8 A H-FL DOOR MAR1US BLANKEVOORT DAT WORDT MISSCHIEN EEN WITTE KERSTMIS, maar voor Finland is een witte Kerstmis niets bijzonders dacht Hans van Kempen toen hij zag, dat de vensters van zijn kamer dik bevroren waren. Hij wilde gaan ontbijten toen er geklopt werd. Het meisje bracht een telegram. Inplaats van het open te maken om te zien, van wie het kwam en wat er in stond, stak hij het in zijn zak. Hij wist wat het inhield: hij had zijn vader gevraagd hem telegrafisch naar huis terug te roepen. Dat telegram zou een plotseling einde maken aan zijn verblijf in Finland, een einde dat hij zich heel anders had voorgesteld. Midden november was Hans aangekomen in Turku, enkele honderden kilometers van Helsinki, de hoofdstad; om voor een architectenbureau opmetingen te doen en tekeningen te maken van de domkerk in Turku, die de oudste van West-Europa is. Hij werd daar opgenomen bij de familie Lindgren, een zakenrelatie van een vriend. In Turku was veel interessants te zien voor een jonge architect en niet enkel op het gebied van de bouwkunst. Dat bemerkte Hans zodra hij met de familie Lindgren kennismaakte. Behalve twee zoons waren er twee dochters, van wie Anta wel het mooiste meisje was dat hij ooit had ontmoet. Er zijn méér lange, slanke meisjes met lichtblond haar in Finland. Maar geen van hen had zulke betoverende mooie ogen; zij waren van een wonderlijk blauw, diep als het glanzende water van de Finse meren. En wat hem ook frappeerde was haar fiere en toch volkomen ongedwongen houding. Zij deed hem aan de prinses uit het sprookje denken. Zij en de andere Lindgrens waren typische Finnen die, als regel, weinig emotioneel en gastvrij zijn met een zekere reserve tegenover de vreemdeling. Zij trachtten het verblijf van Hans zo prettig moge lijk te maken. Maar hem werkelijk opnemen in hun kring deden zij niet. De heer Lindgren zag hij alleen in het weekeinde, de andere dagen was deze in Helsinki, of op reis. Daardoor zaten zij gewoonlijk met z'n zessen aan tafel, behalve zaterdagsavonds, als de heer Lind gren thuis was en hij vrienden of zakenrelaties op bezoek had. Dan speelden de heren bridge, er werd een visgerecht geserveerd en veel bier of wijn gedronken. Een jong officier, Kuvela was altijd van de partij. In gezelschap van de dames trachtte hij de cavalier te spelen en daarbij Anta in het ge sprek te betrekken. Na het bridgen zei hij op een avond tegen haar: „Hans speelde vanavond slecht. Hij zegt dat als je ongelukkig in het spel bent, je geluk in de liefde hebt. Zou dat alleen in Holland zo zijn, of ook bij ons?" „Misschien spreekt hij uit ervaring", antwoordde zij. „Ik bedoel dat niet persoonlijk", merkte Hans op. „Goed, maar hoe zijn de Hollandse meisjes?" drong Kuvela aan. „Daarover kan ik je niet vertellen. Er zijn heel wat knappe en aardige meisjes, maar ik vind ze nogal za kelijk. Ze geven de voorkeur aan een man, die in staat is gauw te trouwen. Dat ben ik niet en dan zetten ze je over boord". „Toch zeker niet vóórdat ze gevraagd hebben of je kunt zwemmen", spotte de oudere zuster van Anta, en vervolgde: „Ik dacht dat je een betere vrouwenkenner was. Meisjes hebben over het algemeen meer gevoel voor romantiek dan voor zakelijkheid". Kuvela veronderstelde, terwijl hij Hans een sigaret aanbood: „Je taktiek is waarschijnlijk verkeerd". „Daar kan jij moeilijk over oordelen", zei deze „maar ik neem dadelijk aan dat jouw methode beter is dan de mijne ik heb er namelijk geen. Jij, als man van ervaring, zou zeker een boeiend ver haal kunnen doen. Gelooft U ook niet?" Dit laatste tegen de heer Lindgren die juist in de kamer was gekomen. „Als het om Finse vrouwen gaat want andere ken ik niet", zei deze, „die doen precies als de rendieren van de Lappen: altijd het omge keerde van dat, wat van hen wordt verwacht. Een Lap weet bijvoor beeld, dat als hij met zijn stok naar rechts wijst, het dier naar links zal gaan. Zelfs dat weet je van een Finse vrouw niet zeker. Maar vertel liever eens wat van je werk. Schiet het op, ben je tevreden?" Het gesprek nam daarop een andere wending. Nadat Kuvela vertrokken was, ging Lindgren naar de bibliotheek; ook de anderen verdwenen, zodat Anta en Hans overbleven. „Wel vroeg ze. „Wat bedoel je?" „Ik bedoel dat wij Finnen misschien weinig spontaan zijn, zoals je daarstraks tegen vader zei toen je over je werk sprak, maar wij zijn eerlijk. Jij trok een rookscherm op, inplaats van ruiterlijk te zeggen: over mijn ervaringen met meisjes spreek ik liever niet". Het was even stil. Ze ging verder: „Begrijp me goed ik ben niet ge- interesseerd. Als ik trouw, zal het met een Fin zijn". „Zo iemand als Kuvela bijvoorbeeld?" „Bijvoorbeeld niet met zo iemand als Kuvela, hoewel ik hem heel graag mag. Een man die op één avond zoveel bier drinkt dat je er een olifant mee kunt wassen nee. Maar hij is tenminste eerlijk". „Maar eerlijkheid is geen speciaal privilege van de Finnen. Ik meende wat ik zei". „Maar je meent ook, dat je je beter in het gezelschap van Hollanders voelt dan in dat van ons. Is het niet zo Ja, we zijn anders. Produkten van een ander land, met zijn grote meren en zijn donkere bossen". „En vis vergeet bij die meren en die bossen de vis niet", zei Hans lachend. „Die combinatie van hout en vis doet me een stokvis denken". Hij zag haar gezicht verstrakken en wist meteen, een blunder ge maakt te hebben. Zij dacht waarschijnlijk dat het een toespeling was op haar vader, die een visconservenfabriek had. Terwijl dit door zijn hoofd flitste, stond zij langzaam op van haar lage stoel, en kwam naar hem toe. Ze ging vlak voor hem staan, met ge balde vuisten, en keek met ogen, die een koud vuur uitstraalden, recht in de zijne. Ze zei: „Herhaal dat als je durft. Zeg dat nóg eens Toen keerde zij zich om en verliet het vertrek. Voordat ze de deur bereikt had was hij bij haar, legde zijn hand op haar schouder en zei: „Nee, dat bedoelde ik niet. Hoe kun je zoiets denken?" Ze schudde zijn hand af en liep verder, zonder een woord meer te zeggen. Hij voelde zich verschrikkelijk ellendig. Het meisje, dat hij liefhad en dat hem verachtte nog herhaaldelijk te zullen ontmoeten leek hem ondragelijk. Hij besloot op korte termijn te vertreKken. Dit was aan het telegram voorafgegaan. Hans zou aan het ontbijt mevrouw Lindgren vertellen dat hij niet langer blijven kon. In de gang kwam Anta hem tegemoet: „Ik zag een telegram bezorgen. v/as het voor jou?" „Ja". „Je gaat terug naar Holland?" „Zo spoedig mogelijk". „Na de Kerstdagen?" „Het spijt me ik zal meteen een plaats in het vliegtuig bespreken". „Ik begrijp het na het gesprek van eergisteravond. Luister we moeten dit even rechtzetten. Ik zag al heel gauw in dat je met „stok vis" mij niet kon bedoelen". „Hoe kom je daarbij?" „Omdatwel, omdat jongens op school me dat soms nariepen. Ik was een spichtig kind, of misschien vonden ze me trots of verwaand". „En ik geloofde dat jij dacht, dat het woord betrekking op je vader had". Glimlachend zei ze: „Laten we het vergeten". Nu kwam voor Hans het moeilijkste. Hij moest haar duidelijk maken dat dit misverstand niet het meest pijnlijke voor hem geweest was. „Ik ben blij dat dit is opgehelderd. Toch kan ik niet blijven. Je kijkt zo verbaasd of het een mysterie voor je is, dit plotselinge vertrek. Zal ik je de sleutel van dat mysterie geven? Denk eens hoe duidelijk je over me sprak". „Laten we het gehele gesprek vergeten en aan mijn ouders denken", herhaalde ze. „Zijn ze niet vriendelijk en voorkomend? Ze mogen je graag. Heus, geloof het toch, het is zo moeilijk voor ons, spontane genegenheid te laten blijken. Je moogt het niet teleurstellen. Ik had me beter moeten beheersen. Maar met Kerstmis is alles anders. In de Kerstnacht was er immers geen vijandschap tussen de dieren. Het lam had geen angst voor de leeuw". Hans vond die vergelijking zo dwaas dat hij niet ernstig kon blijven en zei: „Ik vraag mij af wie van ons tweeën het lam moet zijn". „Maak je daarover geen zorg. Er wordt niet gebeten. Dus je blijft?" Zo bleef Hans om het Kerstfeest met de familie Lindgren te vieren. Hij zou zo goed mogelijk meedoen, zij het met de dood in het hart: straks zou Anta immers voorgoed uit zijn leven verdwijnen. Met angst zag hij de Kerstavond naderen. Er waren geen andere gasten. Na het uitgebreide feestmaal werden de kaarsen van de kerstboom aangestoken, op de gramofoon kerst liederen gespeeld en tenslotte de pakjes uitgedeeld als gast mocht Hans niet mee doen aan het geven van geschenken. Voor hem waren er een grote doos en een klein pakje. De doos bevatte sigaretten; maar hij voelde instinctief: het pakje zou iets bijzonders zijn. Hij maakte het open. Het was een doosje met een kleine gouden dasspeld, in de vorm van een sleutel. Eén ogenblik leek het hem of hij uit de kamer werd weggerukt, of hij alleen was met zijn fel kloppend hart. Het bloed steeg hem naar het hoofd. Het duurde maar enkele seconden, toen zag hij de kamer weer, of liever: hij zag Anta. Hun ogen ontmoetten elkaar, hij zag haar glimlachen en knikken. Hans liep op haar toe: „Anta, is het werkelijk waar?" „Jij gaf me de sleutel van jouw mysterie. Ik heb je de sleutel van het mijne gegeven". „En je ouders, wat zeggen die ervan?" „Kijk naar moeder", zei ze. De ouders, haar zuster en de twee broers stonden onbewegelijk, de ogen op hen gericht, ernstig. Alleen de ogen van de moeder straalden. Een ogenblik later had de familie zich teruggetrokken en waren zij alleen. Vragend keek hij Anta aan. „Het is goed", zei ze. „Moeder wist het bijna nog eerder dan ik. En vaderer is de laatste weken in dit huis meer afgepraat dan vroeger in jaren, en jij hebt er niets van gemerkt". Hans nam haar in zijn armen. Daarna zei hij, nog steeds verbaasd: „En ik dacht dat je me haatte". „O, maar dat deed ik ook. Toen ik ontdekte dat ik van je hield wist ik, dat ik alles zou moeten opgeven, alles waarvan ik dacht, nooit afstand te kunnen doen. Dit land, de mensen. Nee, je kunt het niet begrijpen als je hier niet geboren bent en opgegroeid, hoe sterk Finnen dit voelen. Ik moest me er van losscheuren voor jou". Haar blonde hoofd was gebogen. Hans kon haar nauwelijks verstaan. Toen keek zij hem met stralende ogen aan: „Nu weet ik dat ik het kan -4- voor jou. Vader vindt goed dat we trouwen en ik met je mee ga. "wA jij dat ook?" f „Ik wil niets liever", verzekerde hij haar. „Maar blijf nu nog e$ in deze stille kamer, bij het licht van de kerstboom. Ik zou dit ogla blik willen vasthouden. Het is het hoogtepunt van het wonderlijksl en tegelijk mooiste kerstfeest van mijn leven".

Personeelsbladen | 1960 | | pagina 8