kon de naam in moderne neon-letters boven de winkels verschijnen. Ook het interieur werd ruimer. Niet alleen schafte men steeds grotere panden aan, ook waren er minder ruimte-verslindende winkelbakken nodig, omdat het aantal verpakte artikelen gestaag toenam. In de jaren twintig was het aantal winkelbakken al gezakt van honderdveertig naar honderd, nu zakte het ver der naar zestig. Daardoor konden de bakken aan één kant van de winkel vervallen, inclusief de toonbank die daar ter afscherming voor stond. Omdat een andere toonbank was vervangen door een tegen de muur geplaatste vleeswarenvitrine, kreeg het publiek meer vloeroppervlak. In de betere zaken kon het zich daardoor makkelijker vergapen aan de pendelarmaturen, de eikenhouten lambrizering en een marmeren toonbank met ingebouwde, verlichte vitrine.20 Op de schappen - andermaal méér. Nieuw en tamelijk uniek waren Indische artikelen als ketjap, knoflook, sambal en kroepoek, waarmee men met het oog op repatrianten uit Nederlands-Indië was begonnen. Ook nieuw waren produkten als crackers, sandwich spread, cashew noten, Wrigley kauwgom, toilet papier en de al genoemde pindakaas. De grootste uitbreiding zat evenwel in een verdieping van het bestaande assortiment: geen zestig maar honderdtwintig zoet waren, geen tien maar twintig vleeswaren, geen vijftien maar veertig wijnen, etce tera. Verdieping was er ook doordat naast de bekende merkartikelen steeds meer artikelen onder eigen merk werden gebracht: honde- en kattevoer, schoonmaak - en poetsmiddelen, limonade, mosterd en allerlei oliën. Een gemiddelde zaak telde nu zo’n zeshonderd artikelen en een prijzenboekje uit 1938 gaf er al elfhonderd, waaruit een keuze kon worden gemaakt. Dit was een in het oog springend verschil met de winkels van De Gruyter, die weliswaar nog steeds fraaier oogden maar slechts vierhonderd artikelen voerden.21 Interessant in het huidige assortiment waren enkele overschrijdingen van het traditionele kruidenierspakket: bier, melk in blik, melkpoeder, taptemelk met suiker, koffieroom in tubes, verpakt roggebrood en pumpernickel. Zo ver men nét gaan. In de Verenigde Staten bestond al enige tijd het fenomeen van algemene levensmiddelenwinkel, waarin naast droge kruidenierswaren ook vers vlees, vers brood, verse groenten en fruit werden aangeboden. In Nederland waren enkele ondernemers hiermee eveneens gestart. Een zekere D. van der Stam opende in 1933 in Amsterdam-West een ‘winkelpaleis’ voor levensmiddelen ‘in den meest uitgebreiden zin van het woord’.22 En onder de filiaalbedrijven was het Jamin die in Rotterdam een viertal ‘gemengde levensmiddelenbedrijven’ stichtte.23 Deze ontwikkeling werd echter afgekapt door het Vestigingsbesluit Kruideniersbedrijf 1939, waarin een maximum aan het aantal artikelgroepen werd gesteld. Albert Heijn hield daaraan het bier en de genoemde zuivel- en broodprodukten over. 84

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 89