o
'De mensen moeten
zich in hun
werk thuisvoelen'
'Je moet soms wel
enorm doordouwen'
'Mijn gezin is één, m'n filiaal
is twee en de OR is drie'
Leendert Klein, PB Tilburg
John Drieshen, Amsterdam
14
Ritsen extra editie
John Drieshen
(33) kreeg er
In januari jl.
een flink stuk
uitbreiding
van zijn werk bij: behalve
over de kruidenierswaren
moest hij in zijn SM-fiiiaal
(Helmholtzstraat Amsterdam)
ook de scepter gaan zwaaien
over de GNF (groot non-food)
als sectorchef. Dat betekende
een aantrekkelijke promotie
voor hem maar er zat wel
een probleem aan vast
Drieshen is immers ook al
3 jaar lid van de onder
nemingsraad SM-filialen en hoe
moet hij al dat werk nu
combineren?
„Ik vind het moeilijk om goed
als OR-lid te functioneren
en ook mijn werk goed te
doen. Kijk eens. In de zaak
hier kan ik geld verdienen
Gerard Kras
(41) was
voorman In het
magazijn van
PB Zwanenburg
toen hij in oktober werd aan
gereden door een heftruck en
zijn voet brak. De breuken
zijn aan het helen en intussen
doet Kras kantoorwerk.
Hoelang nog?
„De dokter heeft gezegd, dat
het wel een jaar duurt voor
het 98 pet. is. Honderd procent
wordt het nooit meer. Maar
ik red me wel hoor. Ik kom
wel weer uit de voeten", zegt
hij met „krasse" beeldspraak.
Omstreeks 1972 zat ik twee
jaar in de COR maar dat is
door een ander overgenomen.
Wel Is hij nog afgevaardigd
In de OR van PB Zwanenburg.
„Interessant werk. Er komt veel
informatie naar je toe en je
kunt wat controle houden op
werktijden en zo. B.v. rond
de feestdagen kun je in de
gaten houden of het overwerk
niet de pan uit stijgt.
Ik vind wel, dat je soms enorm
moet doordouwen voordat je
voor elkaar hebt wat je wilde
bereiken. Je zit b.v. met
pensioenfondsproblemen en
die worden dan doorverwezen
naar de COR of naar het
pensioenfonds en voordat je
dan wat gehoord hebtDan
moet je er flink achterheen
zitten en dan komt er wel
wat terug."
Ook Gerard Kras zou zich het
contact met zijn achterban
wel beter kunnen voorstellen.
.,Ze hebben weinig interesse,
dikwijls; het duurt ze te lang
ze zien er te weinig resultaten
van terug. Of ze denken, dat
je een soort vakbond bent,
waar je over lonen kunt graten.
Moeilijk om ze dat uit te
leggen, hoor."
In 1971 moest de Tilburgse textielfabriek
Van Spaendonk wegens onoverkomelijke
bedrijfsmoeilijkheden voorgoed sluiten. Albert
Heijn kocht het fabriekspand, dat van buiten
een beetje het midden houdt tussen een
conferentie-oord en een crematorium, en bracht
er een nieuw produktiebedrijf voor koekjes en
gebak in onder.
Leendert Klein (42), vroeger
assistent-produktieleider van
do AH-bakkerij in Zaandam, is
nu hoofdchef in Tilburg. Al lang
voordat het nieuwe bedrijf in
april 1972 begon te draaien had hij
er mee te maken omdat hij als
toekomstig productieleider in alle
projectgroepen werd gehaald,
die zich met de voorbereiding
bezig hielden: over de techniek,
de sociale aspecten, de
organisatie, de verbouwing en ga
zo maar door.
Met name die periode van
voorbereiding Is niet de geluk
kigste tijd uit zijn leven tot dusver
geworden. Waarom niet?
Klein: „Ach het vele gepraat in
6ommige groepen maakte me wel
eens kregel, dat er zoveel inbreng
was van mensen, die van de
details niets afweten. Je kwam
dan op een hoop zijpaden terecht,
die met het eigenlijke werk, naar
mijn idee. af niets meer te maken
hadden. Het is net als met het
democratische werkoverleg. Dat
is op zichzelf prima en ik ben
het er van harte mee eens maar
het werkt alleen als er één vent
is, die zich 6tevig vast blijft
houden aan de oorspronkelijke
doelstellingen anders ben je na
een poosje nergens meer. Laten
we maar zeggen, dat je terwille
van de democratie verdomd
autocratisch moet zeggen waar
je naar toe wilt.
Individualist
Zo werd er in die project
besprekingen soms ook veel te
veel in het wilde weg gekletst
naar mjjn smaak. Kijk, ik heb
vroeger gewerkt bij Jamin en later
bij Ho'oymeijer. Nou, de bazen
daar waren zelf bakkers. Die
moesten 's morgens bij wijze van
spreken een koekje zien en zeiden
dan of het goed was of niet. De
steun van die ouwe rotten in het
vak miste ik nu en ik zeg eerlijk,
dat ik me dan ook in die tijd
vaak alleen heb gevoeld."
Op zichzelf Is Leendert Klein
lang en met een kop eigenzinnig
grijs haar helemaal niet zo
afkerig van alleen zijn. Hij is nogal
een individualist, die graag zijn
eigen gang gaat en zich bij
voorkeur op z'n eentje of met zijn
gezin ontspant; zeilen, in de tuin
werken, lezen. Aan mensen op
visite, die niet tot zijn goede
vrienden behoren, heeft hij een
hekel: „praten om te praten
daar houd ik helemaal niet
van". Bovendien beschrijft hij
zichzelf als iemand, die vaak
in allerlei groeperingen domineert.
Een dwarsligger? „Nee, maar
ik ben wel wat rechtlijnig: Ik zeg
dan wat ik vind en ik houd niet
van mensen, die zeilen met hun
mening."
Zo iemand loopt natuurlijk wel
eens een ander voor de voeten
maar de moeilijkheden, die daar
dan uit voort konden komen
hebben in die tijd toch zijn
enthousiasme voor de nieuwe
opgave niet geknakt.
Als je er niet veel voor voelt
moet je er niet aan beginnen.
De start in 1972 was ook nog
niet zo flitsend als misschien had
die wat meer achtergrond geven
over b.v. de grondstoffen waarmee
we hier werken. Ook
dat betrekt de mensen natuurlijk
meer bij hun vak: het zijn maar
heel weinig bakkers, die hier
werken. Je moet de mensen de
kans geven zich met hun werk te
gaan identificeren. Kijk, vroeger
poetsten de werknemers als het
moest zelfs nog de schoenen van
de directeur en bleven tot hun
pensioentje bij die ene baas
werken.
Nu komen ze binnen en vragen:
hoe zijn de werktijden en wat
verdien ik hier? Nu hoeven we die
tijd van vroeger niet meer terug
maar het gaat er om een midden
weg te vinden. Wij moeten trachten
de mensen in ons doen en laten
zoveel mogelijk te betrekken,
zodat zij zich in hun werk thuis
voelen.
gekund: een nieuw bedrijf met
nieuwe mensen, van wie veel uit
heel andere sectoren afkomstig
waren: textiel, leer en glas b.v.
Verder een vergrote produktie,
een nieuw stuk mechanisatie
allemaal dingen bij elkaar, die
in het begin de aanpak wel een
deuk hebben gegeven. Het heeft
wel een jaar geduurd eer we
uit de aanloopproblemen waren.
Ik denk, dat als we het nieuwe
bedrijf in Zaandam hadden
neergezet in plaats van hier in
Tilburg, dat de problemen sneller
zouden zijn gladgestreken. De
begeleiding immers had dan veel
grondiger, frequenter en
langduriger kunnen zijn. Nu hebben
we maar een paar dagen de hulp
gehad van mensen uit Zaandam
maar die hadden we wel een
half jaar kunnen gebruiken. Dan
moet je het toch alleen oplossen.
Maar ik. moet zeggen, dat als
ik helemaal in de knoop zat dan
vond Ik altijd wel een open deur
in Zaandam; dat vind ik beslist
een van de pluspunten van Ahold:
ze laten je niet In de steek.
„Het heeft me toch verder
gebracht"
Ach, die eenzaamheid is een be
roerde ervaring geweest maar daar
heeft een enorm stuk rijping tegen
over gestaan. Wat je allemaal
niet weer hebt meegemaakt,
denk ik wel eens dat heeft me
toch verder gebracht: ik zie het
allemaal wat betrekkelijker.
De toekomst? Eerst maar eens
een periode van stabilisatie. We
gaan dit jaar onze organisatie
verfijnen. We zijn begonnen met
werkoverleg dit jaar: we praten
één of meer keren per week in
gespreksgroepen, die uit alle
geledingen van het bedrijf zijn
samengesteld, over het werk. De
mensen nemen daar goed aan
deel: het interesseert ze en ze
willen graag meer bij het werk
betrokken raken.
We starten nu ook met opleidingen,
'V
nu eenmaal de volgorde: 1.
gezin, 2. filiaal en 3. OR.
Hoe moet je dat nou oplossen?
Vorig jaar waren er moeilijk
heden in het filiaal terwijl ik
een OR-cursus had in Zand-
voort. Ik ging toen 's morgens
naar de zaak en pikte
's middags die cursus weer op
nou, dat is toch geen
toestandl"
voor mezelf en mijn gezin en
dat kan ik niet in de OR
laten we maar eerlijk zijn. Ik
moet mijn promotiekansen in
de gaten houden en ik heb
nog een gezin ook. Voor mij is
Nog een ongelukkige
OR-ervaring van John Drieshen:
„Op een bijeenkomst bleek,
dat collega's van me, in een
ander deel van het land,
organisatorische problemen
hadden. Stuur maar aan mij
toe, zei ik toen, dan zal ik in
de agendacommissie bespreken
of het onderwerp in de OR
gebracht kan worden. Toen zei
opeens niemand meer wat.
Bazenangst, ars je het mij
vraagt."
iiiniiim ui imiii'ii iiii^ih mii i