53
De voedselsituatie verergerde. Nadat Duitsland in januari 1917 tegen Engeland een
duikbotenoorlog had afgekondigd, kwam de aanvoer overzee helemaal stil te lig
gen. In ruil voor steenkolen - het was ‘óf verkleumen óf verhongeren’ - transpor
teerde de Nederlandse regering levensmiddelen naar Duitsland.36 Dit leidde er
weer toe dat een groeiend aantal artikelen op de bon ging: boter, kaas, meel,
eieren, vlees en brandstof. Het fenomeen Ersatz, minderwaardige surrogaten, deed
zijn intrede en er begon gebrek te heersen - mede doordat de distributie allesbehal
ve feilloos functioneerde. Zo brak in de zomer van 1917 in de Jordaan een oproer
uit, omdat er geen aardappelen meer te krijgen waren, terwijl enkele ‘zwaar gevul-
worden, en sindsdien had men een ‘limonadefabriek’. Verder schijnt in deze jaren
het voorverpakken van arbeidsintensieve artikelen van de grond te zijn gekomen.
Een Engelse thee-afweegmachine zorgde ervoor dat men met twee inpaksters in
plaats van vijf kon volstaan; een Duitse inpakmachine maakte koffie klaar voor de
filialen; roomboter werd volautomatisch in halve ponden afgepast en een aftapma-
chine liet het lastigste artikel om te verwerken, stroop, zonder draderig geknoei in
potten verdwijnen. Verder werd in het pakhuis regelmatig suiker met de hand afge
wogen en voorverpakt, opdat de zaterdagdrukte in de filialen beter kon worden
opgevangen.
De rustperiode maakte ook een verandering mogelijk in de structuur van het
bedrijf. Albert was tot dusver degene geweest die alle verantwoordelijkheid droeg
en dagelijks de ontzaglijke informatiestroom tot zich moest nemen om het bedrijf
adequaat te laten functioneren. Alberts gezondheid begon hieronder te lijden. Op
13 juli 1915 benoemde hij opeens drie procuratiehouders, die hem bij alle voorko
mende gelegenheden mochten vertegenwoordigen en zo nodig zelf initiatieven
konden nemen. Het drietal bestond uit zijn eerste stafmedewerker Willem Fonds,
zijn schoonzoon Johan Hille én zijn oudste zoon Gerrit Heijn, die duidelijk met het
oog op de toekomst was benoemd. Gerrit, geboren op 22 november 1895, bevond
zich namelijk nog in militaire dienst en zou pas in 1917 ‘zakenverlof krijgen. Wel
had Gerrit een intensieve opleiding achter de rug. Hij had eerst net als zijn vader
een poging gedaan de Hoogere Burgerschool in Zaandam te halen, maar hij had
het er nóg korter uitgehouden: een trimester.35 Vervolgens had hij de driejarige
Handelsschool in de Amsterdamse Marnixstraat afgemaakt en was hij, zeventien
jaar oud, begonnen aan een reeks stages: eerst bij filialen in Baarn en Haarlem om
het handwerk te leren, en later bij een delicatessenwinkel in Frankfurt en een
agentschap in gecondenseerde melk in Londen. ‘Kruidenier ben ik altijd geweest,’
zou Gerrit over zichzelf zeggen.
EEN PIONIER DOET AFSTAND