"Je bent nu eigenlijk
kruidenier meer"
geen
"We hadden een hartstikke
leuke ploeg in de bakkerij'
J. Admiraal:
Ab Groot (70)
FLITSEN
pagina 11
"Zijn hobby?" We stelden de vraag aan de heerJ. J. Admiraal,
vele jaren AH-fdiaalhouder in Scheveningen, en nu alweer elf
jaar gepensioneerd en wonend in een rustige Wassenaarse flat.
Mevrouw Admiraal geeft het antwoord: "Zijn hobby is bood
schappen doen bij Albert Heijn.
Verwonderlijk is dat natuurlijk niet voor
iemand die zijn hele leven in het kruide
niersvak heeft gezeten. Geboren in het
Noordhollandse Bergen was de heer
Admiraal tot zijn achttiende jaar be
diende bij diverse kruideniers. Daarop
volgden drie jaren Albert Heijn, in ver
schillende filialen. Tussendoor was hij
nog een half jaar militair.
Hierop volgde Simon als werkgever, en
in 1929 startte hij een filiaal in boter,
kaas en vleeswaren van de firma Raads-
veld. Dat was in Beverwijk, waar de
latere mevrouw Admiraal vandaan
kwam. Dat duurde tot 1936, het filiaal
ging dicht en de heer Admiraal ging
maar weer eens bij Albert Heijn aan
kloppen. Hij werd toen direct filiaal
houder in Scheveningen. Het was zijn
eindbestemming: hij zou er zijn pen
sioen halen. Alleen in de laatste twee
oorlogsjaren noopten de evacuatiemaat
regelen hem om tijdelijk uit te wijken
naar Amsterdam.
"Het was vroeger hard werken bij Albert
Heijn," blikt hij terug, "je maakte veel
langere dagen dan tegenwoordig. En
vooral: je stond de hele dag achter de
toonbank.
over op zelfbediening
Drie jaar lang maakte de heer Admiraal
de overschakeling naar de zelfbediening
mee, voldoende om een uitgesproken
mening over deze verandering te heb
ben: "Ik vond het machtig. Ik had voor
geen goud meer terug gewild."
Eén van de redenen waarom hij het een
verbetering vond: "Als je de hele dag
achter de toonbank stond, bleef de rest
van het werk liggen. En dat moest je dan
's avonds doen. Dat had je toen niet
meer. Alles ging gewoon door. Dat was
heerlijk. Bovendien had je vroeger ook
het bezorgwerk erbij, op de transport
fiets. We hebben dat nog een tijdje met
de bestelauto gedaan, maar dat werd al
gauw te duur."
Kostte dat geen klanten? "Als je winkel
er netjes uitziet, komen de mensen tóch
wel bij je. Ze begrepen wel dat het niet
meer kon. En steeds meer mensen
kregen zelf een autootje. Die reden tot
voor de deur."
Ging de overschakeling op zelfbediening
niet ten koste van de service? "Ach, ik
had maar een kleine zaak. Zo'n zestig
vierkante meter. Dan ben je bij de hand
in de winkel. Ze kunnen je altijd vinden.
En je houdt zelf alles in de gaten. Ik heb
het nooit een probleem gevonden. Je
moet zorgen dat alles zo uitgestald staat,
dat de mensen het gemakkelijk pak
ken."
Mevrouw Admiraal valt in: "Zelfs ik laat
me nog steeds beetnemen. Ik kom altijd
met meer thuis dan ik van plan was."
losse olie
Vergelijkend tussen toen en nu wijst de
heer Admiraal nog twee grote verschillen
aan: het assortiment is veel groter
geworden en vroeger werden alle artike
len los verkocht; de rozijnen, bonen,
rijst, bloem, bakolie, noem maar op,
allemaal zaken die nu keurig verpakt op
de klant staan te wachten, moesten
vroeger door de kruidenier zelf afgewo
gen worden. "Je bent nu eigenlijk geen
kruidenier meer," vindt hij peinzend.
Aan de andere kant beseft hij dat er
tegenwoordig heel wat komt kijken om
filiaalhouder te kunnen worden: "Je
moet er een hoop voor leren, heel wat
meer dan wij gedaan hebben."
Toch deed men in de tijd van de heer
Admiraal wel wat aan scholing: "Er
waren vijftien filialen in Den Haag, en
de filiaalhouders daarvan hadden regel
matig bijeenkomsten. Dan kwam de
heer Pilger ons cursus geven, over koffie,
thee of kaas. Of over wijn niet te ver
geten. We werden dan regelmatig bij
elkaar geroepen."
"Ik heb altijd plezierig gewerkt bij
Heijn," vat de heer Admiraal zijn 29
officiële dienstjaren samen.
band met AH na pensioen
Zijn pensionering dateert zoals gezegd al
van elf jaar geleden, maar de streep die
toen onder zijn aktiviteiten werd getrok
ken, was nog niet erg dik: "Na onze ver
huizing naar Wassenaar heb ik nog twee
jaar lang drie dagen per week gewerkt.
Ik ging dan de chefs in de diverse filialen
in deze omgeving vervangen als ze een
vrije dag hadden. Dat was wel aardig, al
had ik er financieel niet veel aan. Er
ging zo'n hoop belasting af. Maar ik heb
het ook meer gedaan om af te remmen,
om niet van de drukte gelijk in de stilte
terug te vallen."
Ook heeft men de heer Admiraal nog
een paar keer in aktie kunnen zien in de
showroom van de PMC, ingericht in de
Mariahoeve in Den Haag. Daar verving
hij de demonstratrice als die vrijaf had.
Maar nu is dat allemaal wel definitief
afgelopen. De heer Admiraal is overi
gens niet in een luie stoel gaan zitten:
"Een jaar of vier geleden ben ik lid van
een bejaardenvereniging geworden. Na
een half jaar zagen ze kennelijk iets in
me, en werd ik in het bestuur gekozen.
We hebben zo'n 750 leden, dus daar is
wel iets aan te doen. Samen met de
penningmeester organiseer ik dagtoch
ten en vakanties. Daar hebben we flink
wat werk aan. En verder bridge ik elke
donderdagavond op een club."
"We hebben een pracht leven. We zijn
goed gezond," rondt hij het gesprek af.
Mevrouw Admiraal vult trots aan: "U
ziet het, hij ziet er patent uit."
"Op het laatst wasje eigenlijk
geen bakker meer. De recep
ten kwamen van het labora
torium. Het vak was helemaal
weg. Er kwamen ook steeds
meer machines. En Turken.
Ze zeiden tegen ze: Daar moet
jij staan. En dan deden ze
het.
Ab Groot, nog niet zo lang geleden
zeventig geworden, vertelt zijn "goeie-
ouwe-tijd-verhaal" zonder wrok. Hij is
iemand met een opgeruimd karakter:
"Ik heb nooit bezwaren gehad tegen het
werk dat ik moest doen. Het kon me niet
zoveel schelen, als het maar leuk ging."
In 1934 is hij bij Albert Heijn komen
werken. Daarvóór had hij bij een aantal
bakkers in de Zaanstreek gewerkt, het
laatst op Westzaan. "Het was toen een
heel slechte tijd, vooral voor kleine
bedrijven. Mijn baas wou me niet weg
schoppen, maar hij wou me wel graag
kwijt. Hij kon het wel met een jongen af.
Ik had als jongen nog bij Verkade ge
werkt, en daarvan kende ik iemand die
toen bij Albert Heijn zat. Zo ben ik daar
terecht gekomen. Ik heb eerst nog een
proeve van bekwaamheid afgelegd, luxe
broodjes en koek. Sindsdien werkte ik
op de beschuitfabriek."
Daar heeft de heer Groot het lang uitge
houden, nl. tot de jaren vijftig. Toen
verhuisde hij naar de ontbijtkoek, naar
de deegmakerij om precies te zijn. Ook
werkte hij nog aan de hagelslag, en ten
slotte was hij om gezondheidsredenen
nog een tijdje hulpportier. "Daarom was
ik blij toen het afgelopen was. Ik ben nu
weer zo kwiek als wat. Ik heb me gehou
den aan de regels van de specialist, en
dat is erg goed gegaan."
Nog even terug naar de bakkerij: "Toen
ik daar kwam, werktén ze nog met ge
wone rol-ovens. Die kon je uitrollen. Dat
was toen trouwens modern. Ze werden
nog gestookt met olie, later met gas. De
banketbakkerij was allemaal handwerk.
Zachtjesaan zijn de machines gekomen.
En de band-ovens. Zo'n band is 36
meter lang. Er was er één toen ik kwam,
voor de koekjes. Toen ik wegging ston
den er zes."
Waren deze ontwikkelingen voor hem
geen reden om terug te verlangen naar
de 'echte warme bakker': "Ja, ik had
na de oorlog best terug gewild. Maar ja,
ik was toen al veertig, en wie neemt je
dan nog? Bovendien beviel het me best
bij Albert Heijn. We hadden een hart
stikke leuke ploeg in de bakkerij. Ik
kom ze nog wel eens tegen, en als je dat
dan ziet, zeg je direkt: Die mensen
hebben leuk met mekaar gewerkt."
"Aanvankelijk was het niet zo'n best be
taalde baan. Je verdiende bij Verkade
meer. Maar na de oorlog is het enorm
veel beter geworden. Dus waarom zou ik
er weggaan? Ik heb een hoop mensen
weg zien gaan, die later op hun knieën
kwamen vragen of ze terug mochten.
Ook de laatste jaren met die Turken heb
ik prettig gewerkt. Ik heb nooit moei
lijkheden gehad met de mensen. Ik zou
uren kunnen vertellen wat voor plezier
we in de bakkerij gehad hebben."
Het is niet alleen de automatisering die
volgens de heer Groot de sfeer wat ver
kild heeft: "Vroeger kende je mekaar
ook allemaal. Ik kende er ook een hoop
van het hoofdkantoor. Later is het alle
maal zo groot geworden, dan gaat dat
voorbij. Dat is jammer. Daardoor was
de sfeer de laatste jaren ook niet zo leuk
meer. Je staat te ver van mekaar af."
zoveel te doen
Op 1 december 1971, de dag voordat hij
65 werd, ging de heer Groot met pen
sioen. Heeft hij zich sindsdien niet
verveeld?
Hij lacht: "Voordat u kwam, heb ik al
op de klok zitten kijken: als-ie nou maar
komt, want ik heb nog zoveel te doen. Ik
heb mijn visjes. Mijn kast met cactus
sen. Ik ben secretaris van de bejaarden
zang. Ik doe wel 's wat voor het Nivon.
Vooral aan de bejaardenzang heb ik
tamelijk veel werk. We worden nogal
eens gevraagd hier en daar. Het is een
koor van tachtig mensen, en het is nog
een goed koor ook. Maar ik moet er een
hoop voor organiseren. Het loopt wel
eens de spuigaten uit. In mei gaan we
weer naar het concours in Apeldoorn.
Dat doen we elk jaar. Dat moet een
gezellige dag worden, en dan zit er nogal
wat werk aan om dat voor mekaar te
krijgen."
In zijn Albert Heijn-tijd was de heer
Groot ook nauw betrokken bij het A.H.-
muziekkorps. Hij speelde er een jaar
klarinet in, en zat vervolgens twaalf jaar
in het bestuur: "Toen had ik geen tijd
meer om te spelen. Ik ging over de in
strumenten. Ze hebben nog steeds een
behoorlijk korps, maar het peil is toch
wat gezakt. Er zitten volgens mij ook te
weinig Albert Heijners in. Vroeger had
je een paar mensen van buitenaf om
sommige partijen op te vullen. Nu vullen
de Albert Heijners de partijen op. De
mensen leefden vroeger veel meer met de
muziek. Dat is door de radio en TV
allemaal veranderd."