Partiële leerplicht: hoe zit dat nu eigenlijk? Nieuwe onderwerpen pagina eigenwijs pagina 12 op het beroep gericht. En dan zijn er nog cursussen die door het ministerie van Onderwijs zijn aangewezen. Wil je er het fijne van weten, dan kun je terecht op de afdeling onderwijs van het gemeentehuis in je woonplaats. De les- en vormingsprogramma's waar je mee te maken krijgt, zijn opgesteld volgens richtlijnen van het ministerie. Binnen die richtlijnen is wel veel speelruimte, waardoor de leerlingen de mogelijkheid hebben een programma te kiezen dat ze het meest aanstaat. Het volgen van een opleiding bij een leerlingenstelsel of op een vormingsinstituut kost een partieel leerplichtige geen cursusgeld. Je kunt ook nog in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de reiskosten die je ervoor moet maken. Cursussen die door de minister zijn aangewezen, kosten soms wel geld. Is het op een gegeven moment zo ver dat je de volledige leerplicht hebt vervuld, en je wilt gaan werken, dan moet je op het gemeentehuis van je woonplaats een arbeidskaart halen. Voor je baas is die kaart het bewijs dat je mag gaan werken. Dan moet je tegelijk ookingeschreven worden voor één of meer van de cursussen waar we het hier over hadden. Qaar moetje een inschrijvingsbewijs voor vragen, om aan je baas te kunnen laten zien. arbeidswet De arbeidswet zegt dat de baas je vrij moet geven voor cursusbezoek. Dat moet gebeuren op de dagen die daarvoor door de instituten waar je het onderwijs volgt, zijn vastgesteld. En het is ook niet toegestaan de uren die je met de cursussen kwijt bent, op andere tijden bij je baas in te halen. Het is in feite zo dat je met je werkgever een arbeidsovereenkomst voor drie dagen hebt afgesloten. Tijdens de vakanties van de instituten kan je niet verplicht worden om meer dan die drie dagen te werken. Maar als je het toch wilt doen, mag het wel. Sinds we 2 jaar geleden van start zijn gegaan met de rubriek Eigenwijs zijn er vele onderwerpen behan deld. Toch zou de redaktie graag van jullie vernemen of er nog onderwerpen zijn, die nog niet aan de orde zijn geweest. Weet je een onderwérp, dat voor jullie interessant is en dat je graag behandeld zou wil len zien op pagina Eigen wijs, stuur het dan in naar: Redaktie Flitsen, kamer 1701 Ankersmidplein 2 Zaandam Het motto van deze nota was "werkende jongeren zullen op den duur lerende jongeren worden". In 1975 kreeg de Tweede Kamer opnieuw een nota aangeboden, en die heette "Naar het participatie-onderwys". Werd per 1 augustus 1971 de volledige leerplicht van 8 tot 9 jaar verlengd, per 1 augustus 1975 werd het 10 jaar. In 1971 werd ook de partiële [gedeeltelijke] leerplicht ingevoerd, geldend voor het jaar na vervulling van de volledige leerplicht. In 1975 werd voor dat 11-de jaar bepaald dat twee dagen per week een onderwys-instituut bezocht moest worden. Er vanuit gaande dat we allemaal met ons zesde jaar naar de lagere school gaan, kan gesteld worden dat de partiële leerplicht over het algemeen geldt voor zestieiyarigen. Hoeveel partieel leerplichtigen by Ahold werken, weten we niet precies. Globaal is wel bekend dat ze met name te vinden zyn in de filialen en op de produktiebedryven. We weten ook dat van het totale personeelsbestand van Ahold by de vrouwen meer dan zestig procent jonger is dan 23 jaar, en by de mannen ruim 33 procent. En een grote groep van hen vervult op de één of andere wyze de gedeeltelijke leerplicht. Hoe en waar ze dat doen, verschilt per plaats en per bedrijfsonderdeel. We dachten er goed aan te doen voor deze groep werknemers, maar in feite ook voor hun collega's en hun chefs, uit de doeken te doen hoe dat nou allemaal precies zit met die partiële leerplicht. Om duidelijk te maken wat partiële (gedeeltelijke) leerplicht is, is het goed eerst even stil te staan bij het begrip volledige leerplicht. Aan je ouders is de plicht opgelegd ervoor te zorgen datje tien jaar volledig dagonderwijs volgt. De volledige leerplicht in ons land dateert niet van vandaag of gisteren. Hij werd al in 1900 ingevoerd. De toen ingevoerde wet, die al vele In 1970 verscheen een regeringsnota inzake onderwys- en arbeidsmaatregelen voor werkende jongeren. Hierin stond een plan om te komen tot een gelijkwaardige onderwijssituatie voor alle jongeren tot 18 jaar. zijn voor een belangrijk deel wet geworden. De gedeeltelijke leerplicht is ingevoerd. Eigenlijk kunnen de jongeren beter spreken van een "leerrecht" dat ze verkregen hebben. Na tien jaar volledig dagonderwijs heb je er nog een jaar lang recht op twee dagen per week de een of andere vorm van onderwijs te volgen. Het begrip "plicht" slaat meer op je ouders, die verplicht zijn je te laten inschrijven bij een onderwijs- of vormingsinstituut Om uit te rekenen hoeveel jaar volledig dagonderwijs je genoten hebt, moeten eventuele jaren van zittenblijven meegeteld worden. Heb je dus lagere school plus vier jaar MAVO, en ben je in die tijd één keer blijven zitten, dan heb je er in totaal elf jaar over gedaan. En ben je niet meer partieel leerplichtig. vormingsinstituten Hoe kun je nu in de praktijk aan deze gedeeltelijke leerplicht voldoen? Wel, dat kan op verschillende manieren. In de eerste plaats zijn er de vormingsinstituten die cursussen geven. Dan zijn er de opleidingen van het leerlingenwezen. Deze opleidingen zijn zowel algemeen als leerrecht tussentijdse wijzigingen onderging, verplicht ouders, voogden en verzorgers van kinderen ervoor te zorgen dat die kinderen het door de wet voorgeschreven onderwijs wordt gegeven. De leerplicht begint op 7-jarige leeftijd, terwijl het kind op 6-jarige leeftijd naar school mag. De invoering van de gedeeltelijke leerplicht had ten doel de werkende jeugd betere ontwikkelings mogelijkheden te bieden. Een speciaal daarvoor gevormde commissie kwam in 1969 met een plan, waarin de invoering van dit zogenaamde participatie-onderwijs werd voorgesteld. Eigenlijk werd ook hiermee niets nieuws gebracht, want in de Arbeidswet van 1919 stond al dat werkende jongeren tot hun 18-de jaar één dag per week onderwijs of vorming moesten krijgen. Daar kwam alleen in de praktijk niets van terecht, vooral door praktische en economische bezwaren van het bedrijfsleven. Drie organisaties van werkende jongeren verenigden zich in 1969 in de Raad van Werkende Jongeren, die dat jaar ook nog een protestdemonstratie met zo'n 10.000 deelnemers op touw zette. Naar dit protest werd geluisterd, en het jaar 1969 bracht een duidelijke ommekeer in de positie van de werkende jongeren Inmiddels rijn we een jaar of acht verder. Eisen uit het protest van 1969

Personeelsbladen | 1977 | | pagina 12