Vleessnijder Schoen: Ophouden als 't geld gaat kosten" 'Span' na ons Lockefeer/ MeijerTaak voor hen die komen" Sluiting Simon Vleescentrale (OR CS-Zaandam) Personeelsbezettingsprobleem (OR-PB-Zwanenburg) pagina 6 Flitsen extra editie "Wij gaan natuurlijk niet zeggen dat iets moet blijven, als duidelijk blijkt dat het dan alleen maar geld zou gaan kosten. Dan is een situatie niet houdbaar en dat kunnen wij ons best voorstellen. Dus je gaat akkoord met voorgenomen maatregelen tot opheffing. Zo is het dit keer tenminste gegaan". m Aan het woord de heer B. Schoen, medewerker aan de snijtafel in de CS-Zaandam, waar hij ook toegewijd lid is van de OR. Hij doelt op de inmiddels feit geworden sluiting van de Simon Vleescentrale in Amsterdam, waarover het overleg bijna het hele vorige jaar heeft geduurd. Schoen: "Dit was nou een typisch voorbeeld van goede samenspraak tussen directie en OR. De Simon-slagerij aan de Spijkerkade in "Noord" was gevestigd in een huurpand en om er naar moderne begrippen een rendabele zaak van te maken, moest zóveel in nieuwe koelcellen en zo worden geïnvesteerd, dat de bedrijfskosten onverantwoord hoog waren geworden. Terwijl we hier in Zaandam een gloednieuw bedrijf hebben staan en de produktie makkelijk kon worden overgenomen door de bestaande CS-Maarssen (vroeger AH); de CS-Rijswijk (altijd al Simon) en de CS-Eindhoven (vroeger Etos). Dat is intussen dan ook gebeurd en het was voor de OR een hele aanvaardbare zaak. Ontslagen Dat er van de circa 20 medewerkers maar drie bereid waren om uit Amsterdam mee te verhuizen, is natuurlijk een hele andere kwestie. De meesten hadden er nou eenmaal geen trek in om voortaan eens in de veertien dagen een week nachtdienst te moeten draaien. Dat was hun goed recht, maar wat staat het bedrijf dan anders te doen, dan ontslag aan te zeggen? Daartegen kon de OR niets inbrengen en bovendien hebben die mensen een behoorlijke afvloeiingsregeling gekregen. Al met al was het een hele klus, dat overleg. Hoe zal ik 't zeggen wij praten voor de kop weg en de directie praat heel anders Ik heb het dan ook wel eens moeilijk in de OR, maar ik vind het erg leuk werk". Het is de zoveelste ervaring die de heer Schoen in zijn leven gretig opdoet. Als 13-jarige werd hij al aangenomen in een slagerij. Eigenlijk veel te jong, maar omdat hij zo groot was, schatte iedereen hem ouder. Toen hij achttien was kwam hij in de bekende Jordaanse paardenslagerij naast de Academie voor Kleinkunst. "Ik kende ze allemaal 'Sonneveld, Tiemeijer, noem ze maar op. Een apart soort volk". Roeping Hij bleef er tot vijf jaar geleden. Door omstandigheden gedwongen ging hij eerst werken in de vroegere CS-Amsterdam en hij behoorde dan ook tot de eersten die in de nieuwe CS-Zaandam kwamen werken. Voorbij was het ontbenen, het ontvliezen, het worst maken en heel vroeger het slachten. "Als ik het morgen over zou moeten doen, deed ik het wéér. Slager zijn is een roeping, net als dominee, dokter of pastoor. De goeien moeten geboren worden. Anders ben je nog geen sléger". Dat is nu anders. "Alles aan de lopende band. Snijklaar. Alleen maar lapjes maken. Maar je moet vergeten. Je hebt toch een huishouding die moet draaien. Na de oorlog heb ik bij AH al zakken kolen gesjouwd en de eerste zakjes meel. Oók iets heel anders, omdat het moest. En ach, hier in de Achtersluispolder van Zaandam, waar nu de CS staat, heb ik als jongen de koeien van mijn vader nog gemolken en paling gevist. Daar kan je niet allemaal bij stil staan. Ik ben nu 62 en ik werk met plezier nog drie jaar door. Hier aan de produktie van 220 ton vlees per week. De eisen zijn nu anders dan vroeger. Vandaar toch ook die sluiting van Simon's Vleescentrale? En in zo'n geval geef ik ze gelijk: je moet er mee ophouden als het geld gaat kosten". "Orde en discipline". Dat zijn mijn grondregels, zoals je ze in het gezin hebt. Dat zou in een bedrijf ook zo moeten zijn. Volgens mij hóud je daarmee goede mensen én je trekt er goede mee aan". Dat is de rotsvaste overtuiging van magazijnmeester J. A. Lockefeer op de afdeling banket en gebak in het PB-Zwanenburg. "Het vooroorlogse f systeem, waarbij werknemers het allesbehalve voor het zeggen hadden, hoeft voor mij niet terug te keren. Déérvoor voel ik mij teveel vakbondslid. Maar het moet ook weer niet zo zijn, dat de medewerkers zelfstandig de dienst uitmaken. We zijn nog niet volwassen genoeg om die verantwoordelijkheid op ons te kunnen nemen. Het zou niet in het bedrijfsbelang zijn. Evenmin als het dat is om te werken zonder vaste kern". Dat zegt deegmaker C. J. Meijer in de broodfabriek van PB-Zwanenburg. Beiden werken ze ongeveer even lang bij het bedrijf zo'n jaar of twaalf en beiden zitten ze ongeveer negen jaar in de OR. Daarin staan zij met hun standpunten soms lijnrecht tegenover elkaar, terwijl ze anders goede vrienden zijn. Zo ook in hun benadering van het personeelsbezettingsprobleem, dat de voortdurende aandacht heeft van de OR. Verantwoordelijkheid Om met de oudste van de twee te beginnen, Lockefeer (62): "Het probleem van de personeelsbezetting speelt hier eigenlijk al jaren, maar de laatste vijf jaar heeft het zich toegespitst. De OR heeft alle mogelijke acties op touw helpen zetten om mensen te werven, maar het heeft weinig resultaat gehad. Het ligt vermoedelijk, gedeeltelijk aan de ligging van het bedrijf, hier in Zwanenburg. Een plaats, die wordt geteisterd onder het geweld van Schiphol's "bulderbaan". Reden, waarom er nauwelijks nieuwbouw komt en de mensen dus niet hier kunnen worden gehuisvest. Verder boeken we een hoog ziekteverzuim: in 1975 13,1 procent, en een tamelijk hoog verloop, Kijk, en nu kan je je afvragen komt dat nou door de werkomstandigheden? Daar denk ik anders over. Iedere werknemer heeft volgens mij een bepaalde verantwoordelijkheid voor het bedrijf. Ik voel dat zo, als ik mijn werk verzaak, loopt dat door tot de verkoopster in de winkel. Dat wordt tegenwoordig te weinig beseft. Ze denken veel te veel: het zal mij een zorg zijn, als ik m'n cheque maandelijks maar op tijd iQ de bus krijg. Dat noem ik dan gemis aan verantwoordelijkheid. Om daaraan iets te doen, zie ik als een taak voor diegene die na ons komen. Alhoewel ik vind, dat de regering en vakbonden de nivellering te ver doorvoeren en dat verantwoordelijkheid niet meer wordt beloond. Dit ten nadele van de bedrijven en de maatschappij. En neem nu het ziek zijn. Vroeger moest je 8 dagen in je bed hebben gelegen, wilde je aanspraak kunnen maken, maar tegenwoordig zijn die sociale wetten zo geregeld, dat ik wel eens denk dat ze er misbruik van maken. Demotivatie En omdat het bedrijf nu eenmaal door moet, krijg je dan uitzendkrachten. Hun instelling is heel anders. De meesten komen hier alleen om geld te verdienen en hebben niet die verantwoording voor de produkten die wij maken, die nodig is, en in de beloning is niet veel verschil. Dat weten de vaste mensen en die demotiveert het. Wat wij moeten hebben zijn vakbekwame en verstandige mensen. Nu zitten er vaak meer hobbyisten dan mensen die werkelijk hun werk doen. Zo krijgen wij een maatschappij met te weinig geschoolde arbeiders. Ik zou graag zien dat ze een jaar moeten laten zien wat ze waard zijn, voordat ze vast worden aangenomen. Dan zullen ze het wel léten om ziek te zijn als het ze niet aanstaat. Misschien zou het werkoverleg eens aan rouleersystemen kunnen denken. Zo moeten we zien dat we de zaak indammen. Ja, voor de rest zijn die ploegen-nachtdiensten funest. Heeft het bedrijf wel voeling gehouden met andere bedrijven? Is wel intensief onderzocht welke oplossing er kan zijn om het anders te doen? Ik ben er van overtuigd dat, als we twintig jaar verder zijn, het beslist anders is. Toch, als ik moet kiezen, stem ik vóór een industriële bakkerij. We hebben een hele evolutie gehad. Het kén niet meer anders, Wij werken voor de werkgelegenheid. Maar,éls zich een aanvaardbare oplossing voor problemen voordoet, MOET die worden geaccepteerd. Daarbij kan de ÜR helpen en ik moet zeggen er is tegenwoordig een positief overleg met de leiding. Er wordt wel nota genomen van de dingen die wij naar voren brengen, al moet je wat dat betreft altijd nog onder voorbehoud spreken. Maar, één ding is zeker dat personeelsbezettingsprobleem is nog lang niet van de baan". Geen lamlendigheid Meijer (58) op zijn beurt, bekijkt een zaak als het ziekteverzuim en het daarmee samenhangende verloop anders. Hij zoekt een oorzaak in het monotone werk. "Ze zien geen uitweg meer. Ze hebben een uitlaatklep nodig. Ik geloof niet in lamlendigheid, want thuis hebben ze vaak een hobby, waar ze zich met enthousiasme op storten. Wij moeten gezamenlijk er voor zorgen dat dit bedrijf goed blijft draaien. Niemand heeft er iets aan als we over de kop gaan. Onze voorouders hebben er ook voor gezorgd, dat wij met werken in ons levensonderhoud kunnen voorzien, het is ook de plicht van deze generatie daarvoor te zorgen voor diegene die na hen komen. Het is mijn instelling niet om mij er bij neer te leggen, zoals het nu is. Dat laat ik dan ook altijd weten; het maakt me niet uit wie er bij zit. Oók niet in de OR. Ze weten precies hoe ik er over denk. En het gekke is; ze kiezen me elke keer wéér

Personeelsbladen | 1976 | | pagina 6