34
DE COMBINATIE IN OOSTZAAN
een kleine voorraad, deden op alle mogelijke manieren aan reclame, namen genoe
gen met een ‘zeer minime winst’ en legden de nadruk op omzet, omzet en nog eens
omzet. Het bijzondere aan deze detaillisten was dat zij zichzelf tooiden met de
naam ‘kruideniers’ - tot schrik van de ‘echte’ kruideniers, die hun beperkte assorti
ment nog onder eigen etiket aanboden en met een zekere chic waren omgeven.31
Albert Heijn zat met zijn winkeltje dus helemaal in het spoor van de moderne ont
wikkelingen. Hij had de ‘genera! store’ van zijn vader omgezet in een specialistisch
bedrijf en hij kende een bezorging. Wel hield hij voorlopig vast aan diverse
gebruiksartikelen én aan zijn grossierschap voor de weduwezaakjes in het dorp;
maar dat hij het nodige van de detailhandelsrevolutie had opgestoken, blijkt uit een
nota uit 1890 aan de gemeente Oostzaan, waarop stond voorgedrukt: ‘voor aan
UEd. a contant verkocht en geleverd’.32
Intussen ontwikkelde de winkel zich naar wens. In het laatst genoemde
jaar, 1890, moest Albert een knecht in dienst nemen, Luc Hoeve, die ook als oppas
ging fungeren, want Albert en Neeltje zouden vijf meisjes en twee jongens krijgen,
terwijl Neeltje in de winkel bleef werken. Een tweede knecht, speciaal voor de
bestellingen, trad in 1893 aan, Willem Lust. Het gezegde wil: retailing is detailing.
Willem Lust moest op zeker ogenblik in Purmerend een fiets met kettingaandrij-
ving - merk ‘Cleveland’ - gaan halen, de eerste van dien aard in Oostzaan, en het is
alsof die fiets allerlei veranderingen entameerde...
Zo liet Albert in 1894 op zijn rekeningen de aanduiding ‘Koloniale Waren
en Gedistilleerd’ zetten, wat aangeeft dat hij zich inderdaad op het nieuwe kruide-
niersvak concentreerde. Rond 1895 ook moet hij een zogenoemde ‘boibrander’ heb
ben aangeschaft, waarin boven open vuur koffie en pinda’s konden worden
gebrand. Dit was een bewuste keuze, want in dezelfde tijd presenteerden producen
ten als Douwe Egberts en Van Nelle zich op nationale schaal, maar kennelijk prefe
reerde Albert de statusvolle traditie van de stadse kruidenier-koffiebrander. Zijn
assortiment groeide. Hij ging biscuits verkopen, en ook vet en spek, waarvoor een
speciale vliegenkast moest worden getimmerd. Zijn zakken plakte hij niet langer
zelf, maar liet hij halen bij weeshuizen en gevangenissen, en later bij de Zaanse zak-
kenindustrie.
Het opvallendste nieuwtje uit deze periode was dat hij net als de moder
nistische winkeliers in de steden strooibiljetjes met reclame ging verspreiden, waar
op snoevende teksten stonden als: ‘Ik, Albert Heijn, lever de beste waar’, ‘ik bied u
meer voor minder geld’, 'bij mij bent u het goedkoopst uit’, enzovoorts. Hiermee