in Amsterdam, al werd de kracht enigszins uit het bedrijf gehaald door een broe dertwist, waaruit in 1914 de vana voortkwam. Een snel groeiende keten was die van Jacob Zijlstra Hzn., een voormalig grossier uit Zwolle, die naar eigen zeggen bekneld was geraakt tussen importeurs aan de ene kant en coöperaties en inkoop- verenigingen aan de andere kant en daarom het detailhandelspad was opgegaan.18 Vooralsnog was Zijlstra echter een regionale keten en daarvan verrezen er meer: de Edah in Brabant, Victoria in Groningen, Wijnbergh in Noord-Holland, Pieters Teeuwen in Limburg. Ook waren er enkele fabrikanten, zoals Verkade en Jamin, die winkelketens opzetten om een afzetkanaal voor hun produkten te creëren. De meest gevreesde concurrent van Albert Heijn was fabrikant annex detailhandelaar P. de Gruyter Zn... Dat lag niet zozeer aan het aantal filialen van De Gruyter. Rond 1914 was de getalsverhouding tussen de grootste bedrijven ongeveer als volgt: Van Ame- rongen 59 filialen, Albert Heijn 47 filialen, De Gruyter 44 filialen, Zijlstra 33 filialen en Simon de Wit 29 filialen.19 Qua omvang verschilden Albert Heijn en De Gruyter dus nauwelijks van elkaar, maar in tegenstelling tot de rest mikten beiden op het welvarende deel van het publiek. Hun nadruk lag daarom op de verkoop van koffie in plaats van thee, hoewel thee, aanmerkelijk goedkoper, toen door veel meer men sen werd gedronken.20 Onder het welvarende publiek had Albert Heijn vanwege zijn delicatessen en ‘comestibles’ een betere naam dan De Gruyter, maar de laatste was vermaard om zijn rijke interieurs. Waar Albert Heijn nog slechts decoraties liet schilderen, beschikte De Gruyter al over volledig gedecoreerde tegeltableaus. Bovendien was het Bossche bedrijf bij de invoering van het kasregister op een uniek lokmiddel gekomen. Om zowel zijn klanten te binden als hen tot vlotte afre kening te bewegen, voerde het bedrijf vanaf 1902 de regel in dat men voor elke tien gulden aan betalingen, waarvoor kassabonnetjes als bewijs golden, één gulden terugkreeg. De bijbehorende slogan luidde: ‘En betere waar én tien procent’.21 Hoewel sommigen De Gruyter vanwege deze handelwijze ‘Piet de Dief zouden gaan noemen - het ging immers om een onvrijwillig spaarsysteem - was het meren deel van de klanten razend enthousiast. Albert mopperde tevergeefs in zijn adver tenties: ‘De winkelier die 10 pet zoogenaamd van zijn winst kan afstaan nam een veel te grote winst’. Maar hij noch zijn directe opvolgers zouden er ooit een afdoend antwoord op weten te vinden... EEN PIONIER DOET AFSTAND 47 1

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 52