1 - de chocolaterieën was wel dat zij vlak waren gesitueerd; men ging ervan uit cheffinnen te benoemen. Merkwaardig aan bij de kruidenierswinkels van Albert Heijn dat zij elkaar zouden versterken?9 Een zeer opmerkelijk experiment betrof een rijdende winkel. Een van de grootste helden van de massaconsumptie, Henry Ford, had dergelijke winkels ooit voor zijn arbeiders geïntroduceerd, en op een of andere manier, mogelijk via Henry Fords autobiografie My Life and Work, kreeg Gerrit Heijn hier weet van. Hij liet achterop een vrachtauto een stellage met zijn volledige assortiment plaatsen, en op een dag in 1925 begon chauffeur A. Hofman daarmee een vaste route door de Purmer- en Beemsterpolder te rijden. Hofman hoefde aanvankelijk nauwelijks te stoppen, maar na enige tijd haalde hij een omzet van duizend gulden per week, wat heel behoorlijk was. Gerrit koesterde al plannen om ook elders in het land dergelij ke wagens in te zetten, toen chauffeur Hofman er na zes maanden genoeg van had en overplaatsing aanvroeg. De winkel reed daarna nog vier maanden en werd ver volgens weer tot vrachtauto omgebouwd.20 Het frappante is dat in augustus van hetzelfde jaar de Zwitser Gottlieb Duttweiler, die veelal voor de bedenker van de rijdende winkel wordt gehouden, met vijf wagens in Zürich aan de opmars van zijn beroemde Migros begon.21 Voor de ‘sociaal kapitalist’ Duttweiler waren die wagens echter een wapen in de strijd om levensmiddelen goedkoper te maken; Heijn had daarvoor zijn winkels. Bovendien bleken tot in de jaren zestig van deze eeuw alleen Zwitserland en Engeland ontvankelijk te zijn voor rijdende winkels, wat te maken had met een relatief lage graad van bewinkeling en een grotere verspreiding van welvarende bevolkingsgroepen buiten de steden. En nóg een experiment: depots. De Gruyter en andere bedrijven kenden de depotvorm van oudsher, maar Albert senior wilde bij voorkeur winkels in eigen dom hebben. In 1927, kort na de mislukking van de rijdende winkel, dus allicht als alternatief ervoor, opende het trio een eerste depot in Schoonrewoerd; Kerkdriel en Oudenbosch volgden direct daarop. Het ging hier om plaatsen met minder dan zevenduizend inwoners, waar een eigen filiaal niet rendabel zou zijn geweest. Zaandam verzorgde de pui en de reclame van het depot en leverde de eigenaar de goederen tegen inkoopprijs plus een omslag. Hoewel het niet om een grote opzet ging, was het voordeel voor Zaandam dat nu ook delen van het land bereikt kon den worden waar men anders weg had moeten blijven.22 Een laatste experiment gold het bakkerijwezen. Formosa en uiteraard de fabrieken hadden geïllustreerd dat men ook andere paden kon bewandelen dan dat van de kruideniershandel. Op 10 april 1928 werd bakker J. Smits benoemd tot chef van een brood- en banketbakkerszaak in Beverwijk. Deze zaak kreeg geen navol ging; van een succes kan men daarom niet spreken.23 Wezenlijker was echter dat 67 BEKLEMMING EN VOORSPOED

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 72