raad van Bestuur ten opzichte van het OR-werk de OR-leden beter kunnen functioneren, hetgeen het soms grote verloop onder de OR-leden kan doen verminderen. Voor Ahold is april een byzonder be langrijke maand. Niet minder dan 15 nieuwe ondernemingsraden [met in to taal ongeveer 200 leden] moeten worden gekozen. By Simon en Miro vinden geen verkiezingen plaats. Daar zyn de nieuwe ondernemingsraden reeds geïnstalleerd. Alberto en Grootverbruik krygen voor het eerst een ondernemingsraad. De ondernemingsraad is bij middelgrote en grote ondernemingen een begrip geworden, dat niet meer valt weg te denken. Het is een moeizaam bevochten verworvenheid van de werknemers en dient als een kostbaar bezit van een onderneming beschouwd te worden. Het is niet overdreven, te stellen dat de ondernemingsraad in het gehele onder- nemingsfunctioneren steeds belangrijker wordt. Dat het ook van politiek belang is, mag blijken uit de discussies tijdens de recente kabinetsformatie over de aanpassing op de Wet op de Onder nemingsraden. Zowel de ondernemingsleiding als de werknemers hebben belang bij het goed functioneren van de OR. Hoewel dit ook bij Ahold in brede kring wordt erkend, is het de laatste jaren gebleken, dat men wat meer aarzeling vertoont om zich voor de OR beschikbaar te stellen. Wat kan hiervan de oorzaak zijn? Om dit vast te stellen, moet er van worden uitgegaan, dat er aan het OR- lidmaatschap, behalve de vele plus punten, ook een aantal minpunten vast zitten. Een onvermijdelijke consequentie van het OR-lidmaatschap is, dat het tijd kost. Niet alleen tijd tijdens de werk uren, maar ook de nodige vrije tijd in verband met de studie. In de meeste gevallen zal er dan een beroep op col lega's worden gedaan om een stuk werk over te nemen. De ondernemingsleiding streeft er natuurlijk naar, om de tijd die in het OR-werk gaat zitten, zo beperkt mogelijk te houden. Tijdens het uitoefenen van werkzaam heden als lid van de ondernemingsraad kan men mogelijk, uit hoofde van de eigen functie over bepaalde informatie beschikken, waarmee men als lid van de ondernemingsraad niets kan doen. Het zgn. rolconflict. Hier botsen duidelijk de belangen van de echte werkzaamheden met die van de OR-functie. Dit is een probleem waar een OR-lid mee gecon fronteerd kan worden en waarvoor hij moet zijn gewaarschuwd. De persoonlijke carrière kan ook door hel OR-lidmaatschap worden beïnvloed. Aan de ene kant /.it men "dichter bij het vuur": door de inbreng in de OR kan men in de schijnwerpers van de top leiding komen te staan, hetgeen de carrière gunstig kan beïnvloeden. De keerzijde van de medaille is, dat men het gevaar loopt zijn nek te veel uit te steken. Een ander verwijt, dat OR-leden ten onrechte van collega's kunnen ver wachten, ligt in de sfeer van: "OR-leden en direktie, dat is twee handen op één buik". Wanneer het vertrouwen in de achterban in het door hen gekozen collega-OR lid goed is, behoeft men dergelijke verwijten niet te verwachten. De pluspunten van het OR-lidmaat schap wegen ons inziens echter ruim op tegen de minpunten. Het belang rijkste voordeel, dat genoemd kan wor den, is het feit, dat een lid van de Ondernemingsraad daadwerkelijk in vloed kan uitoefenen op het beleid van de onderneming. De tijd, dat in Neder land nogal geringschattend over de OR werd gesproken als een overlegorgaan, waarin alleen maar gediscussieerd werd over zaken als de koffie in de kantine, etc. liggen allang achter ons. Bij wezenlijke beleidskwesties wordt de OR al in een vroeg stadium om advies gevraagd. Men wordt als OR-lid in staat gesteld via in- en externe cursussen kennis te vergaren, de blik te verruimen. Het geeft daarom meer mogelijkheden tot zelfontplooiing. Als lid van de onder nemingsraad krijgt men duidelijk meer informatie dan andere medewerkers. Men wordt geconfronteerd met proble men van buiten het eigen taakgebied. Het geeft voldoening, als men als ver trouwensman namens een aantal col lega's de individuele belangen van die collega's in groter verband kan behar tigen. Van het grootste belang is daarom hierbij de relatie tussen het OR-lid en zijn achterban. De Raad van Bestuur is er zich terdege van bewust, dat naast de duidelijke voor delen van het OR-lidmaatschap de nadelen niet onderschat mogen worden. Zij heeft daartoe een aantal veiligheden ingebouwd, welke o.m. vervat zijn in de "intentieverklaring" die u hierboven afgedrukt ziet. Al met al menen wij concluderend te kunnen vaststellen, dat het OR-lid- maatschap toch zo belangrijk is voor het wel en wee van de gehele onderneming en allen die zich daar dagelijks voor inzetten, dat men straks beslist niet moet aarzelen, zich kandidaat te laten stellen. Heer en Mevrouw Fok 08-03 50 Munnikenweg 69 Alkmaar Heer en Mevrouw Strietman Studiostraat 44 Huizen Heer en Mevrouw 40 De V ries 24-03 Zwaardemakerstraat 31 Zaandam Heer en Mevrouw Biere 21-03 55 Heer en Mevrouw Tromp 12-04 40 J. Kleinzorgpad 44 Burg. Waliglaan 51 Zaandam Krommenie

Personeelsbladen | 1978 | | pagina 12