In augustus 1916 werd eindelijk de Distributiewet afgekondigd. Nederland maakte voor het eerst kennis met een overheid die de volledige levensmiddelenvoorziening regelde. Brood ging op de bon; aardappelen, granen, vet, peulvruchten en koffie konden slechts in vastgestelde hoeveelheden en tegen maximumprijzen worden ingeslagen. En maximumprijzen golden eveneens voor vlees, vis, melkprodukten, groenten, bloem, suiker, zout, zeep en brandstoffen.33 Voor het kruideniersbedrijf betekende dit een hoop rompslomp, want om te verhinderen dat iemand boven zijn rantsoen uitkwam, moest elke transactie op naam worden genoteerd. Maar omdat het aantal artikelen voortdurend daalde, namen de werkzaamheden in de winkels weer af. De rare situatie deed zich voor dat desondanks de omzet van Albert Heijn steeg van twee miljoen gulden in 1914 tot vier miljoen gulden in 1917, wat te maken had met de hoge prijzen. Het animo om extra filialen te vestigen was echter niet groot. In vier jaar tijd zou Albert slechts acht winkels openen, een aantal dat hij voor de oorlog in anderhalf jaar haalde. Ook de vernieuwing in de winkels lag stil. Het enige dat vermeldenswaard is, kwam van buiten: margarine werd vanaf 1915 in kant-en-klare verpakking aangeleverd, wat een karweitje scheelde.34 In Zaandam was de toestand niet veel beter. Men nam in 1917 de gelegen heid te baat om over te schakelen op dubbel boekhouden, dus met debet- en cre- ditboekingen, waarbij ook de privé-boekhouding van Albert werd losgekoppeld van die van het bedrijf. Voor het overige werd er geëxperimenteerd. Johan Hille ontdekte samen met een zekere C.J. de Bruyn hoe limonadesiroop gemaakt moest se aanvoer via de Trustmaatschappij, al was dat niet tot genoegen van importeurs als Albert Heijn, die plotseling een corps van duizend ambtenaren tegenover zich vonden. Voordat de not, zoals de Trustmaatschappij werd afgekort, goed en wel op streek was, had men haar grafschift al klaar: Niemand Onzer Treurt.31 Ondertussen werden de grondstoffen schaarser, de kosten van het vracht vervoer hoger en de produktie van levensmiddelen in Nederland geringer. De Levensmiddelenwet bleek niet te kunnen verhinderen dat de prijzen voortdurend stegen. Albert Heijn en andere winkelbedrijven brachten niet eens meer prijscou ranten uit, omdat zij zich toch niet aan hun woord konden houden. De nood werd op een gegeven moment zo hoog dat Albert, klaarblijkelijk al gewend aan publiek optreden, op 30 maart 1915 een missive aan de minister van Landbouw, Handel en Nijverheid stuurde, waarin hij aandrong op de instelling van een distributiesys teem. Een afschrift hiervan stuurde hij aan De Gruyter en andere winkelbedrijven, met het verzoek zijn oproep te steunen. Helaas kreeg hij hierop slechts éénregelige afwijzingen, maar toch was er sprake van een doorbraak.32 52

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 57