DE EERSTE WERELDOORLOG
fabriek: de fabriek was er voor de filialen en niet omgekeerd. Hoewel Albert, zoals
gezegd, nooit een goed antwoord kon bedenken op de tien procents-actie van De
Gruyter, zou zijn bedrijf hierdoor wel een veel betere uitgangspositie krijgen.
was groot. Op de dag
hamsterwoede uit.
Afgezien van kleine tegenslagen had Albert Heijn tot dusver in een wereld geleefd
die nagenoeg zonder strubbelingen was. Zijn omzetten waren voortdurend geste
gen. Rond 1907, dus na twintig jaar werken, had hij zijn eerste één miljoen gulden
gerealiseerd, in 1910 zat hij op bijna anderhalf miljoen en in 1914 op ruim twee mil
joen gulden.25 Het geheim van dit succes was zijn prijsniveau, bij een gelijktijdige
uitbreiding van het filialennet. Toevallig had hij kort voor de Eerste Wereldoorlog
eens becijferd hoeveel hij gemiddeld goedkoper was dan de meeste zelfstandige
kruideniers. Hij noteerde alvast een tekst die hij in zijn prijscouranten zou gaan
gebruiken: ‘Bij ons koopen is 20% besparen’.26 Toen viel het beruchte schot in
Serajevo, waarna bijna alle Europese landen ten strijde trokken.
Nederland wist neutraal te blijven, maar de paniek
dat de oorlog begon, 28 juli 1914, brak onder het publiek een
Mensen stonden in lange rijen voor de toonbank van de kruideniers, van wie velen
de gelegenheid te baat namen om hun prijzen drastisch te verhogen. Albert Heijn
bleef min of meer trouw aan zijn oude opvattingen. Sinds januari 1913 verstuurde
hij interne weekberichten (beginnend met ‘Chef en eindigend met ‘Groetend’) en
daarin gaf hij het advies de prijzen alleen te veranderen wanneer concurrenten van
betekenis dat deden.27 De praktijk was intussen dat de meeste chefs de prijzen nau
welijks verhoogden, al was het maar vanwege de ‘mooie reclame’ die daarmee werd
bereikt, zoals een chef uit 's Hertogenbosch het uitdrukte.28
De bevoorrading werd echter snel een probleem. Sinds op 1 augustus de
mobilisatie was uitgeroepen, waren de wegen verstopt met militaire kolonnes en
werden talloze transportmiddelen geconfisqueerd. Bovendien mocht er geen meel
uit de Vesting Holland verdwijnen. Het ergste was dat het betalingsverkeer ontre
geld raakte. Tegelijk met de hamsterwoede was een run op de banken ontstaan,
waarbij het publiek bankbiljetten had verwisseld voor klinkende munt om te kun
nen potten. Met zilverbons en noodbiljetten kon de Nederlandsche Bank de geld
circulatie nog juist draaiende houden, maar het kredietwezen kwam volledig tot
stilstand. Banken verstrekten geen leningen meer, wissels werden niet langer
betaalbaar gesteld en waar leveranciers hun afnemers vroeger een krediet van een
maand of langer toestonden, vroegen zij nu om vooruitbetaling of betaling onder
rembours, dus bij aflevering. Veel leveranciers achtten zich zelfs ontslagen van hun
50