A necdotes ni\ een 75~j&riqe historie
Wat veranderde er ook in sociaal opzicht veel
Vreemde man
Medische verzorging
Koffie en thee
Werkkleding
8
AH-FLITSEN
Waar eens draaiden molenwieken,
staan nu machtige fabrieken
die, bestuurd met wijs beleid,
nog trotseren deze tijd.
Draaiende molenwieken, die ons doen terugdenken aan
de jaren zo rond 1900, jaren waarvan men zo graag
hoort spreken als „die goeie ouwe tijd".
Er zijn niet zo veel oude molenaars meer en ook het
aantal molens is sterk verminderd en de oude molenaars
die er nog zijn, zullen waarschijnlijk niet met zoveel
eerbied terugdenken aan hun tijd op de molens. Arbeids
vreugde kwam in die dagen niet voor, en dikwijls ge
beurde het tijdens de maalperioden, dat de werkers 3
weken aan één stuk op hun werk bleven.
Men at en sliep in de molen en al kon men van eten
zoals wij dit nu kennen, niet spreken, de magen moesten
toch gevuld worden; daartoe werd er onder de bezettin
gen van de molens levendige ruilhandel gepleegd. Zo
ruilde een molenaar van een oliemolen zijn produkt
voor gort en meel bij andere molens en vooral gort was
in die dagen een belangrijk voedingsmiddel; nu wordt
dit nagenoeg niet meer gegeten.
OMZETTEN ALBERT HEIJN N. V. INDEX 19-18 100
Het slapen gebeurde in een „kot" een soort bedstee in
de molen en wanneer de wind gunstig was, en dagen
lang de molens op gang konden worden gehouden, wis
selden de werkers elkaar af; de één ging in het kot
„onder zeil" en de ander deed het werk in de molen.
Was het tijd voor de aflossing, dan kroop de man die
zijn werk beëindigd had in het zelfde „bed" dat dan
nog warm was van de vorige slaper: dit herhaalde zich
dag aan dag, week na week.
Kwamen de werkers uit de molen dan, na zo'n week
of 3, 4, weer eens naar huis bij moeder de vrouw en
de kinderen, dan moest er eerst worden nagekaard in
een der vele café's die de Zaanstreek toen rijk was.
Als vader dan eindelijk thuis kwam vroegen de kinde
ren: „Moeder, wie is die vreemde man?", waarop moe
der alleen maar kon antwoorden: „Dat is je vader,
kind".
Kreeg men een ongeluk en werd men tijdelijk arbeids
ongeschikt, dan kon het gebeuren dat de getroffene in
een kar of een schuitje naar huis werd gebracht. Dan
kwam een tijd van grote armoede voor het gezin, want
ziekengeld kende men toen nog niet en een loon werd bij
ziekte niet uitbetaald.
Dikwijls gebeurde het dan ook dat ernstige zieken, ter-
wille van het loon gewoon door bleven werken, des
noods totdat men er bij neer viel. Behoorde men tot de
sterksten en kwam men op een leeftijd van 65 jaar
(het sterftecijfer lag in die dagen rond de 65) dan be
hoefde men niet te rekenen op pensioen, want deze
sociale wet was nog niet ingevoerd; men werkte totdat
men niet meer kon en was daarna overgeleverd aan de
giften en gaven van de kinderen. Dit alles overdenkende
was het dus niet zo rooskleurig gesteld in „die goeie
ouwe tijd".
Toen echter de molens gingen verdwijnen en de fabrie
ken hun plaats kwamen innemen, werden ook de ar
beidsvoorwaarden van de werknemer beter. Er kwam
langzamerhand meer medische verzorging, de genees
middelen werden beter en talrijker en men kon in bij
zondere gevallen opgenomen worden in een ziekenhuis
in Amsterdam.
1922 '37 «48 '53 '58
Ouderen zullen zich nog wel herinneren dat zieken op
een drie-wielige brancard naar de Zaandammerboot wer
den gebracht en zo naar Amsterdam werden vervoerd,
om daar naar het ziekenhuis te worden gebracht.
Gelukkig ligt deze periode al weer ver achter ons en
zijn de sociale omstandigheden dermate gunstig ge
worden, dat de arbeiders aan alle kanten zijn verzekerd
voor hun levensonderhoud.
De werktijden zijn in de wet vastgelegd en het komt
niet meer voor dat 12 tot 15 uur per dag wordt ge
werkt zonder dat hiervoor behoorlijk wordt betaald.
De rustperiodes tussen het werk en daarna zijn van
die aard, dat men zich voldoende kan ontspannen en
ook tijdens de werkzaamheden is nog gelegenheid voor
een kopje koffie of thee, een „break" noemen de Engel
sen dit.
Een goed ingerichte kantine staat nu ter beschikking
Deze prent, tegen het fraaie clecor van de Weespse
bossen, toont een jeugdige Albert Heijner met zijn
„hitte-kar". We schrijven het jaar 1924.
Acht en dertig jaar later De filiaalhouder van
toen is de portier van de produktiebedrijven nu: de
heer Ph. Bartelson, de populaire ziekenbezoeker met
de sociale inslag en schrijver van de enige vaste ru
briek in de Flitsen: Bartelson bezoekt
van de overblijvers en tegen zeer schappelijke prijs kan
men daar zijn kopje koffie drinken, terwijl voor de
werkers in de avonduren een goede warme maaltijd te
wachten staat.
Medische verzorging is ook in het bedrijf tot in de
puntjes geregeld, de bedrijfsarts houdt iedere dag
spreekuur en voor verwondingen is een goed ingerichte
behandelkamer aanwezig, zelfs een hoogtezon en een
infrarood apparaat staan klaar voor bestralingen.
Na de arbeid is er de gelegenheid om te douchen en
kleedkamers zorgen er voor dat ieder na zijn werk zijn
werkkleding kan verwisselen voor (desnoods) zijn zon
dagse pak of jurk.
Werkkleding wordt van bedrijfswege gewassen en zo
nodig door nieuwe vervangen tegen een zeer lage ver
goeding. De lonen en salarissen zijn wettelijk be
schermd en zelfs bij ziekte of arbeidsongeschiktheid kan
men aanspraak maken op minimaal 80 van het loon.
Met trein en bus worden de werknemers naar hun werk
gebracht zonder dat voor dit reizen een cent moet wor
den betaald, en waar men van een eigen vervoersmiddel
gebruik maakt, wordt in sommige gevallen een vergoe
ding gegeven voor slijtage of reparatie.
De vakanties zijn zodanig gekozen dat ieder met zijn
gezin 14 dagen aaneengesloten op reis, of naar zee of
bos kan gaan, het loon wordt in die periode doorbetaald,
terwijl een extra vakantietoeslag iedereen in de gele
genheid stelt er eens onbezorgd op uit te trekken.
Spaarsystemen, met een behoorlijke rente van het ge
spaarde bedrag, zorgen dat jonge mensen later over een
aardig bedragje kunnen beschikken bijvoorbeeld bij de
aanschaf van spullen bij een huwelijk.
Kortom de „goeie ouwe tijd" heeft afgedaan, we leven
in een tijd waarin het voor de arbeider prettig werken
is en al blijven er altijd nog wel wensen, veel, heel veel
is er verbeterd. De arbeider en zijn gezin hebben een
deel van het leven gekregen waarvan men in 1900 nooit
zal hebben gedroomd.
Op 21 oktober 1936 werd het filiaal te
Schoonhoven geopend. Verschillende
klanten vroegen in volle ernst aan de
chef, of liy het gordijntje voor de deui
wilde dicht schuiven, anders wilden ze
beslist niet kopen. Het hielp al erg wei
nig, dat de chef zei zoveel mogelijk van
zijn mooie winkel naar buiten te willen
laten zien.
Dergelijke problemen, schrille tegenstel
ling tot de glaspaleizen Anno 1962, heb
ben zich ook elders voorgedaan. Zo bleek
het destijds in Nijkerk onvermijdelijk,
de winkeldeur met matglas te „sieren".
Ook het volgende heeft zich in Schoon
hoven afgespeeld, kort na de opening.
Op zondagmiddag kwam een heer zich
beklagen over de kwaliteit van de boter
letters. Hij was er ziek van geworden.
De chef vond dit natuurlijk onprettig en
vroeg het restant om dit naar het labo
ratorium te kunnen opsturen.
„Dat heb ik niet meer", kreeg hij te ho
ren, „ik heb de letter in één keer hele
maal opgegeten".
Zo door de jaren heen is het bedrijf
diverse keren door inbrekers bezocht.
Zo werd er in 1897 eens uit de sigaren
zaak in Amsterdam 500,ontvreemd.
Het zat de chef natuurlijk niet lekker,
want hij rekende er op, dat er voor hem
wel wat zou opzitten als de baas zou
komen. Toen hij deze echter het voorval
verteld had, zei de heer A. Heijn laco
niek: „Jammer dat ze jou ook niet mee
genomen hebben!"
Het gebeurde vele jaren geleden in Vlis-
singen, dat de chef 's avonds om 10 uur
de winkeldeur wilde sluiten. Op dat mo
ment werd er echter ook van buiten
tegenaan geduwd en toen de chef keek
welke klant er nu uitgerekend nog op
dit moment binnen moest komen, zag hij
tot zijn verrassing, dat het de heer Al-
bert Heijn was. Deze kwam nog een uur
tje babbelen, want hij had nog wat tijd
over, voor de nachtboot naar Engeland
vertrok, die hij moest hebben.
Verrassingen van deze aard komen, hoe
wel op een vroeger uur, ook nu nog wel
voor. Wij herinneren ons nog hoe tijdens
de Suez-crisis alle filialen letterlijk gil
den om koffie. Op een zaterdag werden
vanaf het hoofdkantoor alle beschikbare
personenauto's met koffie volgestouwd
en het land in gezonden.
Zo kon het gebeuren, dat een chef in
Groningen tot zijn verbazing zag, hoe
de president-directeur, de heer A. Heijn
Jzn. tegen sluitingstijd door de volle win
kel zich naar hem toewrong en hem toe
riep: „Hoe gaat het, chef? Ik kom eens
even zien, of ik je nog helpen kan met
wat koffie en thee!"
Het personeel van filiaal Oostzaan moest
50 jaar geleden met een schuit goederen
van de fabriek en van het Centraal Ma
gazijn in Zaandam halen. Op een keer
gebeurde het dat de zwaar beladen
schuit door de sterke zijwind alsmaar
water binnen kreeg. Nu kwam dat wel
vaker voor, maar deze keer werd het
helaas teveel, zodat de schuit 500 meter
van de weg in Oostzaan midden op een
groot water zonk. De schipper-bediende
riep, zittend op het hoogste punt van de
lading, luide om hulp en werd door een
tuinman gered. De volgende dag werd
alles opgevist, maar het enige dat eigen
lijk nog bruikbaar was, waren de vaten
petroleum.
„Is dit jullie wel eens overkomen?",
vraagt een van de werkers van het eer
ste uur. „Mij is het eens overkomen, dat
ik, lopend met een gesloten handkar vol
boodschappen, een paar honderd razende
vrouwen achter me aan kreeg, die mijn
kar leegroofden, mij in de kar stopten,
er zelf bovenop gingen zitten en mij in
volle glorie bij de zaak afleverden".
En onze oud-gediende voegt er aan toe:
„Zet nu maar geen hoge borst op van:
dat zal mij niet gebeuren, want tegen
een paar honderd razende vrouwen legt
zelfs Anton Geesink het af!"
Dit sterke verkoopverhaal is een waar
verhaal. Vele jaren geleden, in de tijd
dat zeep 7 cent per pond kostte, mar
garine 15 cent per pond en een fles mei
wijn voor 19 cent de deur uit ging, ge
beurde het dat „een der Heren van
Zaandam" bij een chef binnenstapte en
hem zei: „Chef, ik heb een partijtje
Edammers van ca. 4 pond, die je bij een
rijksdaalder boodschappen mag verko
pen voor50 cent per stuk. Hoeveel
wil je er hebben?"
De chef wilde een goed figuur slaan en
zei: „Stuur er maar 500". Nog diezelfde
week werden ze, in gonjezakken ver
pakt, afgeleverd. De chef werd er stil
van, maar hij kan nu trots vertellen,
dat ze in één week verkocht waren. En
een klant van 2,50 was in die tijd toch
lang geen slechte!
Vanuit het filiaal Den Helder werd vroe
ger een wijk met de hondenkar be
diend. Op zekere dag arriveerde bij de
winkel wel de hond met zijn kar, maar
de bediende ontbrak. Na onderzoek bleek
de kar bij een aanrijding betrokken te
zijn geweest. De bediende had een been
gebroken en lag in het hospitaal. Toen
de chef bij hem kwam, was zijn eerste
vraag: „Hoe is het met de hond?"
Er heeft zich trouwens op de weg veel
afgespeeld. Een van de bedrijfsleiders
van nu herinnert zich nog als de dag
van gisteren, hoe hij in „de winter van
1929" 's avonds om 7 uur, toen hij 15 km
van huis nog twee klanten moest horen,
door mist en gladheid op de weg met
fiets en al door het ijs in het water
terecht kwam. Hij haalde zijn fiets er uit,
krabbelde op de kant en ging zonder
licht want de carbid-lamp had het
begeven door naar zijn klanten. Tijd
om bij de klanten binnen koffie te drin
ken had hij deze keer niet. Thuis geko
men kon hij broek en jas zo neerzetten,
want ze waren geheel bevroren. Toch
ging hij die avond, maar dan met schone
en droge kleren, weer in de zaak aan
de slag.
Een van onze filialen is eens een tijd
nationaal en zelfs internationaal bekend
geweest als „de zaak met de planken".
Door de druk van peulvruchten in de
etalage was de grote etalage-ruit ge
sprongen, toen er een hevige storm
woedde. Door de timmerman werd de
etalage voorlopig met planken dicht ge
maakt, maar doordat er zelfs een rechts
geding om gehouden werd, duurde dit
„voorlopige" erg lang en werd de zaak
algemeen bekend. Het leverde de chef in
elk geval nog een bestelling op uit de
Verenigde Staten, nl. voor rommelkruid,
voor de bereiding van balkenbrei.
Voor het samenstellen van deze hoek
kregen wij de gewaardeerde medewer
king van de volgende heren, die allen
voor de waarheid ervan geheel instaan:
S. Dijkstra, Nunspeet; W. H. Miks, Am
sterdam; P. J. Fait, Waalwijk; A. Hof
man, Groningen; K Scheepmaker, Aals
meer; P. Parre, Schoonhoven; K. Rep,
Leiden.