Hoewel zij kritiek hadden op de nieuwe verkooptechnieken en de coöperaties,
onderkenden zij het succes dat ermee werd behaald. De nieuwe technieken zouden
dan ook geleidelijk door alle kruideniers worden overgenomen, maar een aantal
van hen liet zich zelfs al inspireren door de ‘vermaledijde’ coöperatie. Wat de coö
peratie zo voordelig maakte was de gezamenlijke inkoop. Dat konden zelfstandige
kruideniers ook en waarschijnlijk zelfs beter, omdat zij meer vakkennis bezaten en
met elkaar meer kapitaal konden opbrengen. Uit deze gedachte ontstonden, ver
moedelijk naar Duits voorbeeld, zogenoemde ‘inkoopverenigingen’. De praktijk
ervan was overigens lastiger dan de theorie. De betrokken kruideniers moesten de
banden met hun grossiers, die meestal hecht waren vanwege de kredietverlening,
verbreken en zij waren bovendien behept met een historische argwaan jegens
elkaar. Dit laatste was misschien nog de grootste hindernis; sommige verenigingen
kenden daarom de regel dat de aangesloten winkels op minstens vijftien minuten
lopen van elkaar moesten liggen.15 Ondanks wervende namen als ‘Ons Belang’,
Eendracht Maakt Macht’ en ‘Door Eendracht Sterk’ zou het verschijnsel inkoop-
vereniging geen grote vlucht nemen. In 1898 werd de eerste in Winterswijk
gevormd, in 1903 volgde de tweede in Amsterdam en in 1914 bezaten ongeveer tien
gemeenten een dergelijke vereniging.16
Voor Albert Heijn waren het niet de inkoopverenigingen die de verhoogde concur
rentie aangaven, en evenmin de coöperaties, waarin de politieke idealen nog zozeer
de overhand hadden dat de zakelijke belangen er dikwijls aan opgeofferd werden.
De concurrentie kwam in toenemende mate van de collega-Bliaalbedrijven. Simon
de Wit (‘Ik ben de grootste concurrent’) was tot ergernis van Albert enkele maanden
na hem met zijn pakhuis naar Zaandam gekomen, terwijl zij al in diverse plaatsen,
zoals in de Haarlemse Anegang, vlak naast elkaar zaten. Voordat zij het wisten
waren zij in een dusdanige prestigeslag verwikkeld dat degene die de ander op straat
het eerst opmerkte snel overstak om niet te hoeven groeten. Dit had zeker ook te
maken met hun uiteenlopende achtergrond: Simon een ‘ongeschoold natuurtalent’
zonder geld, Albert een ‘geschoold brein’ met flinke financiële rugdekking. Het per
soneel van beiden versterkte die rivaliteit nog eens door sluipend langs eikaars win
kels de prijzen te noteren en vervolgens een halve cent onder de ander te gaan zitten,
waarop die ander weer met een halve cent onder de eerste dook, etcetera. Het liep
op zeker moment zo hoog op dat verklikkers vanuit drukkerijen toekomstige recla-
me-aanbiedingen gingen doorbrieven, wat voor de benadeelde partij weer aanlei
ding was tot schijnmanoeuvres, teneinde verkeerde reacties uit te lokken.17
Door het Zaans-chauvinistische aspect was Simon de Wit een bijzondere
concurrent, maar hij was niet de enige. Van Amerongen was nog steeds dominant
46