44
X.
Rond 1910, nog voordat hij met eigen produktie begon, ontdekte Albert Heijn de kracht van huis
merken. Momenteel bestaat ongeveer dertig procent van de verkoop bij Albert Heijn uit huismer
ken.
kasregister van NCR (1899) en een bordeauxrode, staande kaassnijmachine van Van
Berkel (1914). De nieuwste generatie winkels kreeg met bloemen en druiventrossen
beschilderde muren en had in plaats van planken graniet op de vloer, waarvan - dit
was toen nog geen cliché - men desgewenst kon eten, zoals een regionaal dagblad
meldde. Verder werden vanaf 1914 de etalages aan de winkelzijde met schotten
dichtgemaakt (wit marmer op de etalagevloer!) om de privacy van de klanten te
verhogen. Tekenend was dat er ook een onderscheid ontstond tussen ‘gewone’ en
‘betere’ zaken. De ‘betere’ zaken waren volledig betegeld en beschikten over afsluit
bare kastjes met geslepen ruitjes om de ‘comestibles’ feestelijker te laten uitkomen.9
Eenmaal op deze weg moest ook de service verbeteren. Een dienst die
Albert Heijn in Oostzaan leverde maar in de filialen alleen bij hoge uitzondering,
was het thuisbezorgen van boodschappen. Dit thuisbezorgen was vooral een uit
komst voor huisgezinnen die geen dienstmeisje hadden maar zich toch te deftig
voelden om in een winkel te verschijnen. Dergelijke huisgezinnen waren dan ook
in meerderheid klant bij zelfstandige kruideniers, die als het moest diverse keren
per dag met een onsje van dit of van dat over straat liepen. Wederom op instigatie
van zijn chefs wilde Albert hierbij niet achter blijven. Hij wekte vanaf 1910 zijn
klanten op: ‘Laat dagelijks vragen en bezorgen aan huis’.
Hiermee haalde hij onvermijdelijk iets anders aan: afrekening op termijn,