VRIJWILLIGE ORGANISATIES De oudste vorm van samenwerking van kruideniers, de inkoopverenigingen, had tot dan toe bepaald geen fraai epos opgeleverd. Ontstaan als reactie op de coöperaties, raakten de meeste verenigingen gelieerd aan de Nederlandsche Krui- deniersbond, en vanuit die bond werd in 1918 een poging ondernomen om de gros siers definitief uit te schakelen door de oprichting van de NV Grossierderij De Nederlandsche Kruidenier. Binnen vijf jaar moest ‘De Nederlandsche Kruidenier’ wegens grote verliezen ten grave worden gedragen. Dit fiasco had een sterke terug slag op het enthousiasme voor inkoopverenigingen, en men begon al te geloven dat kruideniers, anders dan bijvoorbeeld boeren, eenvoudig ongeschikt waren om de handen ineen te slaan, omdat zij niet voor een anonieme markt werkten maar voor de individuele consument. Niettemin kwam het andermaal tot initiatieven. In 1929 werd een nieuwe centrale gevormd: de Coöperatieve Inkoopvereniging ‘Enkabé’, in 1931 gevolgd door het ‘Nederlandsche Sperwerverbond’. Het aantal inkoopvereni gingen nam in die jaren toe met ruim vijftig; en bijna driekwart daarvan zou zich aansluiten bij een van de twee genoemde centrales. Hoewel sommige van deze verenigingen zich waagden aan gezamenlijke reclame en aan uitgebreide voorlichting over doelmatig bedrijfsbeheer, bleef hun nadruk liggen op de voordelige inkoop die zij konden bereiken. Het ging met ande re woorden om samenwerking tot aan de winkeldeur. Daarmee werd een ander De strijd tegen het grootwinkelbedrijf leek hiermee ten einde. Er zat voor de krui deniers niets anders op dan uit dat bedrijf lering te trekken. Al direct na het rap port van de Commissie voor de Economische Politiek ontstond een golf aan publikaties met adviezen over hoe de zelfstandige winkelier de concurrentieslag met het grootwinkelbedrijf kon overleven." Rationalisatie was daarbij het sleutel woord.12 De zelfstandige kruidenier moest meer zicht krijgen op zijn voorraden, omzet en verlies en winst: ‘Middenstanders, houdt boek!’ Hij moest zijn bestellin gen onderbrengen bij enkele grossiers en niet, zoals gebruikelijk was, bij zoveel mogelijk grossiers, om het ene gat met het andere te vullen.<Hij moest zijn vakken nis opvijzelen - inderdaad startte de Nederlandsche Kruideniersbond in 1930 een cursus, waaraan later ook de andere bonden deelnamen. Verder moest hij meer coulance betrachten: het ruilrecht, in grootwinkelbedrijven al heel gewoon, was bij de meeste middenstanders nog een voorrecht. Hij moest net als de grootwinkelbe drijven regelmatig koopjes aanbieden, wat niet alleen klanten trok maar ook een manier was om oude voorraden kwijt te raken. Hij moest zijn etalages en zijn win- kelinterieur verfraaien en regelmatig advertenties plaatsen. En ten slotte moest hij samenwerking met zijn collega’s zoeken... 76

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 81