19171 Veertig jaren Gerrit Heijn L1957 AH-FLITSEN 3 „Baas" Gerrit in 1920. Gerrit Heijn is geen Zaankanter. Hij werd op 22 november 1895 in Oostzaan geboren, waar hij de eer ste jaren van zijn jeugd door bracht. Inmiddels verhuisd naar Zaandam, bezocht hij daar de lagere school en de 3-jarige H.B.S. en later de Handelsschool in Am sterdam. Erg knap was hij niet bepaald, maar wel jaloers op een vriendje, die met de tienen ging strijken. „Ik heb nooit anders ge weten, dan dat ik zo gauw moge lijk kruidenier zou worden," zegt Gerrit, maar de oude heer Heijn liep niet te hard van stapel met zijn impulsieve zoon. Eerst nog een praktische opleiding in het groot ste levensmiddelenbedrijf van Duitsland te Frankfurt am Main. Vervolgens nog een half jaar naar Engeland op een groot Handels kantoor te Londen, nog vóór het uitbreken van de eerste wereld oorlog. De toestand was kritiek In één uur ontving Gerrit twee te legrammen. Het eerste luidde: „Kom direct naar huis -stop Vader." Een half uur later ont vouwde hij het tweede: „Blijf maar stop Vader." Na zijn militaire dienst („de meest onbezorgde tijd van mijn- leven; voor iedere koek Royal", die ik meebracht voor m'n kapitein kreeg ik drie dagen verlof!") trad hij op 1 oktober 1917 in de zaak als be diende achter de toonbank in fi liaal Baarn. 's Morgens om half zes stond hij op, haalde de goede ren met de handkar bij de schip per af en bezorgde 's avonds de boodschappen met de bakfiets. Na zes weken kwam hij bij vader thuis en zei: „Zo, dat weet ik nu wel.' De volgende morgen moest hij nor vroeger opstaan, om op tijd in fi liaal Baarn te kunnen beginnen. (Hij kwam te laat!). Na negen maanden zei vader Heijn: „Nu moet je het weten" en haalde zijn zoon naar het Hoofdkantoor. Nog datzelfde jaar kreeg hij procura-1 tie en twee jaar later de directie- stoel. Nachtmerries „Als ik het weer over mocht doen, werd ik weer kruidenier," vertelt de heer G. Heijn, „öf ik begon een hotel- bedrijf." De smaak van dit laatste kreeg hij tc j pakken in 1923. De heer Albert kocht in de Kalverstraat te Amsterdam een „verdroogde" lunchroom en zei tegen zijn zoon: „Ik geef je drie maanden om het weer op poten tc zetten. Als het niet gaat, maak ik er een „Super- mart" van." Gerrit toog aan het werk. Dag en nacht was hij bezig om alles te organiseren. Eindelijk was het zover. Alle mensen van kantoor (20 totaal!) werden op de openings dag voor het diner in Formosa uit genodigd. Het bleef echter bij deze twintig. Geen betalende klant kwam binnen. „Baas" Gerrit was ten einde raad. Na een maand zei hij: „Vader het is een mislukking." „Ik heb je drie maanden gegeven", was het antwoord. Na twee maanden kreeg Gerrit nachtmerries. „Ik geef het op, vader, het wordt niets." „Ik heb je drie maanden gegeven", was het on verstoorbare antwoord van de oude heer. Na drie maanden was het voor elkaar. Thuis De ene sigaret na de andere ver vliegt in rook, in de kleurrijke, ge zellig ingerichte kamer van de villa in Aerdenhout. Mevrouw Heijn schenkt ons nog een kopje koffie in. In onze journalistieke zucht naar sensatie vragen wij haar: „Wie is uw kruidenier, Me vrouw Heijn?" Onze hoop wordt direct de bodem ingeslagen. „Hoe kunt U dat nu vragen. Al- bert Heijn natuurlijk!" „Spaart U ook zegels?" „Nou en of. voor de kinderen." „Winkelt U ook zelf?" „Wat graag, alleen ben ik helaas niet altijd in de gelegenheid." „Wat vindt U prettiger winkelen, in een bedienings- of in een zelf bedieningszaak „Een zelfsbedieningszaak, je bent veel vrijer." „Heeft U in het kader van ons on voorwaardelijk garantiesysteem wel eens klachten gehad?" „Neen, nog nooit, maar wat niet is kan komen." „Wordt er thuis veel over de zaal: gesproken?" „Niet zo veel, mijn man tracht dit zoveel mogelijk te vermijden. Voo: Albert is dit wel jammer want hi „Baas" Gerrit in 1957 kan er veel van leren. Nu wordt een gesprek met hem over de zaak beperkt tot tijdens een wandeling met mijn man." Nog drie kinderen thuis Albert is het vierde kind uit het tweede huwelijk van de heer Heijn met de dochter van de toneelspelei Oscar Tourniaire. Zijn eerst: vrouw stierf na de geboorte van het derde kind. Drie van de acht kinderen zijn nor, thuis, n.l. Albert, die in de tweed. Idas van het Coornhert Lyceum zit, zijn broertje Oscar en zu:;j ïsabelle. De tweede dochter is getrouwd en woont in Hilversum, de oudste woont in Amstelveen. Carly volgt een cursus voor orthopediste ii: Amsterdam, Ingrid is onlang- ontgroend op de Leidse Universi teit, waar zij medicijnen gaat stu deren en Quinta zit op een Engels, kostschool. De heer Heijn is enthousiast ove. zijn beide zoons Albert en Oscar, die werden voorafgegaan door vy dochters. Wat zy gaan worden Kruidenier! Eerst na de oorlog is de familie in Aerdenhout gaan wonen. Voo de oorlog woonden zij in Bloemen- daal, maar eer de bezetter hu: huis in 1943 vorderde, was de fa milie al naar Zaandam verhuisd. Groot verlies Waren de moeilijkheden gedurend. de tweede wereldoorlog legio, ee:. groot verlies leed het bedrijf kort na de vrede, toen de heer Albe: overleed. Van zijn vader heeft de heer Gerrit het zakeninzicht, dc ijzeren wil en stoere ijver. Ee:. harde leermeester, die zijn zoon to. een groot zakenman had gemaakt Mede daardoor kon het bedrijl weer snel op volle toeren draaien en nam de groei gestaag toe. „Werken is een heerlijke bezig heid," zegt de heer Heijn, „en dit laat weinig ruimte voor hobbies. Jagen is nu nog mijn enige harts tocht. Al het andere heb ik laten varen. De veertig jaartjes in het I bedrijf tellen ook mee!" Persoonlijk contact I Veertig jaar, waar blijft de tijd. Met I een tikkeltje weemoed, gaan zijn ge- dachten terug naar vroeger. Naar de j Drie generaties Heijn Staand in het midden de heer j G. Heijn met links zijn beide zoons Oscar en Albert. Zittend I links de heer J. Heijn. Naast hem, j eveneens zittend, zijn zoon Albert met diens zoon Albert, Staand rechts de tweede zoon van de heer J. Heijn, Gerrit Jan. gezellige avonden, na een late ver gadering, als men nog even meeging naar zijn huis naast het hoofdkan toor, om een whisky te drinken. Juist op deze avonden, waar het gesprek al weer gauw cle zaak betrof, zijn vele ideeën geboren. De avonden wa ren gezellig en intiem. Jammer dat dat nu voorbij is. Ook mist hij diep het contact met de chefs zoals vroeger. Hij kende alle prijzen op zijn duimpje. Het helaas zo grote nadeel van een groeiend bedrijf is, het onvermijdelijke verlies aan persoonlijk contact, vooral in een gedecentraliseerd bedrijf als dit. Degene, die dat wel het beste aanvoelt is de heer Gerrit Heijn zelf. Het liefst zou hij niets liever doen, dan het per soonlijk contact verstevigen, maar hij alleen kan het niet meer doen. Een goede geest en sfeer kunnen alleen dan behouden worden als we een drachtig samenwerken en begrip tonen voor elkaar. Hem resten de jubilea, die hij zoveel mogelijk bezoekt, als het werk het maar enigszins toelaat. Hij doet het graag. Hij gunt het een ander om „Het Feestvarken" te zijn. Patriarch Op 1 oktober 1957 is hij het zelf. „Liever was het mij geweest als dit jubileum ongemerkt voorbij zou gaan," zegt hij, maar diep in zijn hart verlangt hij er naar de handen te drukken van zovele vrienden, die hij zich in de loop der jaren heeft verworven. Een grijze, maar geen oude man zal dan in het ontspanningsge bouw staan, maar een onvermoei de patriarch, die voor ieder een persoonlijk woord heeft. Fier en trots, zal hij de serenade aanho ren, die ter ere van zijn jubileum wordt gebracht. Een jonge vaandrig van het Nederlandse leger, voor het eerst van zijn leven Officier van Piket, stond met één hand op de tafel geleund, voor overgebogen in het oude. houten wachtgebouw van het barakkenkamp Waalsdorp. Hij bladerde de wachtinstructies door. Plotseling voelde hij een hand op zijn schouder en sprak een joviale stem: „Zeg Vaandrigie, ik kan 'm' zeker wel smeren, hè?" De vaandrig draaide zich om en strekte zijn lange lichaam. Zijn ogen keken neer op een kleine soldaat. „Waar kom jij vandaan en wal doe je hier?" vroeg de vaandrig op strenge toon. „Uit de bak," antwoordde de soldaat droog, alsof het de gewoonste zaak van de wereld betrof. „Ik zit er al zeven maanden, dat weet je toch welIedere avond wip ik eruit, om dat ik dan naar m'n meisje ga." De jonge vaandrig fronste zijn wenkbrou- u-en en de soldaat bemerkte een lichte, vreemde schittering in zijn ogen. „Wat voor de wil je dan wel eens maken, dat je als de blik sem „Maar vaandrigie," kwam de soldaat kalm tussenbeide, „ik ga iedere avond naar m'n meisje, daarom kwam ik het ook even zeggen. Maak je maar geen zorgen, om zes uur ben ik weer» terug. Ik loop heus niet weg!"Even was de vaandrig van zijn stuk gebracht, dan, hoewel nog wat aarzelend: „Vooruit, weg wezen, maar denk er aan. om zes uur terug hoor!" Die nacht kon de jonge vaandrig de slaap niet vatten. Nauwelijks zes uur opende hij het luikje van de cel. Een glimlach verscheen rond zijn mondhoeken. Op de brits lag de kleine soldaat in een diepe slaap ver zonken. „Hij zal het wel nodig hebben dacht hij en sloot stilletjes het luikje. De jonge vaandrig heette Gerrit Heijn. Nu, ruim veertig jaar later, is zijn haar grijs en belangrijk dun ner. Nog neemt hij beslissingen, die een ander nooit zou durven nemen. Hij houdt ervan. Zijn geest is dezelfde, actief en ontem baar. Zelfs zijn woorden zijn geladen met een geestdrift, die een ieder bezielt. Zijn klassieke, innemende glimlach en zijn eenvoud verstaat men van „hoog" tot „laag" en dwingen een diep respect af.

Personeelsbladen | 1957 | | pagina 3