GOEDKOOP EN DUUR Het filialenbestand kenmerkte zich eveneens door groei, al was die groei opnieuw langzamer dan bij De Gruyter. Albert Heijn ging in de jaren twintig van 85 naar 130 filialen, De Gruyter van 100 naar 175. In vergelijking met Albert senior, die in zijn goede tijd een gemiddelde van vijf haalde, was dit een redelijke score, maar het trio had het liefst tien nieuwe zaken per jaar willen hebben. Het belangrijkste obstakel was in deze jaren van betrekkelijke voorspoed: het vinden van winkelchefs. Ook om de gebakken koekjes naar boven te geleiden, waar ze door vrouwen in blikken werden gestopt, die weer op een band uit de blikwasserij kwamen aangegleden... De grootste stap was een cacao- en chocoladefabriek. Het besluit daartoe werd in 1923 genomen, naar verluidt vanwege de steeds groeiende winkelomzet in chocolade, maar mogelijk speelde ook een rol dat fabrikant Droste lange tijd uit prestige-overwegingen weigerde een bedrijf als Albert Heijn te bevoorraden. Het geval wilde dat Albert senior zakelijk geïnteresseerd was in een cacaofabriek in Alkmaar (‘Alkmaria’), zoals hij dat bijvoorbeeld ook was in de ‘Amsterdamse Reparatie Inrichting Voor Automobielen’, ‘Riva’. ‘Alkmaria’ werd in 1924 geliqui deerd, zodat diverse machines voordelig konden worden overgenomen. Elders wer den andere machines gekocht, waaronder een stoomketel: dit werd tevens het begin van stoomkracht in de fabriek. Vervolgens werden vijf ervaren arbeiders geronseld en in 1925 had men een volledig geïntegreerde cacao- en chocoladefa briek, waarin zowel repen als bonbons werden vervaardigd. De investering was met zes ton de omvangrijkste tot dan toe; er moest zelfs een banklening voor worden gesloten, en ook dat was nieuw.9 Nadat deze schuld was afgelost werd andermaal een perceel aan de Oostzijde verworven, waar in 1929 een betonnen nieuwbouw verrees, die de moge lijkheid bood met de verpakking van peulvruchten, rijst en olie te beginnen. In 1930 ten slotte werd op een aanpalend braakliggend terrein een nieuwe ‘biscuitfa briek’ neergezet, zoals de oude koekjesfabriek wat mondainer kwam te heten. Op de diverse interne verhuizingen en de uitbreiding van het kantoor aan de andere kant van de Zaan - mede mogelijk gemaakt doordat Albert senior in 1923 zijn woonhuis daar verliet en zich buiten Zaandam vestigde - zullen we maar niet ingaan. Wel van belang is dat op het kantoor al in het jaar dat Albert vertrok een poging werd ondernomen om een ponskaartensysteem in te voeren, wat vanwege de gebrekkige stand van de techniek nog niet lukte. Boekhoud-, reken- en telma chines, in dezelfde periode geïnstalleerd, functioneerden daarentegen bevre digend.10 61 BEKLEMMING EN VOORSPOED

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 66