HEDENDAAGSCH VERNUFT
komstige reacties uit. Zo vroeg Gerrit eens aan koekbakker Jan de Jong wat hij van
een oven vond die zojuist was geïnstalleerd. ‘Geen bliksem waard,’ zei De Jong.
Gerrit deelde mee: ‘Er komen er toch nog vier bij’. Waarop De Jong concludeerde:
‘Dan zijn jullie grote stommelingen6’.
Een dergelijke gemeenzame omgang herkennen we ook in het verhaal van
Gerrit die in Enkhuizen eens een ontslagen en amok makende chef met geweld de
winkel uitzette, wat hem de opmerking ontlokte dat de man met recht kon zeggen
dat hij ‘op straat was gesmeten’. ‘Stos’ - kouwe drukte J moest men nog altijd ver
mijden. Daarover ventileerde Gerrit ooit een veelzeggende anekdote, die jaren later
speelde, toen Jaap de Vries alweer onderdirecteur was, waaruit valt af te leiden hoe
diep die afkeer zat.7 Gerrit en De Vries waren allebei in Haarlem aangehouden
wegens te hard rijden. Het bleek vreemd genoeg dat Gerrit een boete van tien gul
den had gekregen en De Vries van zestig gulden. Gerrit informeerde bij De Vries
wat hij als beroep had opgegeven. ‘Onderdirecteur,’ antwoordde deze, waarop
Gerrit foeterde: ‘Stommerd, had dan ook kruidenier gezegd, zoals ik...’
Tot de eerste daden van het jeugdige drietal behoorde de uitbreiding van de pro-
duktie-afdelingen. De plannen daarvoor lagen al een tijd klaar en omdat de con
junctuur gunstig leek - menigeen geloofde na de beproevingen van ’14 - ’18 in een
prosperity for ever - begon men voortvarend. Er werd een nieuw perceel aan de
Oostzijde gekocht, waarin een kelder werd gemetseld, die in 1920 ruimte gaf aan
een nieuwe activiteit: het bottelen van wijnen. Het jaar daarop kwam de rest van
het pand klaar. Het was licht en luchtig en bevatte nieuwigheden als een lift en een
elektrische hijslier, wat een eind maakte aan het gesjouw op trappen, de gesel van
talloze ruggen. De belangrijkste gebruiker van het gebouw werd een verpakkingsaf-
deling voor granen, koffie en thee. Bezoekers werden getroffen door de ‘haast men-
schelijken arbeid’ die de desbetreffende machines verrichtten: zij sneden en plakten
uit rollen papier de pakjes, vulden ze af op gewicht en sloten en etiketteerden ze -
‘een treffend voorbeeld van het hedendaagsch vernuft, dat aangespoord door de
eischen naar steeds grootere productie, immer nieuwe middelen uitvindt, om han
denarbeid door economischer en hygiënischer arbeidsmethoden te vervangen’.8
Albert senior, op inspectie, meende dat er nu voor jaren voldoende
fabrieksruimte zou zijn, maar al in 1923 werd een volgend pand aan de Oostzijde ver
worven ten behoeve van de olie-afdeling. Ook de koekjesfabriek werd uitgebreid: er
kwam een zogenaamde kettingoven, die de koekjes op een transportband door het
bakproces heen trok. In 1926 zou er een verdieping op die fabriek worden geplaatst
60