I
Zeer stimulerend was ook Simon de Wit uit het nabije Wormerveer.
Simon de Wit had in 1867, na de dood'van zijn vader, op vijftienjarige leeftijd de
zorg voor het gezin op zich gekregen, en was met een lening van dertig gulden een
huis-aan-huis handeltje in kaas begonnen. Ongeveer zeven jaar later opende Simon
een winkel in Wormerveer, dat als opschrift droeg ‘Spek, vet en sigaren’. Het was
dan ook een ouderwetse komenij, een ‘smerig Toonbankie’. In 1880 begon hij aan
de Zaanweg in Wormerveer een ‘gecombineerde winkel’ van kruideniers- en grut
terswaren, inclusief een breed assortiment kaas, wat zijn handelsmerk zou blijven.
Rond 1888, ogenschijnlijk spontaan, volgde zijn meest verregaande zet. Omdat een
beurtschipper hem had verteld dat in Amsterdam de prijzen tweemaal zo hoog
waren als in Wormerveer, opende hij zonder te dralen een zaak aan de
Laurierstraat in de Jordaan. Toen Albert Heijn nog in Purmerend aan het naden
ken was, had Simon reeds vijf filialen: een in Wormerveer, drie in Amsterdam en
een in Zaandam. Deze winkels waren wel veel eenvoudiger dan die van Van
Amerongen; wat dat betreft verloochende Simon zijn verleden als komenijhouder
niet. Simon deed trouwens ook weinig aan reclame, wat hij in een van zijn spaarza
me advertenties motiveerde met de stelling dat de kosten van reclame altijd uit de
zak van de klant worden betaald. Wel nam hij die gelegenheid te baat om zich met
zijn vijf winkels meteen uit te roepen tot ‘De grootste en goedkoopste detailzaak in
Nederland’. Zijn dreigende en niet te weerspreken slagzin zou komen te luiden: ‘Ik
ben de grootste concurrent’.37
Albert Heijn besloot eenzelfde kant op te gaan. Als bemiddeld man kon hij de
zaken echter anders aanpakken dan zijn Nederlandse voorgangers. Hidden die
steeds panden gehuurd, Albert kocht uit een failliete boedel een oud pakhuis op de
Westerstraat 72 in Purmerend, liet dat neerhalen en zette er in 1895 een geheel
nieuwe winkel voor kruideniers- en grutterswaren neer. Zijn eerste chef, A.J. Bos,
die er vier jaar lang zou blijven, trok in de bovenwoning.38
Wat direct trof, was dat de winkel qua uitstraling op een breder publiek
mikte dan Simon de Wit, Van Amerongen en Bluijssen, om maar te zwijgen van
Alberts eigen dorpswinkeltje in Oostzaan. Het front werd gevormd door twee
grote, in gietijzeren pilasters omvatte etalages, waarin fraaie uitstallingen mogelijk
werden. Het interieur was, hoewel gedeeltelijk groen geschilderd, zeer licht. De
houten vloer was nog bedekt met een laagje wit zand en aan de muren zaten slechts
schappen en open bakken, maar de u-vormige toonbanken waren met kraal-
schrootjes en consoles afgewerkt en hadden een blad van echt marmer...39
Ook in zijn openingsreclame deed Albert een beroep op een breed
publiek. Hij eiste contante betaling, wat hem in Oostzaan waarschijnlijk nooit
36
Li.