Wat is er eigenlijk voor plezier aan dat vissen? Wij heten welkom Voor ons een vraag, thans een weet Zeilen op „de" Meer! AH-FLITSEN NIEUW PERSONEEL: W. T. M. van Doorn Exp. M. J. Roubos-v. d. Wissel K.B. M. C. Smit-Noom Dïv. T. Groen K.B. F. Wr. Dral-Visker S.B. T. Boon-van Dijk K.B. E. de Bruyn-Velderxnan K.B. M. J. Vos-Boekelman S.B. G. H. Vondervoort- Blomert K.B. J. Does-de Wee C.F. C. Schouten-Iliohan V.A. A. M. Giesbers V.F. W. P. Lakeman V.F. A. L. H. Schraven K.B. G. Tiggelaar K.B. J. de Vente K.B. J. Cieremans Exp. W. J. de Vides V.A. J. de Vries V.A. J. Driehuizen V.A. A. Smit S.B. B. Groen S.B. A. H. Hellendoorn-Ekkel B.F. A. Opman B.B. J. L. Spiekerman C.F. S. A. Goldschmeding- Belterman C.F. A. W. Lasschuit-Hovius S.B. C. E. Blötevogel K.B. A. H. Tammer M. Bleij-Wardenaar V.A. H. Thiel W'.K. G. Prins-Schaft S.B. W. Ris-Rijlaarsdam S.B. J, Praag-Moerman S.B. M. M. ter Haar Exp. C. J. v. d. Waan V.A. D. Bakker Kaas J. Voorn Lab. W. Horn-Heijnis S.B. C. J. Way-Boon B.B. J. Reidinga-Schreuders B.W. T. Koning-Buur B.B. M. Frederiks-Lugters B.W. H. Hendriks-Bultstra B.B. N. J. van Heeswijk Kaas H. H. Felbinger B.B. W. Bakker Exp. H. Bruyn-Thijnbeen K.B. I. G. Mondi-Groeneveld K.B. J. C. Zorn K.B. M. de Jong-Slap K.B. E. P. den Hertog Mag. 1 J. Sanou S.B. E. B. J. Halier S.B. W. Jonker Kaas J. Speelman S.B. H. T. Mouw-Broekhuis K.B. E. Brouwer V.A. GEBOREN: 26 Mei 1954: Gerrit Bloemsma, (S.B.) 1 Juni 1954: Agnes Roos, (B.A.) 31 Mei 1954: Franeiscus Lan- gejan (T.A.) GEHUWD: Bertha Kooi (V.A.) en M. J. Ligthart. Wai heeft de Zaan eigenlijk te bieden Een rilling van schrik voer langs de schubben van alle vissen in Nederland. Het noodsein werd gehesen en allerwege, in poldervaarten, meren en plassen werd de „Organisatie bescherming visbevolking" actief. Immers op 1 Juni werd het j$ö visseizoen weer geopend. Zo stellen wij ons de nerveuse angst voor, die nu weer onder de vis- IgpSf* bt?-,--- senbevolking moet leven voor de arglist van de loze hengelaar. Ja, zo zijn wij nu, die voor geen .1 goud een dode goudvis uit ons aquarium durven L- halen. Wij, die bij het zien van een langzaam I kronkelende pier reeds bleek om de neus worden en er niet aan moeten denken, dat er mensen zijn, die zonder blik ken of blozen een haakje door zo'n pier durven slaan. Onder ons gezegd, als de nood dan eens zo hoog zou komen, dat ook wij een hengel zouden moeten uitgooien, (Je kunt nooit weten waartoe omstandigheden je dwingen) dan zouden wij principieel alleen met brood vissen. We zijn zelf geboren Zaankanters en we geven toe, dat er behalve wat fraaie geveltjes in Zaandijk en de Gortershoek en de wijde landen, er niet veel moois te zien is. Zoals je, wonend op zandgrond, je buitens huis direct met vacantie kunt voe len, neen, dat heb je bij ons niet. En toch hebben we een prachtig z.g. recreatiegebied in de buurt, nl. het Alkmaarder Meer. Zondags genieten er veel Zaankanters. Er zijn jachthavens in Uitgeest en Akersloot, waar je gemakkelijk op de fiets kunt komen en waar het ook voor niet watersporters gezellig is, om een kop thee te drinken of te picniccen. Gaat U dan niet over de Provinciale weg, maar rijdt over Westknollendam (pontje over) en Marken Binnen langs de Marker- vaart en de Koogerpolder naar West Graftdijk en daarna langs het Noord- Hollands kanaal, met uitzicht op ,,de" meer en de Woude, naar Aker sloot. Dan terug binnendoor over Uitgeest en Krommeniedijk. ZO MAAR EEN PLAATJE Dagelijks kunt U in schafttijd enige heren verwoed zien schaken. Hier speelt Ir. Jager simultaan tegen de heren N. Vonk, J. Klaver en J. J. Verwey. Contactkring Zaanstreek Maandelijks een instuif Hier in de Zaan heeft een groepje mensen het initiatief genomen om elke eerste Dinsdag van de maand bij elkaar te komen met een stel bekenden en daar een inleider uit te nodigen over een of ander on- derwerp. Het bijzondere van deze bijeen komst is, dat iedereen er welkom is en dat iedereen z'n eigen boter hammen meeneemt. Het is n.l. van 12-14 uur, totnogtoe hier in de Harmonie in Zaandam. De be doeling is om later ook in Wor- merveer of Krommenie samen te komen. Als inleider hadden we op 1 Juni onze nieuwe commissaris van po litie, de heer Van IJzendoorn, die een allergenoeglijkst praatje hield over de verhouding politie burgerij, gevolgd door een open hartige discussie. Op 6 Juli a.s. krijgen we architect Bakker over architectuur in de Zaanstreek. De bedoeling van deze Con tactkring is, de mogelijkheid te scheppen mensen van al lerlei beroepen en richtingen met elkaar in contact te brengen en dat is tot nog toe aardig gelukt. Iedereen is welkom. PAS OP VOOR VISSERSLATIJN Wat dat vissen betreft, kijken wij huizenhoog tegen Stien Beuker van de V.A. op. Zo oppervlakkig bezien een aardig zacht meisje, dat heel lief over haar verloofde spreekt. Maar werkelijk, hou je vast, als zij de fijne trekjes van het snoeken gaat uitleggen. ,,Kijk," zo vertelt zij ons, „als die snoek eenmaal gevangen is, dan komt er nog een moeilijk werkje." „Dan moet het dregje, dat zo een beest geheel inslikt, zorgvuldig uit de regionen van de maag gehaald woi'den." Wij hadden op dat mo ment zelf ook het gevoel of er iets als een dregje in de buurt van ons ontbijt rondhing. Wij keken nog eens goed in de ogen van Stien, of dat rustige verhaal wellicht niets anders dan grootspraak was. Maar zij keek ons zo onschuldig aan, dat wij, beschaamd over onze twijfel, verder iedere gedachte aan visserslatijn opzij zetten. Want eerlijkheidshalve moeten wij be kennen, dat wij boven aan onze bloknoot geschreven hadden als een teken aan de wand „pas op visserslatijn". Zo niet bij Stien, wij wisten het nu. Zij haalt rustig, alsof zij thuis zit te breien, dreg- jes uit snoekenmagen, zet kleine houtblokjes tussen de kaken van het roofdier, zodat haar vingers bij dit chirurgische werk niet af gebeten worden en wekt onze be wondering. „Er vissen tegenwoordig heel wat vrouwen," zegt Stien. „Het is heus niet alleen het vissen zelf, wat be- koort." „Stelt u zich eens voor." .Vroeg van huis en dan in de polders de zon zien opkomen." „Je hoort de vogels fluiten en je wordt rustig door het water enje vangt wat." „Mijn verloofde is een hartstoch telijk visser en zo kwam ik er van zelf toe ook eens een hengel uit te gooien." „Eerst vond ik het saai, maar na dat ik eenmaal iets gevangen had kreeg het bedrijf mij te pakken." „Het was maar een heel kleintje, die eersteling. maar ik voelde mij als een jager op groot wild." „Nu kan ik mijn verloofde, wat vissen betreft, wel een lesje ge ven," zo besluit zij en wij hopen, dat haar verloofde deze boute uit spraak maar niet leest, anders zou een diepe wrok misschien het jonge geluk van deze vissende ge liefden kunnen verstoren. En een vrouw, die dregjes uit vis- senmagen durft te halenje moet er niet aan denken. A. Knauff houdt niet van vis; die gooit ze, nadat hij ze gevangen heeft, allemaal terug in het water. Hij houdt de visjes dus zo een dagje in voorarrest, want, zo verze kert hij ons, dat haakje door door de lip kan geen kwaad, daar gaan ze niet dood van. En dat vonden wij een geruststellende gedachte. „Ik heb wel eens een vis gevan gen, het was een flinke knaap, die al een gaatje in zijn lip had van de vorige keer dat hij ge vangen was, kennelijk ook door iemand, die niet van vis hield. Het spreekwoord „een ezel stoot zich in het algemeen niet twee maal aan dezelfde steen," schijnt de vissenjeugd van Nederland dus niet op zo treffende wijze met de paplepel te worden ingegoten als dat het geval is met de mensen kinderen." Knauff belooft ons geen vissers latijn te praten, maar toch heeft hij een mooi verhaal. Dat was toen hij samen met Bx-inkemper van de meelzolder een snipperdag je was gaan vissen. Het was miezerig weer en de hele ochtend hadden zij alleen klein goed gevangexx. Knauff had zo tegen een uur of één wel eens zin om de stramme ledematen weer wat soepelheid te geven en zo kreeg hij het idee om met een van die kleine visjes een beetje te gaan snoeken. Nauwelijks lag de lijn in het water of hij had al beet. Een snoek van 82 cm. Brinkempei-, die nog in de boot zat, wist niet hoe snel hij het schepnet moest pakken en aan land komen. Met het net voor zich uit, liep hij, als gefascineerd, naar de snoek, die een hevige strijd voerde. Dat was ongeveer een me ter of drie uit de kant. I Hij merkte niet eens dat hij te I water ging. Steeds dieper waadde hij, als een slaapwandelaar. Tot dat het Knauff ineens door de gedachten schoot, dat, na onge veer een meter, de kant recht naar beneden liep, tot een diepte van ongeveer vier meter. „Brink empei- kom terug," riep hij uit alle macht, want hij verwachtte hem ieder ogenblik met schepnet en al onder water te zien gaan. Geluk kig bleef hij, met het water tot aan het middel staan. Toen pas merkte Brinkemper waar hij was en hij wist niet hoe snel hij weer op het droge moest komen. OP STAL. „De snoek hebben wij tenslotte toch geschept, nadat wij hem eerst flink afgemat hebben, maar het is toch wel eigenaardig dat iemand zo geboeid kan zijn, dat hij tot het middel in het water loopt zonder het te mei-ken." „En dan kan ik nog het verhaal ver tellen," zo gaat Knauff verder, „van de keer, dat wij een snoek aan de haak hadden, die zo trok, dat wij alleen maar de boot hoef den los te gooien om thuis te komen." „Wij hebben hem toen op stal ge zet en hij is langzamerhand al aardig tam." „Hij weet wanneer het Zondag is, als wij gaan vis sen." „Dan komt hij zelf met het tuigje aandragen en kwispelt met zijn staart als een hondje." „En trekken dat dat diertje doet, daar kan geen buitenboordmotor te gen op." „Knauff," hebben wij toen ver wijtend gezegd, „geen vissersla tijn, je had het ons beloofd." GEEN GEBREK AAN AAS Bij chef Broek van de vermi- belli meenden wij de draad van het ge sprek ineens gevonden te hebben. „U hebt zeker geen gebrek aan aas hè?" „Op ver micelli zijn de vissen dol." „En er zitten al gaatjes in de pijpjes, dus ook geen moeite met aanslaan." „Net pieren, maar niet zo griezelig." Wij bleken het volledig mis te hebben. Vermicelli deeg is niet die „plat du jour" waarmee je een vis van standing nu eens echt kunt verrassen. Hoogstens kun je er een aasje mee leggen. Dat is het ruwe, voorbereidende werk. Chef Broek houdt het meest van de strijd, die het vissen biedt. Hij is ook de man van de grote vissen en eerste prijzen. Drie jaar geleden haalde hij een eerste prijs in de Brasemklasse met een Brasem van 59 cm. Dit gebeurde tijdens een wedstrijd van de Hengelvereniging Zaandam. Ook heeft hij nog een karper van 65 cm op zijn erelijst staan. „Hoe doe je dat nu, die grote vis sen vangen?" je hebt toch maar niet te kiezen?" „De vissen be palen toch zelf, wie er zal bijten en wie niet?" vragen wij. „Vissen is wel een kunst," aldus Broek, „maar," vervolgt hij eer- l-jk, „je kunt er nog zoveel aan doen en zoveel van afweten, geluk moet je hebben." De rust, die van het vissen uit gaat blijkt toch ook wel een grote aantrekkingskracht voor Chef Broek te hebben. Ook hem gaat het niet om de vis. 's Avonds keert hij zijn netje weer om in het water en geeft hij de gevange nen de vrijheid. „Soms komt het wel eens voor, dat ik het 's mid dags al om moet draaien omdat het vol is en laatst," aldus Broek, „heb ik op één dag de vangst wel viermaal terug moeten gooien." „Visserslatijn," hebben wij toen streng gezegd; immers wij waren blij, dat wij hier even de vinger op een wonde plek konden leg gen, want de misslag met het ver- micellideeg zat ons nog geducht dwars. ,U moet ook eens naar chef Vos gaan," besloot toen Broek, „die weet ook wel wat te vertellen en dat, terwijl hij er eerst helemaal niets in zag." Als hij mij hoorde zei hij altijd: „Wie gaat er nu zitten wachten op iemand, die hij niet kent. Ook chef Sj. Vos is een enthousiaste visser. In de oorlogsdagen is dat begon nen. Toen ging men met een stel collega's op de fiets naar Weesper- karspel en overnachtte daar op een hooizolder. In de buurt was een kom van 30 m. diep, waar de Amsterdamse Bal last Mij. naast de Vecht aan het baggeren was. Later zijn ook in de ringvaart bij Wormer op Zondagmorgen wel onderlinge wedstrijden gehouden, waar soms 30 A.H.-ers aan mee deden. Prijzen waren dan een blik biscuit e.d. De heer Vos vist bij voorkeur op brasem.

Personeelsbladen | 1954 | | pagina 3