Ruimteprobleem is grote handicap Mokumse tante Cor halve eeuw Simon-klant! PRIMEUR! Simon-filiaal Ferd. Bol uniék, maar stempel problemen „lekker personeel" Stedelijk Museum KINDERHAPPENING snellopers Waterlooplein grote verpakkingen pagina 4 Amsterdam, die grote stad! Kleurrijk, boeiend, één en al leven in de brouwerij: Amsterdam is uniek in de wereld, al 700 jaar. Dat komt ook omdat een groot aantal wijken, „buurten", het gezicht van de stad bepaalt. Zoals bijvoorbeeld de Jordaan, de Nieuwmarkt of de roemruchte rosse buurt. Zo heb je in „zuid" ook een wijk die onmiskenbaar zijn stempel drukt op de hoofdstedelijke bedrijvigheid: de Albert Cuyp en Ferdinand Bol. Wij brachten een bezoek aan het lokale Simonfiliaal en spraken met bedrijfs leider C. P. van den Bos. „Hier komt de rasechte Amsterdam mer, van doktersvrouwen tot Jan Rap en z'n maat. Zo was er laatst een juffrouw die in de nieuwe revu heeft gestaan, en er komt regelmatig een vriendelijke dronkaard die na enkele aria's als „Bij ons in de Jordaan" met zachte hand wordt afgevoerd. Je maakt op dit drukke punt altijd wel iets geks mee!" Dat zou later blijken, toen een Mo- kumer-in-de-olie bij het oversteken van de Ferdinand Bol door een motor fiets werd geschept en met halfvolle jeneverfles op het asfalt terechtkwam. Hij mankeerde niets, maar z'n fles lag in duigen, en zelfs de vrolijke tonen van de politiesirene konden dat verlies niet goedmaken Van den Bos beschikt over „lekker per soneel", en wel vier caissières, een krui denierschef, twee vaste medewerkers en tien(!) parttimers voor de zaterdag wanneer de fulltimers vrij zijn. „Je hebt mensen nodig die bereid zijn er hard tegenaan te gaan als het moet, want met onze beperkte faciliteiten moeten we driekwart van de dag impro viseren in plaats van dat we kunnen plannen. Overigens is vakbekwaam per soneel moeilijk te krijgen. We hebben vooral te kampen met een tekort aan middenkader". Het is 31 oktober, de dag waarop Roy Schuiten in Mexico City het werelduur- rekord van Eddy Merkcx scherper poogt te zetten. We besluiten tot een kop koffie aan de overkant, in chauffeurscafé Piko. Op het moment dat Van den Bos z'n glazen huisje wil verlaten, gaat de telefoon. Lakoniek antwoordt de onverstoorbare Zaandammer: „Nee mevrouw, u spreekt niet met het Stedelijk Museum - en op mijn geamuseerde reaktie wie zoiets in 's hemelsnaam kan vragen aan een Simon-filiaal op de Ferdinand Bol, haakt Van den Bos gevat in met een nuchter: „In elk geval niet tante Cor". Zo is Amsterdam nou 700 jaar jong geworden - en gebleven Eind november zagen we in de filialen veel opstellingen van Beaujolais en Cótes du Rhöne Primeur. Deze foto toont een smaakvolle display die we aantroffen in de Miro te Purmerend. LiIVU Zaterdag 4 oktober jl. organiseerde de AH Supermart Geleen in het kader van werelddierendag een grote kinderboer derij [27 x 7 m] voor de winkel. De kinderen van Geleen en omstreken konden in de winkel gratis voer krijgen, om daarna buiten de dieren op de boer derij te gaan voeren. De dieren - een ezel, geit met jongen, ganzen, krielkippen, konijnen, marmot ten, enz. - werden gratis voor deze dag bezorgd door Kasteelpark Born. Een plaatselijk tuincentrum zorgde voor een keurige aankleding met planten. Het geheel werd opgeluisterd met mu ziek van twee discjockeys. Al met al een geslaagde happening, waar de kinderen van Geleen nog vaak aan zullen terugdenken. Ondanks de charme van de buurt kent bedrijfsleider Van den Bos toch wel degelijk de nodige problemen, die de klant (bijvoorbeeld Mokumse tante Cor) moet kennen om begrip te kun nen opbrengen voor de beperkingen die moeten worden aangebracht in het assortiment van het filiaal. „Het ruimteprobleem is levensgroot", aldus Van den Bos. "Voor tien uur 's morgens is niet bij de vakken te komen, zo vol is het in de winkel. Dan moet ik wel beschikken over artikelen die snel verkopen - en dat zijn vijf tot zes pallets per dag, ofwel een omzet van zo'n 80 mille per week voor nog geen 200 mJ aan verkoop-vloeropper vlak! Reden waarom ik niet alles in huis kan hebben en waarom tante Cor nogal eens iets mist in het assorti ment". prijzen Van den Bos onderbreekt zijn betoog even om vanuit zijn „glazen huisje" microfonisch de prijs te noemen van een artikel dat een klant „ergens" in de winkel met een vanzelfsprekend gebaar omhoog houdt: één gulden vijf. En alsof het de gewoonste zaak van de wereld is vervolgt hij: „'ik ken nu bijna alle prijzen uit m'n hoofd. Dat leer je vanzelf als je ergens langere tijd .werkzaam bent. Dat is dus gelukkig géén probleem voor ons. Wel zitten we van tijd tot tijd in ons maag met het goederentransport naar ons bij magazijn om de hoek. Die drukke straat bezorgt ons met de aan- en afvoer van de artikelen hoopjes ellende. Maar het is niet anders, je moet ermee leren leven". bedrijfsleider (een lieverd is dat hoor, wij in Amsterdam hebben er een andere naam voor, maar die kan je niet in dat krantje van je zetten), ik heb wel eens gezegd: maken ze soms in Zaandam uit wat ik moet kopen, die meneren hebben dat niet te bedisselen. Ossestaart is er nooit, groenten en aardappelen ook niet, die lekkere pud dingen van vroeger ook niet, wel die koudwater-puddingen, maar die lust ik niet. En daar bij de kassa is niks om je boodschappen in te doen, voor een plastic zakje moetje tien cent betalen. Ik ben toch niet gek, op de markt geef ik die dingen weg, voor niks". Na deze tirade zegt ze berustend: „En toch blijf ik er kopen zolang ik leef. Want het is er toch wel aardig, maar ach, je moet dat niet laten merken. Meneer Van den Bos, dat is de be drijfsleider, zegt trouwens iedere keer: „Je moppert wel, maar toch kom je terug en hij heeft nog gelijk ook". Dan, helemaal tante Cor: „Voor één keer heeft-ie gelijk, maar als ik klaag dat er allerlei artikelen niet zijn, dan heb ik gelijk". C. van den Bos zou tante Cor evenmin willen missen, ze hoort erbij, al is hem dan wel eens gevraagd of hij ruzie had met die mevrouw. We lossen het steeds weer op en och, dat mopperen, daar is ze Amsterdamse voor". Ze doet al bijna drieënvijftig jaar bood schappen bij Simon in de Ferdinand Bolstraat. En iedere keer als ze er komt, moppert ze bijna een uur lang achter elkaar op allerlei artikelen, op het ontbreken van produkten, over de winkel als geheel. Het is typerend voor mevrouw C. Kaesemacher, 71 jaar oud, beter bekend als tante Cor. Waarom ze ondanks al die klachten haar boodschappen daar blijft doen? Waar moet ik dan heen? Die anderen zijn me te ver. Trouwens het zijn daar echt wel schatjes hoor, in die winkel, en het is er echt wel gezellig". Tante Cor is een rasechte Mokumse, vol van de bij dat Amsterdammer- schap behorende kwinkslagen. En ze kent de handel en de markt, omdat ze al van jongsaf aan op de markt op het Waterlooplein staat. Ze heeft geen eigen kraam, maar valt in bij mensen die hun kraam een poosje moeten verlaten om elders handel te drijven. Dat werk doet ze nog, en ze zou het niet kunnen missen. „Dan ga ik dood", zegt ze,„ik ben maar alleen, ik heb m'n familie verloren. M'n man, dochter, kleinzoon, ze zijn allemaal gestorven. Gewoon doorgaan en vrolijk zijn houdt me op de been". Een maal in de week gaat ze naar Simon. Vroeger kwam ze er vaker, toen ze nog een gezin had. Nu volstaat ze met eenmaal per week („Wat heeft een mens als ik nou nodig"), maar bij die ene keer - en dat geeft ze zelf grif toe - zet ze wel de winkel op stelten. "Ik hou ervan te zeggen wat ik denk, als een ander het er niet mee eens is moet-ie dat maar zeggen". „Vroeger", vertelt tante Cor, „was het veel leuker, toen werd je nog geholpen; nu moet je alles zelf pakken. En als alles er nou was, maar daar ontbreekt het nogal aan. Een heleboel is er ge woon niet, en dan al die grote ver pakkingen. Als ik aan het einde van de maand geen poen meer heb, kan ik geen kilo suiker kopen. Maar een halve kilo is er niet, nou dat is toch te gek? Ik heb wel eens gezegd tegen de Voor het ontbreken van artikelen is een heel eenvoudige verklaring. De heer Van den Bos: „Er is hier een assortiments aanpassing geweest, dat scheelt met vroeger 400 artikelen. Veel ja, maar deze zaak is er nu een van uitsluitend „snellopers"; als een pro- dukt slecht wordt verkocht gaat het er onherroepelijk uit. Wat betreft de groenten, op de hoek is de Albert Cuyp met zijn markt en groentekramen, daar kun je niet tegenop". En hij vervolgt: „We werken met heel scher pe prijzen en als je het dan op de keper gaat beschouwen, valt het gemis aan bepaalde artikelen erg mee. We zijn niet groot in oppervlakte, dus we kunnen niet alles hebben; maar wat we hebben is in prijs scherp gesteld". Dat tante Cor desondanks met Am sterdamse flair ook op de prijzen scheldt door te zeggen: „Jullie zijn niet goedkoop", deert hem niet. Als ze dat niet deed, zou ze geen gezonde Am sterdamse zijn. Hij zegt: „Ze is ruim een halve eeuw klant en zal het zeker blijven. In haar hart kan ze ons niet missen. Wij haar trouwens ook niet".

Personeelsbladen | 1976 | | pagina 4